(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Het federaal regeerakkoord bevat het uitdrukkelijk engagement dat de regering « de diverse maatregelen die zij neemt steeds zal toetsen aan hun solidariteitsversterkend en gezinsvriendelijk karakter ». « Precies vanuit deze optiek », zo vervolgt het regeerakkoord, « hecht de regering onder meer groot belang aan de gezinsdimensie van het beleid. »
Deze bijzondere aandacht van de regering voor het gezin is volkomen terecht aangezien iedere maatregel, hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks, steeds gevolgen heeft voor de gezinsverbanden in hun diverse leefvormen. In het UNO-Verdrag inzake de rechten van het kind wordt het gezin niet alleen erkend als de kern van de samenleving, maar ook als de natuurlijke omgeving voor de ontplooiing en het welzijn van al haar leden en van kinderen in het bijzonder.
Het behoort dan ook tot de taak van alle beleidsverantwoordelijken om een gezinsvriendelijk beleid te voeren, niet alleen door het nemen van specifieke, gezinsgerichte maatregelen, maar ook door steeds na te gaan wat de gevolgen zijn van een beleidsmaatregel voor het gezin en hoe het gezinsbelang het best wordt gewaarborgd door het gevoerde beleid.
Graag had ik dan ook van u vernomen :
1. Wat is de gezinsdimensie van uw beleid ? Wat zijn de raakvlakken tussen uw bevoegdheden en het gezin ?
2. Welke maatregelen hebt u reeds ondernomen ter bevordering en ter ondersteuning van het gezin in haar diverse leefvormen ?
3. Op welke wijze worden het solidariteitsversterkend en gezinsvriendelijk karakter van de door u genomen maatregelen getoetst ?
4. Hebt u reeds een gezinseffectenrapport gemaakt van de door u genomen maatregelen ? Zo ja, volgens welke methodiek en voor welke facetten van uw beleid ?
5. Worden gezinnen op een actieve manier (door overleg of door het geven van advies) betrokken bij het beleidsvoorbereidend werk binnen uw departement ?
Antwoord : 1. Ik heb de eer het geachte lid eraan te herinneren dat in de geest van de WGO het begrip gezondheid niet enkel de afwezigheid van een ziekte dekt maar eveneens een toestand van algemeen welzijn en dit zowel fysiek, psychisch als « sociaal ». Een modern gezondheidsbeleid moet dus gebaseerd zijn op de diverse essentiële determinanten van de gezondheidstoestand van individuen en van de maatschappij in haar geheel. In dit opzicht dienen zowel het genetisch patrimonium van de menselijke wezens als hun levenswijze, milieufactoren, socio-economische, culturele en ethische factoren, evenals de kwaliteit van verzorgingsmiddelen in aanmerking te worden genomen.
In deze zelfde optiek, moet de dimensie « volksgezondheid » worden geherwaardeerd en er moet worden afgestapt van het louter biomedisch model; dit laatste dient gepaard te gaan met een grotere belangstelling voor de « sociale » factoren; in dit kader speelt de famiale dimensie vaak een belangrijke rol.
Ik denk hier in het bijzonder aan het wettelijk kader van de palliatieve zorgen verstrekt in een ziekenhuis, in andere verzorgingsinstellingen maar eveneens de thuiszorg aan het wettelijke statuut van verschillende soorten daghospitalisatie en aan de steun verleend aan de patiënt en zijn familie, ...
2. Ik verwijs het geachte lid hier naar bepaalde studies en projecten.
In de ziekenhuisafdelingen kinderpsychiatrie is de budgettaire ruimte vrijgemaakt om bijkomend personeel aan te werven. Dit personeel moet het mogelijk maken de kinderen voor en na de opname in het thuismilieu te observeren en te begeleiden.
« Mogelijkheid tot case-management in het huidige systeem van de gezondheidszorgen »
Met het oog op de verstrekking van kwalitatieve gezondheidszorgen, creëert de case-manager een verband tussen het verzorgingsteam en de patiënt/familie. De case-magager komt namelijk tussen in de keuze van een bepaalde « aangepaste » levenswijze en in de identificatie van de middelen die hiertoe noodzakelijk zijn. De bevolkingsgroep die door dit systeem in het bijzonder wordt bedoeld bestaat uit geriatrische patiënten, dat wil zeggen patiënten die een complex syndroom vertonen gepaard gaande met een complexe situatie (multipathologieën, psychische dysfuncties, belang van hulp van buiten de familie, ...).
In de praktijk vereist de oprichting van dit systeem van case-management de ontwikkeling van een geformaliseerde samenwerking van alle betrokken partijen evenals het uitwerken van een zeer nauwkeurig profiel gepaard gaande met een vormingsprogramma voor de case-manager.
« Verslag over korte verblijfsperiodes »
Men wordt het er meer en meer over eens dat de bejaarden, de gehandicapten en de zieken waarvan de gezondheidstoestand gestabiliseerd is, bij voorkeur thuis moeten worden verpleegd en zo lang mogelijk in hun familiale omgeving moeten verblijven.
Zodoende neemt de vraag inzake korte verblijven in instellingen voortdurend toe. Evenzo is er een té grote vraag naar mantelzorg en thuiszorg, dit is te wijten aan de evolutie van de familiale situatie in het algemeen (toename van de levensverwachtingen en van de behoefte aan verzorging, mindere beschikbaarheid van de familie, uiteenvallen van de gezinskern, ...).
Het is dus noodzakelijk de acties op twee doelstellingen te richten :
enerzijds, de ondersteuning van de thuiszorg om het gezin te verlossen van een zwaarwegende taak die rechtstreekse gevolgen heeft op de kwaliteit van de verzorging;
anderzijds, de verruiming van de mogelijkheid van korte opnames om de autonomie van die patiënten te stimuleren, terwijl de omgeving wordt gesteund voor het onderhoud en de verzorging.
Tenslotte, wanneer de formule van het kort verblijf door de omgeving wordt aangevoeld als een hulp, kan ze er ook toe bijdragen de plaatsing in een bejaardentehuis te vertragen of te voorkomen. Deze formule biedt overigens een ander niet te verwaarlozen voordeel, met name de inkorting van lange ziekenhuisverblijven.
« De studie moeder-kind »
De Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen werd ermee belast de mogelijkheden te onderzoeken om de functionele band tussen moeder en kind, verbonden aan een ziekenhuisbehandeling, zo goed mogelijk te concretiseren. Een werkgroep ad hoc bestudeert momenteel dit onderwerp.
3. De WGO heeft het belang van een gezondheidsenquête voor de opstelling van een gezondheidsbeleid erkend en ze heeft een proces ontwikkeld voor de standaardisering van de gebruikte middelen.
In deze context heeft de Belgische regering beslist een uitgebreide enquête te voeren bij 10 000 inwoners, die niet alleen gericht is op het inwinnen van informatie over de gezondheidstoestand zoals deze door de bevolking wordt waargenomen maar tevens op de horizontale gegevensinzameling over de diverse gezondheidsfactoren (gedrag, sociale en economische omgeving, gebruik van gezondheidsdiensten, ...).
Een dergelijke enquête maakt het inderdaad mogelijk de gezondheidsproblemen die de grootste invloed hebben op de levenskwaliteit en het functioneren van de persoon te identificeren en deze in het economische en sociaal vlak te identificeren. Ze verstrekt bovendien informatie over de levenswijzen waarvoor er nog geen demografische gegevens beschikbaar zijn, over de oorzaak van vermijdbare ziekten, over de medische consumptie en de factoren die deze beïnvloeden, ...
Tot slot, wens ik twee acties te vermelden voor de registratie van gegevens :
Enerzijds, werd in februari 1996 een koninklijk besluit uitgewerkt tot vaststelling van de regels voor de mededeling van sommige minimale statistische gegevens in verband met de psychiatrie.
De registratie die in april 1996 werd gestart omvat, naast het medisch gedeelte, een reeks sociale gegevens betreffende het milieu van de patiënt voor zijn opname, zijn opleidingsniveau, zijn beroepsstatus en zijn laatste hoofdbezigheid.
Anderzijds wordt onderzocht hoe de in de ziekenhuizen bestaande registratiesytemen kunnen worden aangevuld met de minimale sociale gegevens, dit om de sociale factor te identificeren die inwerkt op de behandelde pathologie, op het geneesmiddelenverbruik, op het uitgavenprofiel, ... Dit zal eveneens bijdragen tot het verwerven van een globale kennis over het verband dat bestaat tussen de sociale factoren, de ziekte en de gezondheid; met die elementen moet rekening worden gehouden bij de bespreking van de financiering van de ziekenhuisinrichtingen.
4 en 5. Op deze beide laatste vragen, moet ik negatief antwoorden.