Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 1-63

ZITTING 1997-1998

Vragen waarop niet werd geantwoord binnen de tijd bepaald door het reglement
(Art. 66 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Sociale Zaken

Vraag nr. 662 van de heer Olivier d.d. 28 november 1997 (N.) :
Recht op kinderbijslag voor verdwenen kinderen.

In het verleden heeft u een lovenswaardig initiatief genomen door de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers te machtigen om onder bepaalde voorwaarden en voor een bepaalde termijn, toch nog kinderbijslag uit te betalen uit haar reservefonds aan de gezinnen waarin de pijnlijke situatie ontstaan is dat een kind verdwenen is, en de uitbetaling hierdoor werd opgeschort.

Over deze aangelegenheid werd een omzendbrief uitgevaardigd op 19 september 1996 (onder meer bestemd voor de particuliere kinderbijslagfondsen). In punt 11 hiervan wordt medegedeeld dat het recht op kinderbijslag vijf jaar kan terugwerken vanaf 1 april 1996, zijnde de eerste dag van de maand na de datum van het oorspronkelijke voorstel van het beheerscomité van voornoemde rijksdienst in verband met deze zaak.

In de praktijk komt dit erop neer, dat voor een kind dat verdwenen is op 15 januari 1989 dus (nog) recht op kinderbijslag bestaat van 1 april 1991 to 31 januari 1994 (onder voorbehoud van de leeftijdsgrens ­ maximum 25 jaar).

Bij het vaststellen van deze reglementering heeft men zich blijkbaar laten inspireren door de inhoud van het artikel 120bis , alinea 1, van het koninklijk besluit van 19 december 1939 betreffende de gecoördineerde wetten inzake de kinderbijslag voor werknemers waarin wordt bepaald dat het recht op terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde uitkeringen verjaart door verloop van vijf jaar te rekenen vanaf de datum waarop de uitbetaling is geschied.

Graag had ik van de geachte minister het volgende vernomen :

1. Bent u er zich van bewust dat er in ons land ook nog kinderen verdwenen zijn (die destijds het recht op kinderbijslag konden openen) ­ zelfs voor 1 april 1986 ­ waarvan spijtig genoeg nooit enig spoor werd teruggevonden en waarvoor de uitbetaling van de kinderbijslag ook werd opgeschort ?

2. Kan een nieuwe regeling worden uitgewerkt waarin bepaald wordt dat alle ouders (zonder onderscheid) die in een dergelijke pijnlijke situatie zijn terechtgekomen de achterstallige kinderbijslag voor hun verdwenen kind kunnen aanvragen en bekomen, zonder hieraan een datum inzake verdwijning en beslissing van het beheerscomité van voornoemde rijksdienst vast te koppelen (vanzelfsprekend rekening houdend met de leeftijdsgrens) ?

3. Kan hierin worden vastgelegd dat er in vernoemde pijnlijke situaties ook nog recht op kinderbijslag is zonder termijn ­ zeker als het kind nog leerplichtig is (vanzelfsprekend rekening houdend met de leeftijdsgrens) ?