Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 1-76

ZITTING 1997-1998

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Justitie

Vraag nr. 604 van de heer Goovaerts d.d. 12 november 1997 (N.) :
Gerechtelijke achterstand door tegenstrijdige beslissingen.

Gerechtelijke achterstand kan ook ontstaan doordat rechtbanken tegenstrijdige beslissingen nemen. Zo is het gebeurd dat zowel de voorzitter van de rechtbank als een vrederechter zich onbevoegd hebben verklaard om de nodige maatregelen te nemen teneinde het verdere voorlopig bewind te regelen van een doofstom meisje ­ thans 38 jaar oud ­ dat verlengd minderjarig werd verklaard gezien haar geestelijke handicap en dat in een instelling te Watermaal-Bosvoorde is opgenomen. De betrokkene heeft geen ouders en geen familie meer. Ook het parket te Brussel laat na ­ en dit nu al sinds meer dan een jaar ­ de nodige stappen te ondernemen om de voogdij van betrokkene te regelen.

Wie is volgens u bevoegd in zulk een aangelegenheid ?

Indien de geachte minister geen antwoord heeft, zou het niet nodig zijn aan wettelijke tussenkomst te doen ?

Antwoord : Uit de filosofie van artikel 488bis, a) , van het Burgerlijk Wetboek lijkt mij te moeten worden afgeleid dat geen voorlopig bewindvoerder kan worden toegevoegd aan een persoon die reeds onder het statuut van verlengde minderjarigheid werd geplaatst, en die tijdelijk geen wettelijk vertegenwoordiger heeft.

Inzake verlengde minderjarigheid zijn de volgende principes van toepassing.

Zolang de ouders in leven zijn, blijft degene die in staat van verlengde minderjarigheid verkeert, onderworpen aan hun ouderlijk gezag, tenzij er een bijzondere voogdij werd ingesteld overeenkomstig artikel 487quater van het Burgerlijk Wetboek.

Bij het overlijden van de langstlevende ouder van de verlengde minderjarige, komt het de vrederechter van de verblijfplaats van de belanghebbende toe om de familieraad samen te roepen, teneinde een nieuwe voogd te kunnen aanduiden (toepassing van het gemeenrecht).

Wanneer daarentegen de overeenkomstig artikel 487quater van het Burgerlijk Wetboek aangestelde bijzondere voogd zijn werkzaamheden om een of andere reden beëindigt (overlijden,...), is het de rechtbank van eerste aanleg (en niet de familieraad) die in zijn vervanging dient te voorzien. Na de aanduiding van de nieuwe voogd worden de gemeenrechtelijke voogdijregels opnieuw van toepassing (cf. De Page, Traité , Vol. I, Ed. 1990, nrs. 1527 en 1530).

Ik acht het nuttig het geachte lid erop te wijzen dat, bij circulaire van 8 februari 1988, meerdere maatregelen werden voorgeschreven teneinde te verzekeren dat de vrederechters afdoende zouden worden geďnformeerd over het bestaan van een bijzondere voogdij of over de noodzaak van het inrichten van een gemeenrechtelijke voogdij.

Enerzijds legt deze circulaire aan de hoofdgriffiers bij de hoven van beroep en bij de rechtbanken van eerste aanleg op om alle rechterlijke beslissingen die in toepassing van de artikelen 487bis tot 487quater van het Burgerlijk Wetboek gewezen worden, aan het openbaar ministerie toe te sturen; zo dient het openbaar ministerie, telkens wanneer het vaststelt dat de vrederechter dient op te treden, aan de bevoegde vrederechter een afschrift van de beslissing toe te sturen.

Anderzijds beveelt de hoger vermelde circulaire de ambtenaren van de burgerlijke stand aan om een extensieve interpretatie van artikel 50, § 2, van het Burgerlijk Wetboek aan te nemen, en ook de vrederechter van de verblijfplaats van de verlengde minderjarige het overlijden van een van diens ouders ter kennis te brengen.

Deze instructies werden tot op heden niet gewijzigd, en zijn zodoende nog steeds van toepassing.

Ik wens tenslotte hier nog aan toe te voegen dat niets belet dat ieder belanghebbend persoon (bijvoorbeeld, de directeur van de instelling) de bevoegde vrederechter op de hoogte brengt van problemen die zich zouden kunnen stellen inzake de voogdij over een verlengd minderjarige, opdat deze magistraat de nodige maatregelen zou kunnen nemen ter bescherming van betrokkene.