Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 1-67

ZITTING 1997-1998

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-eerste minister en minister van Begroting

Vraag nr. 820 van mevrouw Cornet d'Elzius d.d. 30 januari 1998 (Fr.) :
Totale overheidstekort in 1997.

Volgens de voorlopige cijfers die u hebt bekendgemaakt, zou het totale overheidstekort in 1997 gedaald zijn tot 2,4 % van het bruto binnenlands product (BBP) in plaats van de oorspronkelijk geraamde 2,9 % (zie Trends van 8 januari 1998).

Het BBP heeft betrekking op de economische activiteit van het hele land : zou het dan niet logisch zijn ervan uit te gaan dat het « totale overheidstekort » moet bestaan uit de som van de tekorten van de federale regering, van de gewestregeringen en van de Franse Gemeenschap ?

Zou u me in die zin voor elk van de laatste vijf jaren de volgende gegevens kunnen mededelen :

1. het BBP;

2. het totale tekort van de federale overheid;

3. het totale tekort van elk van de drie gewesten en van de Franse Gemeenschap;

4. de verhouding van de som (2 + 3) tot het BBP (1) ?

Antwoord : Het totale overheidstekort dat op 5 januari 1998 werd bekendgemaakt op basis van een voorlopige evaluatie voor 1997 betreft zowel het tekort van de nationale regering als dat van de andere entiteiten met inbegrip van de gewesten en de gemeenschappen.

De bijgaande tabel bevat de gevraagde statistieken opgemaakt op basis van een meer recente voorlopige versie van de rekeningen die aangeeft dat het totale overheidstekort van 1997 wordt teruggebracht tot 2,3 % in plaats van 2,4 %.

Hierbij wordt op twee punten de aandacht gevestigd :

1. Voor de gewesten en de gemeenschappen is er per deelgebied geen statistiek volgens de methodiek voorgeschreven door het Verdrag van Maastricht beschikbaar.

2. Het totale overheidstekort omvat ook de nettotekorten of -overschotten van de sociale zekerheid, de gemeenten, de provincies en de OCMW's.

Nettofinancieringsbehoeften
van de gezamenlijke overheid

(in miljarden frank)

BBP. ­ P.I.B.
NFB. ­ B.N.F.
1993
7 409,6
1994
7 762,3
1995
8 055,6
1996
8 305
1997
8 649
Bedrag
­
Montant
% v/h BBP
­
% du P.I.B.
Bedrag
­
Montant
% v/h BBP
­
% du P.I.B.
Bedrag
­
Montant
% v/h BBP
­
% du P.I.B.
Bedrag
­
Montant
% v/h BBP
­
% du P.I.B.
Bedrag
­
Montant
% v/h BBP
­
% du P.I.B.
(1) Federale overheid. ­ Pouvoir fédéral - 458,3 6,19 % - 376,4 4,85 % - 320,9 3,98 % - 250,1 3,01 % - 214 2,47 %
(2) Gewesten en gemeenschappen. ­ Régions et communautés - 46,7 0,63 % - 55,4 0,71 % - 54,4 0,68 % - 38,7 0,47 % - 20 0,23 %
(3) = (1) + (2) Centrale overheid. ­ Pouvoir central - 505,0 6,82 % - 431,8 5,56 % - 375,3 4,66 % - 288,7 3,48 % - 234 2,70 %
(4) Sociale zekerheid. ­ Sécurité sociale - 9,6 0,13 % 50,7 - 0,65 % 28,3 - 0,35 % 1,8 - 0,02 % 21 - 0,24 %
(5) Lokale besturen. ­ Pouvoirs locaux - 12,8 0,17 % 1,5 - 0,02 % 31,5 - 0,39 % 20,1 - 0,24 % 14 - 0,16 %
(6) = (3) + (4) + (5) Gezamenlijke overheid. ­ Ensemble des administrations publiques - 527,4 7,12 % - 379,5 - 4,89 % - 315,5 3,92 % - 266,9 3,21 % - 199 2,30 %