1-182

1-182

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 30 AVRIL 1998

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 30 APRIL 1998

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER HOSTEKINT AAN DE STAATSSECRETARIS VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING, TOEGEVOEGD AAN DE EERSTE MINISTER OVER « DE EVOLUTIE IN DE BETREKKINGEN TUSSEN BELGIË EN CONGO »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. HOSTEKINT AU SECRÉTAIRE D'ÉTAT À LA COOPÉRATION AU DÉVELOPPEMENT, ADJOINT AU PREMIER MINISTRE SUR « L'ÉVOLUTION DES RELATIONS ENTRE LA BELGIQUE ET LE CONGO »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Hostekint aan de staatssecretaris van Ontwikkelingssamenwerking.

Het woord is aan de heer Hostekint.

De heer Hostekint (SP). ­ Mijnheer de voorzitter, een reeks incidenten heeft ervoor gezorgd dat de betrekkingen tussen België en Congo de voorbije weken sterk zijn bekoeld. De aanleiding was een rel op het consulaat waarbij ons land, in een poging om twee kisten wapens te repatriëren, door de kabinetschef van de Congolese minister van Informatie werd bestempeld als een terroristische staat. De Belgische regering reageerde hierop met de weigering van een inreisvisum voor minister Ghenda. Voorts was er nog de moord op een Belgische missiezuster en op een andere Belgische vrouw in Kinshasa.

Deze incidenten maken deel uit van een evolutie, die niet alleen België veel zorgen baart. De hele internationale gemeenschap volgt de recente gebeurtenissen in Congo met veel argwaan. Alles draait rond het respect voor de mensenrechten in het regime van Kabila. Zo werd 250 leden van de oppositie verboden om aan verkiezingen deel te nemen. De pers ondervindt heel wat tegenkanting en de NGO's worden door het Kabila-bewind gewantrouwd. De politieke analyse van de huidige toestand is op zijn minst zorgwekkend. De macht lijkt zich steeds meer te concentreren rond de figuur van president Kabila.

De VN-commissie heeft maandenlang moeilijkheden ondervonden bij het uitvoeren van haar opdracht. Onlangs werd een vernietigend VN-rapport gepubliceerd over de situatie op het vlak van de mensenrechten in Congo.

Om al deze redenen staat Congo opnieuw op de Belgische politieke agenda en ziet de regering zich verplicht haar houding tegenover Congo bij te sturen. De realisatie van de drie doelstellingen van de regering ten aanzien van het nieuwe bewind in Congo lijkt momenteel verder af dan ooit.

Vorige week heeft minister van Buitenlandse Zaken Derycke enkele opmerkelijke uitspraken gedaan over de relaties tussen België en Congo. Hij liet weten dat in de huidige omstandigheden een hervatting van de bilaterale samenwerking uitgesloten is. België wil nog wel helpen aan de heropbouw, maar zal zich daarbij beperken tot louter humanitaire hulp. Deze hulpverlening heeft overigens het plafond bereikt.

De SP is van mening dat ondanks de historische banden, Congo geenszins een voorkeursbehandeling behoeft. Na bijna één jaar Kabila-bewind, zijn we dringend toe aan een grondige evaluatie van onze betrekkingen met dat regime. Na jaren dictatuur onder Mobutu en gelet op het belang van de stabiliteit in de regio, blijft de basisboodschap dat de ontwikkelingssamenwerking in de eerste plaats de bevolking ten goede moet komen. We moeten Congo blijven helpen, maar niet te allen prijze. In dit verband had ik de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking de volgende vragen willen stellen.

Ten eerste, welke zijn de gevolgen van de hierboven geschetste evolutie voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking ten aanzien van Congo.

Ten tweede, sinds de hervatting van de indirecte samenwerking met Congo werden via multilaterale instellingen en universitaire samenwerking, een aantal punctuele acties opgezet ter voorbereiding van directe samenwerking. Aldus gaf ons land via ontwikkelingssamenwerking circa een half miljard aan Congo, dat daarmee op de tweede plaats staat van de ontvangende landen. Nu blijkt de Belgische regering niets te voelen voor een hervatting van de bilaterale samenwerking. Welke gevolgen heeft dit voor de acties op het terrein ? Hoe zit het met de verdere samenwerking met de Congolese niet-gouvernementele organisaties ?

Ik dank de staatssecretaris bij voorbaat voor zijn antwoord.

De voorzitter. ­ Het woord is aan staatssecretaris Moreels.

De heer Moreels, staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, toegevoegd aan de eerste minister. ­ Mijnheer de voorzitter, vanochtend heeft de Ministerraad mijn nota ter actualisering van de samenwerking met Congo goedgekeurd.

De humanitaire hulp die sinds 1994 via de NGO's wordt verleend, zal worden voortgezet. Deze hulp zal worden geconcentreerd op twee domeinen, namelijk de volksgezondheid en het onderwijs. Het zal natuurlijk enige tijd duren vooraleer de resultaten van die samenwerking op het terrein zichtbaar worden. De hulpprogramma's worden uitgevoerd in verschillende provincies en worden gecoördineerd door provinciale en sectorcoördinatoren.

Naast deze gedecentraliseerde acties op het terrein is er ook in samenwerking met UN-Aids een groot programma opgezet tegen de verspreiding van seksueel overdraagbare aandoeningen. Voor de bestrijding van de slaapziekte wordt er samengewerkt met het BCT, le Bureau central de Triponosomniase.

Naast de niet-gouvernementele samenwerking zal ons land, zoals afgesproken in het Internationaal Monetair Fonds, 60 miljoen storten voor de monetaire hervorming. In het kader van het initiatief van de « Friends of Congo » heeft ons land eveneens twee miljoen dollar toegezegd aan het Trust Fund van de Wereldbank. Dit bedrag werd nog niet gestort. Begin juni zal er ook een samenkomst plaatshebben van de VLIR en de CIUF met vier universiteiten in Congo, namelijk de universiteiten van Kinshasa, Kisangani, Bukavu en Lubumbashi.

Ten slotte geeft ons land zeer progressieve en zeer minimale steun aan een aantal sociale ministeries, waaronder het ministerie van Volksgezondheid ­ minister Sondji ­ en het ministerie van Landbouw. Het ministerie van Justitie tracht samen met NGO's het justitieel systeem progressief en zeer traag terug op te bouwen.

Ons beleid ligt dus volkomen in de lijn van de principeverklaring van de minister van Buitenlandse Zaken daarnet. Het overgrote deel van onze niet-regimebestendigende hulpverlening wordt op volle kracht verdergezet.

We trachten de dialoog tussen de Congolese en de Belgische regering gaande te houden en evalueren voortdurend en zo precies mogelijk op welke manier de directe samenwerking in de toekomst eventueel kan worden hervat. Van een onmiddellijke hervatting van de structurele directe hulp kan echter nog geen sprake zijn. Hiervoor moet trouwens eerst opnieuw worden onderhandeld over het reeds lang bestaande samenwerkingsakkoord met Congo en dat is op het ogenblik niet aan de orde. Daarover is nog geen politiek akkoord.

Zoals ik bij mijn bezoek aan Congo vorig jaar heb verklaard, is de Belgische diplomatie ten aanzien van dit land gebaseerd op een eerlijke en open dialoog, op een constructieve, maar kritische aanwezigheid. We zeggen elkaar wat we op het hart hebben en nemen desgevallend onmiddellijk de vereiste maatregelen. Zoals men weet, heeft de Belgische regering onmiddellijk gereageerd op het verbod van Azadho en nam ze onmiddellijk een klare houding aan in het incident met de medewerkers van Linelit, die bij het verlaten van de ambassade werden aangehouden. Deze organisatie houdt zich in samenwerking met de VN-commissie voor de rechten van de mens bezig met de voorbereiding van de verkiezingen.

Zoals ik in de kamercommissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden vorige week heb verklaard, zal Congo voor België nooit een land zijn als een ander. De emotionele band blijft immers bestaan.

Op de vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken over de al dan niet gewenste aanwezigheid van de Belgen in Congo, kan ik onomwonden antwoorden dat het overgrote deel van de bevolking, de lokale overheden en de plaatselijke organisaties, waarmee we reeds jaren samenwerken, de Belgische aanwezigheid meer dan appreciëren. We benaderen de hulpverlening weliswaar niet langer op de gekende paternalistische wijze van weleer. Ook een aantal politieke krachten in de regering stellen de Belgische aanwezigheid ten zeerste op prijs. De incoherente houding van de Congolese regering is echter problematisch. Zoals minister Derycke heeft beklemtoond schrikken sommige regeringsverantwoordelijken er niet voor terug geregeld een afwijzende houding aan te nemen ten aanzien van de internationale gemeenschap in het algemeen en ten aanzien van België meer in het bijzonder, terwijl anderen onmiddellijk hierna het incident op een gemeende manier trachten recht te zetten en uiting geven aan hun verwondering over de persverklaringen van hun collega's.

De voorzitter . ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.