Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 1-68

ZITTING 1997-1998

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Staatssecretaris voor Veiligheid, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken, en staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu, toegevoegd aan de minister van Volksgezondheid (Veiligheid)

Vraag nr. 789 van de heer Olivier d.d. 19 januari 1998 (N.) :
Parkeerkaart aan minder-validen. ­ Toekenning en beoordelingscriteria.

Personen die in aanmerking denken te komen voor de toekenning van een parkeerkaart voor minder-validen, moeten een aanvraag indienen met het zogenaamde formulier 4. Dit formulier wordt ingevuld door een geneesheer.

De arts bepaalt daarbij de graad van zelfredzaamheid van de betrokken persoon. Deze zelfredzaamheid wordt geëvalueerd op basis van zes criteria :

1. de verplaatsingsmogelijkheden;

2. de mogelijkheden om voedsel te nuttigen of te bereiden;

3. de mogelijkheid om voor de persoonlijke hygiëne in te staan en zich te kleden;

4. de mogelijkheid om de woning te onderhouden en huishoudelijk werk te verrichten;

5. de mogelijkheden om te leven zonder toezicht, bewust te zijn van gevaar en gevaar te kunnen vermijden;

6. de mogelijkheden tot communicatie en sociaal contact.

Elk criterium wordt beoordeeld op een schaal van 0 tot 3.

De betrokken persoon ontvangt een parkeerkaart voor minder-validen wanneer hij/zij getroffen is door een blijvende vermindering van de graad van zelfredzaamheid van ten minste 12 punten.

Wanneer we de toekenningsprocedure en de beoordelingscriteria op hun efficiëntie bekijken, stellen we een aantal hiaten vast :

1. De aanvraag voor een parkeerkaart van een persoon waarvan reeds een medisch dossier bij de Dienst Minder-validen bestaat, wordt geregeld aan een bijkomend medisch onderzoek onderworpen, terwijl de aanvraag van een persoon die geen dossier heeft bij de Dienst Minder-validen, veel minder frequent aan een bijkomend medisch onderzoek onderworpen wordt. Toch gaat het in beide gevallen om een medische verklaring, een verklaring door een arts, die in de meeste gevallen zijn of haar patiënt goed kent.

Is de geachte staatssecretaris zich bewust van deze verschillende behandelingswijze en hoe denkt hij dit op te lossen ?

2. De vermelde beoordelingscriteria van de fysieke en psychische gezondheidstoestand van de aanvrager zijn dezelfde criteria als voor de toekenning van de integratietegemoetkoming en voor de hulp aan bejaarden. Deze criteria zijn echter voor een groot deel irrelevant voor de beoordeling van het al dan niet toekennen van een parkeerkaart.

De mogelijkheden waarover een persoon al dan niet beschikt om zijn woning te onderhouden en huishoudelijk werk te verrichten zijn bijvoorbeeld van weinig belang om een oordeel te vellen over de al dan niet toekenning van een parkeerkaart.

Is de geachte staatssecretaris zich bewust van het probleem en hoe denkt hij te komen tot een efficiëntere en medisch correcte beoordelingsschaal ?

3. Parkeerkaarten voor minder-validen worden nog enkel afgeleverd met vermelding van de naam van de persoon en dit om misbruik te vermijden. Deze kaarten moeten zodanig aangebracht worden dat de naam steeds zichtbaar is. Dit is een flagrante schending van de privacy van de persoon. Zijn er geen andere mogelijkheden zoals bijvoorbeeld de vermelding van alleen de nummerplaat of een onuitwisbaar kenteken op de nummerplaat ?

Hoe staat de geachte staatssecretaris tegenover dit concreet voorstel ?

Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid het volgende te antwoorden op zijn vraag.

1. Voor de vragen vermeld in punt 1 en 2 verwijs ik naar het ministerieel besluit van 29 juli 1991 waarbij de personen worden aangeduid die de speciale parkeerkaart voor gehandicapten kunnen verkrijgen alsook de ministeries die bevoegd zijn om deze kaart uit te reiken en waarbij het model ervan, alsmede de modaliteiten van afgifte, intrekking en gebruik worden bepaald (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1991), gewijzigd bij het ministerieel besluit van 5 april 1996 (Belgisch Staatsblad van 7 mei 1996).

Artikel 1 van het besluit bepaalt dat het gaat om :

a) de personen die door een blijvende invaliditeit van tenminste 80 % getroffen zijn;

b) de personen wier gezondheidstoestand tot een blijvende vermindering van de graad van zelfredzaamheid met ten minste twaalf punten leidt;

c) de personen die getroffen zijn door een blijvende invaliditeit die rechtstreeks toe te schrijven is aan de onderste ledematen en ten minste 50 % bedraagt;

d) de personen die volledig verlamd zijn aan de bovenste ledematen of bij wie deze geamputeerd zijn;

e) burgerlijke en militaire oorlogsinvaliden met minstens 50 % oorlogsinvaliditeit.

Deze categorieën werden vastgesteld op basis van de adviezen van de Nationale Hoge Raad voor gehandicapten.

Overeenkomstig artikel 2 van dit besluit wordt de speciale parkeerkaart aangevraagd aan de hand van een formulier dat als bijlage 2 van het voornoemde besluit gaat. Uit dit formulier blijkt dat bij de aanvraag gericht aan het ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu een attest gevoegd moet worden uitgaande van een gerechtelijke of administratieve overheid, waaruit blijkt dat de aanvrager tot één van de bovenvermelde categorieën behoort.

Indien evenwel blijkt uit een medisch onderzoek door het ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu dat de aanvrager reeds tot één van de bovenvermelde categorieën behoort, moet er geen attest worden bijgevoegd.

Bij ontstentenis van een attest uitgaande van een gerechtelijke of administratieve overheid of van een eerdere medische erkenning door het ministerie, moet het model van attest afgedrukt op het aanvraagformulier, ingevuld worden door een geneesheer naar keuze van de aanvrager. In dit geval wordt uitdrukkelijk voorzien dat de aanvrager bloot gesteld is aan een later medisch onderzoek door een geneesheer van het ministerie.

In geval van medisch onderzoek door een geneesheer van het ministerie, onderzoekt deze of de aanvrager aan de medische criteria voldoet om een parkeerkaart te verkrijgen. Enkel in dit geval wordt het formulier vier gevraagd om na te gaan of hij minstens twaalf punten heeft op de schaal van zelfredzaamheid.

Gelet op het aantal aanvragen van speciale parkeerkaarten, enkel vergezeld van een attest van de behandelende geneesheer, is het niet mogelijk om voor elk van deze aanvragen over te gaan tot een medisch onderzoek door een geneesheer van het ministerie.

Een systematische controle is daarenboven ook niet mogelijk omdat voorrang dient te worden gegeven aan directe financiële hulp zoals de tegemoetkomingen aan gehandicapten en de sociale en fiscale voordelen. Het is voor gehandicapte personen immers uitermate van belang dat de onderzoekstermijnen met betrekking tot de toekenning van tegemoetkomingen tot een minimum beperkt blijven.

Er wordt ook overgegaan tot een medisch onderzoek wanneer er ernstige tegenstrijdigheid bestaat tussen het attest, ingevuld door de behandelende geneesheer en andere gegevens in het bezit van het ministerie (bijvoorbeeld een ander attest van een behandelende geneesheer, een vroegere medische beslissing van het ministerie waaruit blijkt dat de aanvrager niet tot één van de categorieën behoorde).

2. In antwoord op punt 3 van uw vraag verwijs ik naar bijlage 1 van het bovenvermeld ministerieel besluit van 29 juli 1991 waar bepaald is dat de naam, voornaam en woonplaats van de houder van de kaart vermeld worden op de voorzijde van de kaart. Deze vermeldingen stonden reeds op de kaarten die voorheen door het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de gehandicapten werden afgeleverd.

In het antwoord op de parlementaire vraag van 8 september 1997 van de heer Filip Antheunis (bulletin van Vragen en Antwoorden , Kamer, 1997-1998, nr. 108, blz. 14674) wordt evenwel gezegd : « Tot slot kan gesteld worden dat de voorschriften bij het gebruik van de speciale parkeerkaart bij afwezigheid van de bestuurder van het voertuig en/of de titularis van de speciale kaart niet als dusdanig geïnterpreteerd worden dat de mindervalide verplicht zou zijn de kaart met de voorzijde en dus met zijn naam en adres van buitenuit leesbaar aan te brengen. Aangezien enerzijds het pictogram van de mindervalide op beide zijden van de kaart voorkomt en anderzijds alle reglementaire speciale kaarten in principe ten minste geldig zijn tot 31 juli 2001, is politietoezicht in dit bijzonder geval steeds mogelijk, welke kant van de kaart ook van buitenuit zichtbaar is. »

De Raad van de Europese Unie heeft een ontwerp van aanbeveling over een parkeerkaart voor gehandicapten goedgekeurd. Dit ontwerp dient nog aan het Europese Parlement te worden voorgelegd.

Deze aanbeveling heeft als doelstelling een enig model van parkeerkaart in te voeren om het vrij verkeer van gehandicapte personen binnen de Europese Unie te vergemakkelijken.

Het huidig ontwerp bepaalt dat de keerzijde van de kaart de naam, de voornaam alsmede de foto en de handtekening van de houder bevat en bijgevolg niet langer meer het adres.

Ik overweeg derhalve over te gaan tot een wijziging van het bovenvermeld ministerieel besluit van 29 juli 1991 om het overeenstemming te brengen met de aanbeveling van de Raad van de Europese Unie zodra deze aanbeveling door het Europese Parlement goedgekeurd werd.


(1) P(eace) K(eeping) O(perations).

(2) Worden ook de P3-landen genoemd.

(3) A(frican) C(risis) R(esponse) I(initiative) : project van de Verenigde Staten om de PK-capaciteit van de Afrikaanse strijdkrachten te optimaliseren voor inzet op het eigen continent.

(4) Deze principes zijn : legaliteit, versterking van de capaciteit op lange termijn, toegankelijkheid (ten opzichte van de Afrikaanse landen en donor-landen) en transparantie.