Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 1-74

ZITTING 1997-1998

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken

Vraag nr. 509 van de heer Anciaux d.d. 17 oktober 1997 (N.) :
Erkende beveiligingsondernemingen. ­ Verschillende lijsten die door het ministerie van Binnenlandse Zaken en het Belgisch Verbond der Verzekeringsondernemingen worden gehanteerd.

De wet van 10 april 1990 regelt de activiteiten van de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten. Deze wet werd recentelijk nog aangepast. De klanten van een beveiligingsonderneming kunnen in drie sectoren onderverdeeld worden : particulieren, ondernemingen en openbare rechtspersonen. Als een beveiligingsonderneming activiteiten wenst te ontplooien dient zij erkend te worden door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Indien iemand bijvoorbeeld beroepshalve een alarmsysteem wenst te plaatsen dient men dus een beroep te doen op de lijst van erkende alarminstallateurs. Momenteel zijn er, naar ik verneem, een 900-tal erkende alarminstallateurs.

Groot is dan ook mijn verwondering toen ik vernam dat het BVVO (Belgisch Verbond der Verzekeringsondernemingen) eveneens een dergelijke lijst hanteert. Deze wijkt echter in grote mate af van deze die door het ministerie van Binnenlandse Zaken werd opgesteld. Het is dus totaal niet ondenkbaar dat bijvoorbeeld een onderneming zich baseert op de lijst van Binnenlandse Zaken om een beroep te doen op een alarminstallateur en nadien geconfronteerd wordt met een verzekeringsmaatschappij die weigert een polis af te sluiten aangezien de alarminstallateur in kwestie niet opgenomen is op de door de BVVO opgestelde lijst.

Van de geachte minister had ik dan ook graag op de volgende vragen een antwoord verkregen :

1. Hoeveel beveiligingsondernemingen werden erkend door het ministerie van Binnenlandse Zaken ?

2. Hoeveel beveiligingsondernemingen werden « erkend » door de BVVO ?

3. Waarom hanteert de BVVO een lijst die afwijkt van deze die door het ministerie van Binnenlandse Zaken werd opgesteld ?

4. Zijn er beveiligingsondernemingen die wel opgenomen zijn op de lijst van de BVVO maar die men niet aantreft op deze van Binnenlandse Zaken ? Om hoeveel ondernemingen gaat het hier ? Wat is de verklaring hiervoor ?

5. Is de geachte minister eveneens van mening dat de bestaande toestand waarbij twee verschillende lijsten worden gehanteerd niet wenselijk is ? Welke maatregelen zal de geachte minister nemen opdat aan deze situatie een einde wordt gesteld ?

Antwoord : De wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten (Belgisch Staatsblad van 29 mei 1990), gewijzigd door de wet van 18 juli 1997 (Belgisch Staatsblad van 28 augustus 1997) bepaalt dat niemand een beveiligingsonderneming mag exploiteren indien hij niet vooraf erkend is door de minister van Binnenlandse Zaken.

In uitvoering van deze wet zijn in België momenteel 808 ondernemingen erkend als beveiligingsonderneming.

Het Belgisch Verbond der Verzekeringsondernemingen, het BVVO, heeft op basis van een Europese verordening (nr. 3922/92 van 21 december 1992) het recht om zelf bijkomende normen te hanteren voor het toekennen van kortingen bij het sluiten van anti-diefstal polissen.

De normen die het BVVO hanteert en deze van de wet van 10 april 1990 hebben verschillende doelstellingen : de Belgische wetgever beoogde voornamelijk een professionalisering van de sector en het waarborgen van zijn integriteit, terwijl het BVVO vooral probeert eventuele fraude door de bezitter van het alarmsysteem te voorkomen.

Het BVVO hanteert concrete installatienormen. De BVVO-gecertifieerde installateurs werken trouwens enkel met alarmmateriaal waarvoor ze een geschiktheidsproef hebben afgelegd. Het BVVO controleert elk jaar enkele van de door haar gecertifieerde ondernemingen op de naleving van haar normen.

Momenteel voldoen 212 ondernemingen aan de normen van het BVVO.

Het beschikken over een erkenning als beveiligingsonderneming overeenkomstig de wet van 10 april 1990 is een voorwaarde sine qua non voor het BVVO. De bijkomende eisen, opgesteld door het BVVO mogen derhalve niet indruisen tegen de bepalingen van de wet.

Bijgevolg zijn alle door het BVVO gecertifieerde ondernemingen, ondernemingen die voorafgaandelijk door het ministerie van Binnenlandse Zaken erkend zijn. Niet elke onderneming echter, die door de minister van Binnenlandse Zaken erkend is, is ook gecertifieerd door het BVVO, omdat deze certificatie duur is.

De door de Belgische wet opgelegde normen kunnen worden beschouwd als minimumnormen, die uiteraard door het BVVO steeds worden gerespecteerd.

Het systeem van erkenning door de minister van Binnenlandse Zaken en het certificatiesysteem van het BVVO kunnen dus samengaan.

Het is evenwel wenselijk om tot een grotere harmonisatie tussen beide stelsels te komen (zoals deze al bereikt is voor het materiaal dat dient gebruikt te worden door de beveilingsondernemingen, waarvan slechts één lijst is).

De administratie pleegt reeds overleg met het BVVO teneinde tot een vergelijk te komen. Gezien de wettelijke basis van de twee systemen is het niet eenvoudig om snel tot een vergelijk te komen. De werkzaamheden zullen in de toekomst verder gezet worden.