1-189

1-189

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 28 MAI 1998

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 28 MEI 1998

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER VANDENBERGHE AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN FINANCIËN EN BUITENLANDSE HANDEL OVER « HET LAATTIJDIGE VERSPREIDEN VAN DEEL II VAN DE BELASTINGAANGIFTE »

QUESTION ORALE DE M. VANDENBERGHE AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DES FINANCES ET DU COMMERCE EXTÉRIEUR SUR « LA DIFFUSION TARDIVE DE LA PARTIE II DE LA DÉCLARATION À L'IMPÔT DES PERSONNES PHYSIQUES »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Vandenberghe.

Het woord is aan de heer Vandenberghe.

De heer Vandenberghe (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, vorig jaar, op 30 april, vroeg ik aan de minister van Financiën waarom deel II van de belastingaangifte noch gepubliceerd, noch verstuurd was en welke houding de administratie zou aannemen tegenover de vloed aan aanvragen tot uitstel.

Het juridisch correcte antwoord luidde toen dat de voor de publicatie van het formulier bij wet voorziene termijn, namelijk één maand voor 30 juni, zou worden gerespecteerd. Tevens werd verwezen naar de mogelijkheid van het vestigen van een aanslag en van een verlengde aanslagtermijn bij laattijdige aangifte.

Ik drong er toen op aan dat de vice-eerste minister rekening zou houden met de complexiteit van de aangifte waardoor ook de doorsnee belastingplichtige een beroep doet op deskundigen. De gebruikelijke termijn die deze laatsten hebben om een dossier voor te bereiden, bedraagt een drietal maanden.

We moeten vaststellen dat de aangifteformulieren ook dit jaar vrij laat ter kennis werden gebracht. Het aangifteformulier deel I is pas recentelijk, namelijk op 21 april, gepubliceerd, terwijl we voor deel II tot eergisteren, dinsdag 26 mei, hebben moeten wachten.

Wat zijn de redenen voor het uitblijven van de publicatie van het aangifteformulier deel II dit jaar ?

Welke houding zal de belastingadministratie aannemen tegenover de grotere hoeveelheid vragen tot uitstel als gevolg van deze laattijdige publicatie ?

Welke maatregelen stelt de vice-eerste minister voor om deze, blijkbaar structurele, laattijdigheid te verhelpen ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan vice-eerste minister Maystadt.

De heer Maystadt, vice-eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel. ­ Mijnheer de voorzitter, alle aangiften zullen voor einde mei worden verstuurd. De uiterste datum voor het indienen van deel II van de belastingaangifte voor het aanslagjaar 1998 is ook dit jaar vastgesteld op 30 juni 1998, zodat de wettelijke termijn van één maand is gerespecteerd.

De vragen om uitstel voor het indienen van de aangifte zullen door de administratie der Directe Belastingen op de gebruikelijke manier worden behandeld. Ik ben ook van mening dat er terzake geen structurele moeilijkheden bestaan. Bovendien wijs ik erop dat het indienen van de aangifte een jaarlijks weerkerende verplichting is zodat de betrokkenen zich tijdig kunnen voorbereiden op het invullen van deze aangifte.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Vandenberghe voor een repliek.

De heer Vandenberghe (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, het antwoord van de vice-premier is formeel juridisch correct. Veel burgers die een aangifteplicht moeten nakomen, doen een beroep op fiscaal deskundigen. Zolang deze laatsten de type-formulieren niet hebben, kunnen ze onmogelijk de aangifte voorbereiden. Gelet op de hoeveelheid vragen waarmee de fiscalisten worden geconfronteerd, is een termijn van een maand niet voldoende om tijdig alle aangiften te verwerken. In de meeste gevallen leidt dit tot een vraag om uitstel.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.