1-203

1-203

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 2 JUILLET 1998

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 2 JULI 1998

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN MEVROUW THIJS AAN DE STAATSSECRETARIS VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING OVER « DE ONDERHANDELINGEN TUSSEN DE EU EN DE ACS-LANDEN »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE MME THIJS AU SECRÉTAIRE D'ÉTAT À LA COOPÉRATION AU DÉVELOPPEMENT SUR « LES NÉGOCIATIONS ENTRE L'UE ET LES PAYS ACP »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Thijs.

Het woord is aan mevrouw Thijs.

Mevrouw Thijs (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, in september 1998 beginnen belangrijke onderhandelingen tussen de Europese Unie en de ACS-landen over hun samenwerking na februari 2000. Tijdens de afgelopen maanden werd over die samenwerking reeds uitvoerig gedebatteerd. Europese niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties en NGO-netwerken namen actief deel aan het debat en formuleerden verscheidene standpunten. Ook het NCOS heeft reeds enkele algemene principes en een paar specifieke aanbevelingen hierover naar voren gebracht.

De NGO's zien een aantal positieve ontwikkelingen in de houding en de voorstellen van de Europese Commissie. De NGO's waarderen vooral de klemtoon op armoedebestrijding als doelstelling van de samenwerking. De voorstellen over handel krijgen echter een negatieve beoordeling. Samen met de andere Europese NGO's vreest het NGOS dat de ACS-landen op handelsvlak zware verliezen zullen lijden.

Graag kreeg ik van de staatssecretaris een antwoord op volgende vragen.

Welke houding zal België aannemen wanneer het onderhandelingsmandaat van de Europese Unie wordt vastgelegd ?

Zal men rekening houden met de algemene principes en de specifieke aanbeveling van het NCOS over de toekomstige samenwerking tussen de EU en de ACS-landen ?

Deelt de staatssecretaris de mening van het NCOS en de andere Europese NGO's dat de ACS-landen met de nieuwe samenwerking op handelsvlak zware verliezen zullen lijden ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan staatssecretaris Moreels.

De heer Moreels, staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, toegevoegd aan de eerste minister. ­ Mijnheer de voorzitter, de post-Lomé-onderhandelingen behoren waarschijnlijk tot de belangrijkste onderhandelingen die de departementen Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking op het Europese niveau in het perspectief van het jaar 2000 moeten voeren.

In een groep « Ad-Hoc Post-Lomé » die bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en van de Europese Commissie, wordt momenteel onderhandeld over het onderhandelingsmandaat dat in het najaar officieel een aanvang neemt. Op Belgisch niveau hebben we verschillende coördinatievergaderingen gehad met de onderscheiden ministeries om een gemeenschappelijk Belgisch standpunt te bepalen. De punten die mevrouw Thijs heeft aangehaald en die eveneens voorkomen in de vragenlijst van het NCOS, worden volgens mij in grote lijnen overgenomen. Tijdens de laatste Europese Raad van ministers van 18 mei jongstleden, heb ik de nadruk op de volgende Belgisch standpunten gelegd.

Ten eerste is er het partenariaat en de politieke dialoog. In tegenstelling tot de vorige Lomé-conventies zal de volgende Lomé-conventie naast economische en humanitaire aspecten, ook een veel duidelijker politiek aspect hebben.

Een tweede punt is het respect voor de mensenrechten en de strijd tegen de corruptie.

Een derde punt waarop ik heb aangedrongen betreft het culturele aspect.

Een vierde aspect heeft betrekking op de duurzame ontwikkeling via macro-economische hervormingen.

Mevrouw Thijs krijgt zo dadelijk de tekst over de politieke dialoog. In al onze samenwerkingsverbanden en in onze overeenkomsten leggen we de nadruk op de democratisering, het respect voor de mensenrechten en een behoorlijk bestuur.

Ter gelegenheid van interpellaties over Centraal-Afrika heb ik al meer dan eens verklaard dat de democratisering een langdurig proces is. Bij de opbouw van een rechtsstaat zal men moeten rekening houden met de eeuwenoude participatieve besluitvorming in sommige van deze maatschappijen. Ondertussen duiken in verschillende Afrikaanse landen nieuwe politieke modellen op. Bij de democratiseringsgedachte moeten vooral het respect voor mensenrechten en het goed beheer, de strijd tegen corruptie en armoede, prioriteit genieten. Als men een land wil democratiseren, moet men eerst corruptie en armoede uitroeien zodat de mensen met een zekere welvaart kunnen gaan stemmen. Het heeft immers geen zin om met een lege maag mee te doen aan politiek.

Evenmin is het zinvol om een meerpartijensysteem in te stellen als dit systeem op clans of etnieën is gericht. De meeste nieuwe politici in de ACS-landen leggen trouwens de nadruk op het respect voor de mensenrechten en de strijd tegen de corruptie.

Ten derde is er het culturele aspect. In mijn plan voor internationale samenwerking heb ik niet alleen aandacht voor het sociaal-economische aspect van het ontwikkelingsmodel, maar ook voor het culturele en het spirituele aspect van de maatschappijen. Ik citeer in dit verband altijd : Development brings roads, housing, hospitals. Culture brings communication, homes, care. De Europese Raad van ministers heeft op mijn voorstel aanvaard om dit culturele aspect in het mandaat op te nemen als de vierde pijler van de internationale samenwerking.

Ik zal een tekst voorlezen van de werkgroep ad hoc, die normaal gezien binnen de zes maanden op de volgende Europese Raad van minister onder Oostenrijks voorzitterschap zal worden goedgekeurd. « Het partenariaat zal rekening houden met de culturele waarden van de gemeenschappen, waarvoor ontwikkelingsinterventies worden voorgesteld; en dit op alle niveaus van de actie, vanaf de conceptie tot en met de evaluatie. Dit alles met het oog op het erkennen van de specificiteit van elk van deze elementen evenals hun onderlinge samenhang. Het rekening houden met culturele elementen, met inbegrip van het in overweging nemen van traditionele normen, beoogt de bevordering van solidaire en verantwoordelijke gemeenschapsvormen ».

Ten vierde heb ik gewezen op het belang op lange termijn van duurzame ontwikkeling. Ik denk hierbij onder andere aan macro-economische hervormingen en capaciteitsopbouw. Namens België heb ik een aantal programma's specifiek benadrukt. Eerst en vooral is er het HIPIC-initiatief. Ik meen dat de EU dit initiatief ten volle moet steunen, omdat het wegwerken van de zware schuldenlast een eerste stap is naar zelfstandigheid en een noodzakelijke voorwaarde opdat de lage-inkomenslanden zelf fondsen kunnen vrijmaken voor sociale programma's. We kunnen dit doen met budgethulp of met tegenwaardefondsen, waarbij er stortingen in lokale munt worden gedaan in een fonds voor de ondersteuning van de sociale sectoren.

Ten tweede is er het programma voor compensaties, het vroegere Sysmin en Stabex. Stabex is een compensatiemechanisme voor het opvangen van een plotse daling van de inkomsten uit de export van een landbouwbasisproduct. Dit systeem bestaat reeds sinds het begin van de Lomé-akkoorden in 1975. De compensatie wordt per product berekend. Deze compensaties zullen ook deel moeten uitmaken van de besprekingen inzake het statuut van meest begunstigde natie in de Lomé-overeenkomst. Dit systeem zal in overeenstemming moeten worden gebracht met de nieuwe regels van de WHO.

De ACS-landen hebben er uiteraard alle belang bij hun voordelen te behouden. De WHO is het hiermee niet eens, omdat er volgens deze organisatie moet worden gestreefd naar een wereldwijde markteconomie, met compensatiemechanismes evenwel, zeker voor de 48 minst ontwikkelde landen, de Mol-landen. In de Raad van ministers werd opgemerkt dat deze problematiek moet worden aangepakt vanuit een staatsbudgettaire ingesteldheid en niet op basis van een compensatiemechanisme.

Ten derde heb ik gepleit voor de regionale integratie. Binnen de regionale unies, zoals SADC, de West-Afrikaanse Unie en de Oost-Afrikaanse Unie, moet er eveneens een compensatiemechanisme worden gezocht voor de armste landen van die unies. De economie van deze landen loopt immers gevaar wanneer er een uniform regionaal integratiemechanisme voor goederen, diensten en personen wordt ingevoerd. Zo is Zuid-Afrika de reus van de SADC-Unie. Namibië doet het eveneens vrij goed, maar Zambia heeft nog steeds een grote achterstand ten opzichte van landen van Zuidelijk Afrika.

Momenteel bestaan er geen gedetailleerde studies waarmee we de impact van de commissievoorstellen op het handelsvlak kunnen inschatten. Dit is overigens een algemeen probleem. Vaak worden op Europees vlak maatregelen voorgesteld waarvan de gevolgen voor de ACS-landen niet worden becijferd, maar enkel worden geschat. Ik verwijs in dit verband naar het chocoladedossier. In dit dossier werd een richtlijn uitgevaardigd, waarvan men de impact op het inkomen van de lokale bevolking niet kende.

Het voorstel voorziet in een status quo tot 2005 op voorwaarde dat de Wereldhandelsorganisatie een uitzondering, een zogenaamde waiver , toestaat. Hiertoe blijkt de politieke wil te bestaan. Daarna volgt er een lange overgangsperiode met een asymmetrische markttoegang. Bovendien wordt erop aangedrongen dat ten minste de huidige toegang van de ACS-landen tot de Europese markt behouden blijft.

De voorzitter. ­ Het woord is aan mevrouw Thijs.

Mevrouw Thijs (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, de staatssecretaris heeft een goed overzicht gegeven van de verschillende punten die bij de onderhandelingen aan bod komen.

In de politieke dialoog moeten wij rekening houden met de evoluties in Afrika en in de landen van de Caraïben en rond de Stille Oceaan. Wij mogen onze eigen modellen niet blijven opdringen. De bevolking van deze landen moet haar eigen verantwoordelijkheid nemen.

Wij juichen de culturele initiatieven zeker toe. Dit aspect is te lang verwaarloosd. Ik hoop dat de staatssecretaris de gender-benadering die er een onderdeel van vormt, hierbij niet uit het oog verliest. Ik zie dat hij glimlacht, maar dit is een belangrijke zaak. Ons rapport met de aanbevelingen is bijna klaar.

Ten slotte moeten wij aandringen op een berekening van de impact van de beslissingen op de handelsbalans. In een huishouden moet eveneens bij het begin van de maand worden nagegaan hoe het budget moet worden besteed. Indien de impact van de beslissingen op de ACS-landen niet wordt berekend, kan de situatie uit de hand lopen.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.