Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 1-65

ZITTING 1997-1998

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken

Vraag nr. 268 van de heer Olivier d.d. 10 oktober 1997 (N.) :
Interpretatie van de wet van 26 maart 1937 inzake faciliteiten toe te staan aan gemeenteambtenaren om prestaties te verrichten als reserveofficier.

De wet van 26 maart 1937 bepaalt dat de gemeenten verplicht zijn om aan hun beambten, reserveofficieren, faciliteiten toe te staan om hen de gelegenheid te geven prestaties te volbrengen die hun als reserveofficier worden opgelegd.

Het is echter niet duidelijk wat moet worden verstaan onder het woord « opgelegd ». Een aantal gemeenten vat dit woord op als « verplicht ». De kampperiodes die door een eenheid worden uitgevoerd en waarbij gemeenteambtenaren zich vrijwillig kandidaat stellen om zich te bekwamen als reserveofficier worden dan als niet « opgelegd » beschouwd. Bijgevolg achten deze gemeenten de wet van 26 maart 1937 in deze gevallen niet van toepassing.

Graag had ik van de geachte minister dan ook vernomen welke oproepingen wel en welke oproepingen niet onder de wet van 26 maart 1937 vallen.

Antwoord : Krachtens artikel 57 van de gecoördineerde dienstplichtwetten verkrijgt de dienstplichtige de hoedanigheid van militair zodra hij aankomt op het rekruterings- en selectiecentrum en hem verklaard wordt dat hij aan de militaire wetten is onderworpen.

De prestaties die hem als militair worden opgelegd en de interpretatie van de al dan niet verplichting van kampperiodes valt onder de uitsluitende bevoegdheid van mijn collega van Landsverdediging aan wie deze vraag eveneens werd gesteld.