1-186

1-186

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 14 MAI 1998

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 14 MEI 1998

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER STAES AAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID EN PENSIOENEN OVER « DE KWALITEIT VAN DE MOEDERMELK »

QUESTION ORALE DE M. STAES AU MINISTRE DE LA SANTÉ PUBLIQUE ET DES PENSIONS SUR « LA QUALITÉ DU LAIT MATERNEL »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Staes.

Het woord is aan de heer Staes.

De heer Staes (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, niemand zal betwisten dat, in principe, moedermelk als babyvoeding veruit te verkiezen is, weliswaar in de veronderstelling dat met die moedermelk niets bijzonders aan de hand is. De Belgische moedermelk blijkt echter de meeste dioxines te bevatten, niet alleen van alle landen van Europa, maar zelfs van de hele wereld. Belgische gepoolde melk bevat 24 tot 28 picogram dioxine per gram melkvet. Bij een beperkt onderzoek in 1996 vond het VITO zelfs waarden van 27,3 tot 43,2 picogram dioxine per gram vet. Een Nederlands onderzoek in 1994 wees uit dat een dagdosis moedermelk of 700 ml, tussen 840 en 2 226 picogram dioxine bevat. Dit is een belangrijke overschrijding van de ADI-waarden die 20 picogram per dag aangeven als grens voor een baby van 5 kg. Daar zitten ze dus 42 tot 111 keer boven en in Nederland ligt de dioxinevervuiling dan nog een stuk lager dan bij ons.

Koemelk met meer dan 5 picogram dioxine per gram melkvet wordt uit de markt gehaald en vernietigd. Als in België moedermelk in dozen zou worden verkocht dan zou men die meteen uit de handel moeten nemen. Dioxines en andere gifstoffen zoals furanen, PCB's en gechloreerde pesticiden zijn schadelijk, zeker voor baby's met een beperkt lichaamsgewicht. Ze worden opgestapeld in het vet, wat de risico's beperkt, maar ze verdwijnen niet. Bij vroegtijdig geboren baby's ligt dat anders : ze hebben vrijwel geen vet. De dioxines dringen dan ook meteen door in de hersenen, de lever, de nieren en het ruggenmerg. Het relatief voordeel van moedermelk in vergelijking met koemelk of dozenvoeding gaat aldus totaal verloren.

In samenwerking met de Universiteit van Amsterdam heeft professor Paul Schepens van de UIA bij de minister een project ingediend dat erop gericht is binnen een termijn van twee jaar een techniek te ontwikkelen om de dioxines te verwijderen uit afgekolfde moedermelk die bestemd is voor prematuren of zieke baby's. De Hoge Raad voor de Gezondheid had het project aanvankelijk afgewezen wegens « niet prioritair », maar wijzigde achteraf zijn houding en heeft inmiddels het project al enige tijd goedgekeurd. De minister verklaarde op 5 maart jongstleden in de Senaat dat hij zijn steun verbond aan de uitspraak van de raad. Intussen heeft hij het project echter nog niet definitief goedgekeurd zodat het in het gedrang komt. Ik vermoed vertragingsmanoeuvres waarvan de oorzaak deze keer niet dient te worden gezocht in budgettaire redenen.

De lobby van de voorstanders van het gebruik van moedermelk is daar mede de oorzaak van, hoe paradoxaal dit ook mag klinken. Ze zou inderdaad elk project dat de kwaliteit van de moedermelk ondersteunt of verbetert, moeten toejuichen. Deze lobby huldigt echter het fundamentalistische principe, overgewaaid uit de Verenigde Staten, dat aan moedermelk sowieso niet mag worden geraakt. Ik deel de mening van de Vereniging voor Begeleiding en Bevordering van Borstvoeding dat moedermelk uiterst belangrijk is en te verkiezen boven alle andere babyvoeding en dat daarom alles in het werk moet worden gesteld om de kwaliteit van de moedermelk te garanderen. Die garantie is er vandaag niet. Derhalve is het UIA-project, waarvoor onder meer ook Roemeense vorsers werden aangetrokken, heel belangrijk. Blind fundamentalisme is niet alleen volstrekt uit den boze, maar is zelfs totaal onverantwoord.

Is het de bedoeling van de minister het UIA-project eerlang goed te keuren en de druk van een lobby die verblind is door principes, in het belang van de volksgezondheid, naast zich neer te leggen ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Colla.

De heer Colla, minister van Volksgezondheid en Pensioenen. ­ Mijnheer de voorzitter, een goede twee jaar geleden kwamen professor Schepens en een paar van zijn collega's mij spreken over een mogelijk onderzoeksproject waarbij moedermelk zou worden gezuiverd niet alleen van dioxines, waarvan ik het gevaar reeds meermaals heb onderstreept, maar ook van PCB's en zware metalen. De doelstelling leek mij meer dan verantwoord, omdat de gezuiverde moedermelk vooral zou worden gebruikt voor de voeding van prematuren. In België en ook in Nederland is er inderdaad een hoge graad van dioxine in de moedermelk aanwezig. Helaas zijn we op dat vlak koplopers. Omdat prematuren geen vetlaag hebben ­ om het eenvoudig uit te drukken ­ komt de vervuiling rechtstreeks in het centrale zenuwstelsel en in de organen terecht. Ik vond en vind dit dus een valabele onderzoeksdoelstelling.

Wel wil ik opmerken dat de Hoge Raad voor de Gezondheid zelf niet over kredieten beschikt om onderzoek te financieren. Dit misverstand kom ik in de hele discussie geregeld tegen. De Hoge Raad voor de Gezondheid kan mij enkel advies geven en mij zeggen of een onderzoek al dan niet valabel is. Ik heb met professor Schepens dan ook dezelfde procedure afgesproken als met alle anderen die mij een onderzoek voorstellen dat mij belangrijk en valabel lijkt. Ik heb hem dus gezegd dat ik zijn project aan de Hoge Raad voor de Gezondheid zou voorleggen en indien deze raad het project als valabel zou beoordelen, ik daarvoor kredieten zal vrijmaken. Op het departement van Volksgezondheid beschikken we immers over 170 miljoen per jaar, die we aan het Fonds voor Medisch Wetenschappelijke Navorsing overmaken. Vroeger werden de kredieten gewoon doorgestort, sinds enkele jaren probeer ik vanuit Volksgezondheid op dit gebied prioriteiten te bepalen. Zo heb ik besloten dat ten minste 20 miljoen naar het onderzoek naar diabetes moet gaan en dat ook een deel van het geld aan onderzoek naar hart- en vaatziekten moet worden besteed.

In dit dossier is er iets dat mij op de zenuwen werkt. Ik vraag mij namelijk af welke redenen, naast de strikt wetenschappelijke, er in dit dossier nog allemaal meespelen. Of dit project er komt of niet, heeft niets met mijn houding te maken, integendeel. Het duurt echter zeer lang voor ik een advies krijg. Blijkbaar heeft dit te maken met allerlei proceduregevechten.

Allereerst vroeg de sectie van de Hoge Raad voor de Gezondheid die zich hiermee bezighoudt, bijkomende informatie, omdat ze twijfelde of het onderzoek wel nuttig was. Professor Schepens beweert dat hij die informatie in november 1997 heeft gegeven. De betrokken sectie beweert niets te hebben gekregen. Er zou een probleem zijn met het secretariaat. Op mijn aandringen werd via het kabinet in januari van dit jaar de bijkomende informatie verstrekt. Deze wordt nu onderzocht. In een brief laat de voorzitter van de sectie mij weten dat hij nog niet zeker is en twee experts wil raadplegen. Daar heb ik niets op tegen. Ik zeg dit maar om duidelijk te maken dat ik de zaak niet blokkeer. Ik erken dat moedermelk iets zeer kostbaars is, maar ik sta niet aan de kant van degenen die zich tegen dit project verzetten omdat moedermelk uitsluitend bestemd is voor babyvoeding en er geen druppel moedermelk mag verloren gaan.

Ik vraag nu dat de Hoge Raad voor de Gezondheid mij zo snel mogelijk met wetenschappelijke argumenten aantoont of het hier gaat om een valabel project. Als het antwoord positief is, zal ik onmiddellijk aan de verantwoordelijke van het Fonds voor Medisch Wetenschappelijke Navorsing mededelen dat een deel van het budget van 1,5 miljoen aan de financiering van dit onderzoek zal worden besteed.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Staes voor een repliek.

De heer Staes (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, ik ga ervan uit dat de minister over de nodige instrumenten beschikt om te eisen dat een advies binnen een bepaalde termijn wordt verleend als een zaak te lang aansleept. Natuurlijk is het gemakkelijker om een beslissing te nemen wanneer er een advies op tafel ligt. Het probleem is echter dat buitenlandse wetenschappers werden aangetrokken om dit onderzoek te doen. Deze mensen kunnen niet blijven wachten tot een of andere raad die maanden geleden al een advies had moeten geven, uiteindelijk tot een besluit komt. De raad kent weliswaar geen kredieten toe, maar hij heeft wel de taak om het wetenschappelijke belang van het onderzoek in te schatten. Hij moet toch weten dat dit niet kan blijven aanslepen.

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Colla.

De heer Colla, minister van Volksgezondheid en Pensioenen. ­ Mijnheer de voorzitter, ik beschik niet over wettelijke instrumenten om de raad te verplichten om binnen een bepaalde termijn een advies te verlenen. Als het advies te lang uitblijft, kan ik ofwel een beslissing nemen zonder een advies af te wachten, ofwel aan andere experten een advies vragen. Ik hoop nu evenwel echt binnen de kortst mogelijke tijd een bijkomend en definitief advies te krijgen. Ik begrijp de spanning die bij de indieners begint op te lopen.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.