Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 1-65

ZITTING 1997-1998

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Tewerkstelling en Arbeid, belast met het Beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen

Vraag nr. 518 van de heer Olivier d.d. 21 oktober 1997 (N.) :
Stopzetten activiteiten VZW De Taxifiets te Gent wegens onaangepast sociaal tewerkstellingsstatuut.

Tijdens het weekeinde van 4 en 5 oktober deelde de VZW De Taxifiets mee dat hun activiteiten, exact drie maanden nadat de eerste rit werd uitgevoerd, voorlopig worden opgeschort. Aan de basis van deze beslissing liggen geenszins commerciële overwegingen. Vanuit commercieel oogpunt kan het taxi-fietsproject immers succesvol worden genoemd. Tijdens de maanden juli, augustus en september kon een heel grote respons van de gebruikers worden vastgesteld. In juli maakten de taxifietsen 3 600 ritjes, in augustus 2 800. De cijfers voor september zijn nog niet ter beschikking.

Het fietstaxiproject viel vooral in de smaak bij Gentenaren. 95 % van de klanten bestond uit Gentenaren, terwijl maar 5 % van het cliënteel uit toeristen bestond. Daarmee wordt meteen de stelling ontkracht als zou de taxifiets vooral een sightseeing vehikel zijn. Er moet dus worden vastgesteld dat het project werkte en dit niet alleen in de zomermaanden.

De initiatiefnemers klagen echter het feit aan dat de overheid naliet een aangepast sociaal tewerkstellingsstatuut uit te werken.

De VZW had vooral gehoopt op de snelle invoering van de zogenaamde Smet-banen, banen in de dienstensector gecreëerd voor langdurig werklozen. Vermits dit wordt uitgesteld tot begin volgend jaar was het project niet langer leefbaar. Ook het feit dat er in Gent nog steeds geen plaatselijk werkgelegenheidsagentschap (PWA) actief is, stond de werkverschaffing in de weg. Het was de bedoeling van de initiatiefnemers om vanaf 1 oktober honderd nieuwe jobs te creëren met een beperkte investering van 150 000 frank per nieuwe baan.

Nochtans betreft het hier een creatief project dat door jonge mensen werd uitgewerkt en dat aan een aantal prangende maatschappelijke problemen tegemoetkomt met name het mobiliteitsprobleem enerzijds en de mogelijkheid tot het creëren van tewerkstelling voor langdurig werklozen anderzijds. Voor het project bestaat trouwens enorm veel belangstelling in andere Europese steden als Montpellier, Straatsburg, Münster, Groningen en Amsterdam.

Graag had ik van de geachte minister een antwoord op volgende vragen :

1. Vindt de geachte minister het geen teken aan de wand dat er sociaalrechtelijk in ons land geen plaats meer is voor dergelijke creatieve projecten voor langdurig werklozen ?

2. Waarom kon voorlopig geen aangepast statuut worden uitgewerkt voor dit project ?

Antwoord : In antwoord op zijn vraag heb ik de eer het geachte lid het volgende mede te delen.

Aangezien de initiatiefnemers van het door het geachte lid vermelde project mij over het bestaan ervan niet hebben geïnformeerd, ken ik er dus de concrete inhoud niet van. Bijgevolg is het mij niet mogelijk om te bepalen welke concrete maatregelen hierop van toepassing zouden kunnen zijn.

Ik wens de aandacht van het geachte lid erop te vestigen dat er reeds een heel aantal regelingen bestaan voor de inschakeling van langdurig werklozen. En dit zowel op federaal als op regionaal vlak, vaak in een samenwerkingsverband. Ik denk hierbij aan klassieke wedertewerkstellingsprogramma's (GESCO', DAC,...) doorstromingsprogramma's, vermindering van werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid,... maar ook aan initiatieven van de regio's (bijvoorbeeld : sociale werkplaatsen, invoegbedrijven,...)

Het lijkt mij aangewezen dat de genoemde initiatiefnemers in eerste instantie de bestaande mogelijkheden onderzoeken en zich richten tot de betrokken bevoegde overheden.