1-186

1-186

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 14 MAI 1998

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 14 MEI 1998

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER HOSTEKINT AAN DE MINISTER VAN LANDSVERDEDIGING OVER « DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK NAAR RACISME IN HET LEGER »

QUESTION ORALE DE M. HOSTEKINT AU MINISTRE DE LA DÉFENSE NATIONALE SUR « LES RÉSULTATS DE L'ENQUÊTE SUR LE RACISME À L'ARMÉE »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Hostekint.

Het woord is aan de heer Hostekint.

De heer Hostekint (SP). ­ Mijnheer de voorzitter, vorig jaar was er heel wat te doen over het racisme in het Belgisch leger. Directe aanleiding was het proces waarbij vier para's terechtstonden voor wandaden begaan tijdens de VN-vredesoperatie in Somalië in 1993. Met de veroordeling van een van de para's tot zes maanden gevangenisstraf voor een inbreuk op de wet op het racisme heeft het Krijgshof vorige week een historisch vonnis geveld.

Na de feiten van 1993 in Somalië werd luitenant-generaal Schoups vorig jaar al met een intern onderzoek belast. De minister liet tevens door het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding een onafhankelijk onderzoek uitvoeren over de mechanismen in het leger die tot daden van racisme kunnen leiden.

Het centrum ondervroeg 700 militairen. De resultaten van het onderzoek werden gisteren in het bijzijn van de minister aan de pers voorgesteld. De voornaamste bevinding is dat de krijgsmacht inzake het racistische gadachtengoed een perfecte afspiegeling is van de samenleving, maar dat er in het leger kernen van racisme bestaan en dat er zich meer situaties voordoen die tot afwijkend gedrag kunnen leiden. Het centrum formuleerde een reeks aanbevelingen die op korte termijn kunnen worden uitgevoerd, sommige zelfs binnen de maand.

Welke maatregelen overweegt de minister, of heeft hij reeds genomen, om de aanbevelingen van het centrum inzake de recrutering en opleiding van militairen uit te voeren ? Welke conclusies verbindt hij aan de bevinding van het centrum dat het leger worstelt met zijn identiteit en dringend bijsturing nodig heeft, dat het zich, met andere woorden, moet diversifiëren en aanpassen aan de maatschappelijke evoluties ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Poncelet.

De heer Poncelet, minister van Landsverdediging. ­ Mijnheer de voorzitter, zoals de heer Hostekint ongetwijfeld weet, heb ik niet gewacht op de resultaten van deze studie om maatregelen te treffen inzake de recrutering en opleiding van militairen. Aan de hand van de ervaringen opgedaan tijdens de operaties, wat we de « lessons learned » noemen, werd op continue en systematische wijze lessen getrokken en in toepassing gebracht. De detachementen die bij verschillende operaties werden ingezet, hebben daar zeer veel aan gehad.

Na de publicatie van foto's in een krant heb ik vorig jaar aan luitenant-generaal Schoups een verslag gevraagd over de recrutering, de selectie, de opleiding en de discipline in het leger. Op basis hiervan werd een actieplan opgesteld dat op het ogenblik ten uitvoer wordt gelegd en dat onder meer volgende punten bevat.

Ten eerste wordt sinds januari van dit jaar bij de recrutering en de selectie een persoonlijkheidstest afgenomen, de zogenaamde Californian Personal Identity Test.

Ten tweede wordt vanuit de eenheden feedback gegeven aan het Centrum voor Recrutering en Selectie, dat dus de efficiëntie van deze tekst kan nagaan.

Ten derde werden in de brigade paracommando opleidingsmodules ingevoerd gericht op vredesondersteunende operaties en waarin aandacht wordt besteed aan de Rules of Engagement , de houding tegenover de lokale bevolking en het oorlogsrecht.

Ten vierde wordt meer aandacht besteed aan leadership en methodologie bij de vorming van de kaders en de instructeurs.

Er werd, ten vijfde, een concept van « operationele mentaliteit » uitgewerkt dat volgende aspecten bevat : het psycho-sociale leiderschap, de groepscohesie en de werkvoldoening.

Ten zesde zullen er binnenkort officieren komen met de functie van raadgever inzake mentale operationaliteit.

Het is juist dat de studie van het centrum uitwijst dat de identiteitscrisis en de daarmee gepaard gaande demotivatie zowel het leger als de individuele militair treffen. De evoluties die we de jongste tien jaar hebben meegemaakt, liggen aan de oorzaak hiervan. De internationale ontspanning na de val van de Berlijnse Muur heeft geleid tot een nieuwe wereldorde waarbij de rol van het leger grondig is herzien. De logica van de oorlog en de bescherming van het nationale grondgebied hebben plaatsgemaakt voor de logica van de vrede en voor de bewaring van de vrede tot ver buiten de nationale grenzen. Het imago van « vechtmachine » dat het leger uitstraalde, stemt niet meer overeen met de huidige opdrachten, meer bepaald met de vredesondersteunende missies.

Sinds enkele jaren is het leger dan ook een instelling in volle reorganisatie. Niet alleen de structuur van het leger verandert, maar ook de rol, de functie en de waarden. Het leger werd vroeger beschouwd als de bewaker van de instellingen en van de landsgrenzen, maar vandaag is deze band tussen de burgermaatschappij en het leger veel minder evident. Recente maatschappelijke evoluties zoals de mundialisering en de internationalisering hebben geleid tot een psychologische uitholling van het begrip « landsverdediging ». In België komt daar nog bij dat het leger geconfronteerd wordt met de crisis in de Belgische instellingen, die « het laten afweten ». De politieke klasse, het gerecht en de rijkswacht genieten niet langer het vertrouwen van de burgers. Dat dit een zware hypotheek heeft gelegd op de identiteitsbeleving van het leger als instelling is evident en kan zelfs intuïtief worden aangevoeld.

Dit alles heeft uiteraard een weerslag op de individuele militair. Als lid van het leger beleeft hij of zij deze identiteitscrisis op een eigen wijze. Door de ­ in theorie ­ meer geprivilegieerde band met de Natie ondervindt de militair meer moeilijkheden dan de burgers om van de Natie iets positiefs te maken. Hij voelt zich een beetje het weeskind van de Natie en stelt zich massa's vragen. Welke functie heeft hij nog ? In welk opzicht is hij nog nuttig voor de burgersamenleving van zijn land ? Is het leger in het licht van de communautaire problematiek nog een nationaal symbool ? Kan men nog spreken van een Belgisch leger ?

De eerste aanbeveling van het centrum is dan ook dat deze identiteitscrisis zeer ernstig moet worden genomen. Daarbij wordt rechtstreeks verwezen naar het politieke niveau. Om deze identiteitscrisis op te lossen moet het politieke niveau samen met de legerleiding een nieuwe missiebepaling formuleren. De rol van het leger in binnen- en buitenland moet opnieuw worden gedefinieerd.

Het grote nationale debat dat ik vorig jaar met de voorzitter van de commissie voor de Landsverdediging van de Kamer aankondigde, kon dan ook op geen beter moment komen. Ik zal aan de leden van die commissie dan ook vragen om deze studie met de grootste aandacht te lezen en te analyseren alvorens binnen enkele dagen het debat aan te gaan over de rol, de functie en de taken van het leger van de toekomst. Ondertussen heb ik het initiatief genomen het rapport op te sturen aan de leden van de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden van de Senaat. Zo kunnen ze rechtstreeks kennis nemen van de vaststellingen en conclusies van deze studie.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Hostekint voor een repliek.

De heer Hostekint (SP). ­ Mijnheer de voorzitter, ik ben verheugd dat de minister de resultaten van het onderzoek niet heeft afgewacht om maatregelen te nemen.

De aanbevelingen van het centrum hebben in de eerste plaats betrekking op de opleiding, de recrutering en de voorbereiding van militairen op buitenlandse operaties. België neemt in juni deel aan een vredesoperatie in Bosnië. Zullen maatregelen die terzake worden genomen, een effect hebben bij deze missie ?

Een twee concrete aanbeveling van het centrum is dat de militairen bij de recrutering een verklaring moeten ondertekenen waarin ze afzien van extreem rechts ideeëngoed. In het geval van niet-naleving moet direct worden ingegrepen. Is deze aanbeveling reeds geconcretiseerd ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Poncelet.

De heer Poncelet, minister van Landsverdediging. ­ Mijnheer de voorzitter, ik heb de aanbevelingen pas gisteren gekregen. Het was dus moeilijk om binnen 24 uur alles reeds toe te passen. Ik kan echter bevestigen dat de eerste maatregelen reeds van toepassing zullen zijn wanneer onze militairen zullen worden ingezet in Bosnië.

De tweede aanbeveling ligt ter studie bij de generale staf; ik verwacht concrete voorstellen om deze aanbeveling zo snel mogelijk uit te voeren.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.