Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 1-76

ZITTING 1997-1998

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken

Vraag nr. 618 van de heer Olivier d.d. 21 november 1997 (N.) :
Aflevering van getuigschrift van verblijf-woonst. ­ Verplichte inschrijving met « terugwerkende kracht » in het bevolkingsregister.

Op 21 november 1997 stelde ik u onder nr. 618 (bulletin van Vragen en Antwoorden , Senaat, nr. 62 van 30 december 1997, blz. 3164) de volgende vraag :

« Thans kan een gemeentebestuur dadelijk mechanografisch een « Getuigschrift van verblijf-woonst » afleveren. De gegevens hiervoor worden rechtstreeks overgenomen van het « Rijksregister ». Op dit attest wordt ook vermeld vanaf welke datum iemand in het bevolkingsregister van een bepaalde gemeente is ingeschreven.

Merkwaardig is echter wel dat in de gevallen waarin u een « verplichte mutatie » heeft opgelegd met « terugwerkende kracht » van de ene gemeente naar de andere, overeenkomstig artikel 8, § 2, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten enkel deze datum vermeld wordt.

Dit is meestal diegene waarop het onderzoek ter plaatse door uw inspectie gebeurde, ofwel de datum die u op eigen initiatief vaststelde, naar aanleiding van een arrest van de Raad van State met betrekking tot de gemeenteraadsverkiezing, en dat bepaalde dat iemand een bepaalde gemeente niet zou bewoond hebben, op het ogenblik dat de kiezerslijst werd afgesloten.

In feite is deze persoon dus nog een tijd in het bevolkingsregister van zijn oorspronkelijke gemeente ingeschreven geweest, na de datum die op voornoemd getuigschrift met betrekking tot de gemeente van « verplichte inschrijving » vermeld is geworden.

Graag had ik van de geachte minister een antwoord op volgende vragen :

1. Bent u zich bewust van de ernstige juridische gevolgen die er kunnen ontstaan, wanneer uit dit getuigschrift niet met voldoende klaarheid kan worden achterhaald dat iemand op een bepaald tijdstip in het bevolkingsregister van de ene dan wel van de andere gemeente stond ingeschreven ? (b.v. Hoe een vrederechter op basis van dit attest kan uitmaken op welk adres men iemand op een bepaald ogenblik diende aan te schrijven dat hij als verpachter kan beschouwd worden, hoe het OCMW het onderstandsdomicilie moet vaststellen ingeval van dringende steunverlening, hoe de personen- en gemeentebelasting ­ ook gemeentelijke taksen ­ moeten worden geļnd wanneer deze beslissing ingaat voor 1 januari van het aanslagjaar, en hoe de ziekteverzekering kan nagaan of iemand in het gezin al of niet nog langer als « ascendent » kan worden beschouwd ?)

2. Vindt u het daarom niet logisch dat in een voetnota op dit document zou worden vermeld, dat ten aanzien van iemand tegen wie een dergelijke beslissing werd genomen, wanneer deze beslissing precies werd genomen, uitgevoerd en uitwerking kreeg, alsook wanneer hiertegen (eventueel) beroep (al of niet met kort geding) is ingesteld bij de Raad van State, en of dit beroep al of niet schorsend werkt ? Bent u bereid om terzake duidelijke richtlijnen te geven aan de gemeentebesturen om aldus meer klaarheid te scheppen en zinloze en overbodige juridische discussies te vermijden ?

3. Zou het niet beter zijn dat deze beslissingen voortaan zeker niet meer met « terugwerkende kracht » te laten ingaan, maar pas vanaf het tijdstip dat onomstotelijk vaststaat dat hij hiervan wettelijk kennis kreeg via het gemeentebestuur dat deze verplichte inschrijving verrichtte ? »

Tot op heden mocht ik dienaangaande nog geen antwoord ontvangen. Derhalve ben ik zo vrij deze vraag opnieuw aan u voor te leggen. Mag ik aandringen op een spoedige mededeling van uw standpunt ?

Antwoord : 1. Het uittreksel uit de bevolkingsregisters of het getuigschrift dat aan de hand van de bevolkingsregisters wordt opgemaakt vermeldt de gegevens in het bevolkingsregister zoals zij geregistreerd zijn op het ogenblik dat het uittreksel of getuigschrift wordt afgegeven door het gemeentebestuur. Er kan bijgevolg op de datum van het afgeven van het getuigschrift of uittreksel geen verschil bestaan inzake de datum van inschrijving tussen het getuigschrift of het uittreksel en de bevolkingsregisters.

De inschrijving in het bevolkingsregister is een administratieve maatregel die zich beperkt tot de vaststelling dat iemand zijn hoofdverblijf aan een bepaald adres heeft gevestigd.

Het geachte lid vergist zich dan ook wanneer het spreekt over een verplichte mutatie met terugwerkende kracht. De overheid legt immers geen mutaties op, maar kan enkel vaststellen dat iemand zijn hoofdverblijf gewijzigd heeft.

De situatie waarnaar het geachte lid verwijst vindt zijn oorsprong in de procedure tot beslechting van een betwisting betreffende de bepaling van de hoofdverblijfplaats en de inschrijving in de registers. Wanneer het departement in het kader van dergelijk bevolkingsonderzoek vaststelt dat de betrokken persoon niet in de registers is ingeschreven aan het adres van zijn hoofdverblijf, dient zijn verblijfstoestand te worden geregulariseerd bij ministeriėle beslissing. De datum van inschrijving is dan deze waarop voormelde feiten zijn vastgesteld. Dit probleem stelt zich nogal eens bij personen die weigeren zich in te schrijven aan het adres van hun hoofdverblijf. Het resultaat zou gelijkaardig zijn in geval van een arrest van de Raad van State.

2. Het getuigschrift van woonst geeft enkel het adres weer waaraan de betrokkene is ingeschreven in de registers als hebbende zijn hoofdverblijf en dit op het ogenblik dat het getuigschrift wordt opgesteld. De documenten op basis waarvan deze inschrijving is gebeurd of de wijze waarop de echtheid van de hoofdverblijfplaats bepaald is, voegen geen essentiėle informatie toe aan het gegeven van de hoofdverblijfplaats.

Rekening houdend met de bepaling van de woonplaats in artikel 36 van het Gerechtelijk Wetboek lijken de door het geachte lid voorgestelde aanpassingen mij dan ook niet opportuun.

3. De terugwerkende kracht bestaat enkel in het regulariseren van een administratieve akte op basis van feiten die werden vastgesteld op een bepaald moment. Deze werkwijze bevestigt bijgevolg de bestaande toestand, zonder deze te wijzigen.