Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 1-58

ZITTING 1997-1998

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken

Vraag nr. 233 van de heer Boutmans d.d. 13 juni 1997 (N.) :
Politieambtenaren. ­ Bekendmaking bij aanhouding.

Moeten politieambtenaren, die daarom worden verzocht, hun naam bekendmaken ?

Moeten zij zich op een andere wijze individueel bekend maken (wat nog iets anders is dan « van hun hoedanigheid doen blijken » ­ art. 41) ?

Heeft de persoon die door de politie staande gehouden wordt ­ of die op een andere wijze met politiemensen in aanraking komt ­ het recht hun juiste identiteit te kennen ?

Zo niet, hoe moet hij dan zijn recht uitoefenen om eventueel klacht in te dienen ?

Zijn daar instructies over ?

Antwoord : In antwoord op zijn vraag kan ik het geachte lid het volgende meedelen.

Artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 maart 1963 houdende inrichting van de Algemene Dienst van de rijkswacht bepaalt : « De leden van de rijkswacht, ook wanneer zij alleen zijn, zijn bevoegd om op te treden en te handelen, zowel in uniform als in burgerkledij, onder voorbehoud, in dit laatste geval, dat zij van hun hoedanigheid doen blijken. »

Artikel 41 van de wet op het politieambt, bepaalt : « Behalve wanneer de omstandigheden het niet toelaten, doen de politieambtenaren die in burgerkledij tegenover een persoon optreden, of minstens één van hen, van hun hoedanigheid blijken door middel van het legitimatiebewijs waarvan zij houder zijn. Hetzelfde geldt wanneer politieambtenaren in uniform zich aanmelden aan de woning van een persoon. »

De memorie van toelichting bij deze wet stelt in verband met dit wetsartikel onder meer : « Uit de zorg voor bescherming van de burger past het dat in de mate van het mogelijke de hoedanigheid van de politieambtenaren die optreden binnen een bepaald kader, niet kan leiden tot verwarring of betwisting. Daarom zal één van de optredende politieambtenaren, in de mate dat de omstandigheden van het optreden het toelaten, zijn hoedanigheid dienen kenbaar te maken. Meer bepaald zal dit ook dienen te gebeuren voor het optreden in burger zoals reeds werd onderstreept door het eerste artikel in fine van het koninklijk besluit van 14 maart 1963 betreffende de inrichting van de Algemene Dienst van de rijkswacht. De verplichting opgelegd aan de politieambtenaren om hun hoedanigheid kenbaar te maken is echter niet absoluut en mag uiteindelijk niet leiden tot een belemmering van de actie van de politieambtenaren. Zo kan in het geval van een optreden waarbij men de aanhouding van gevaarlijke misdadigers beoogt, de legitimatie gebeuren na het optreden. »

De legitimatiekaart van de leden van de gemeentepolitie wordt geregeld bij koninklijk besluit van 5 december 1991 (Belgisch Staatsblad van 29 januari 1992). Zij bevat onder meer de vermelding van naam en voornamen van de houder, evenals een pasfoto.

Ook voor de rijkswacht verschijnt er zeer binnenkort een koninklijk besluit ter reglementering van hun dienstkaart.