1-176

1-176

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 26 MARS 1998

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 26 MAART 1998

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER ANCIAUX AAN DE MINISTER VAN WETENSCHAPSBELEID OVER « HET GEBREK AAN DEGELIJK WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK NAAR DE SCHADELIJKE GEVOLGEN VAN DIOXINE-UITSTOOT EN ANDERE ERNSTIGE VERONTREINIGINGEN VEROORZAAKT DOOR DE VERBRANDING VAN HUIS- EN ANDER AFVAL OP DE GEZONDHEID VAN DE BEVOLKING »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. ANCIAUX AU MINISTRE DE LA POLITIQUE SCIENTIFIQUE SUR « L'ABSENCE DE RECHERCHE SCIENTIFIQUE EN CE QUI CONCERNE LES CONSÉQUENCES NUISIBLES POUR LA SANTÉ PUBLIQUE DES ÉMISSIONS DE DIOXINE ET D'AUTRES GRAVES POLLUTIONS CAUSÉES PAR L'INCINÉRATION D'ORDURES MÉNAGÈRES ET D'AUTRES DÉCHETS »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Anciaux aan de minister van Wetenschapsbeleid.

Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, enkele weken geleden heb ik de minister een uitgebreide nota bezorgd over de problematiek van de dioxine-uitstoot in het bijzonder en de problematiek van de huisvuilverbranding in het algemeen. Ik veronderstel dat de minister hiervan kennis heeft genomen.

Ik heb de minister van Binnenlandse Zaken, de minister van Justitie, de staatssecretaris bevoegd voor Leefmilieu en de minister van Volksgezondheid reeds over deze problematiek ondervraagd. Uit hun antwoorden blijkt dat er in ons land nog niet veel effectieve maatregelen werden genomen om de bevolking te behoeden voor het dioxinegevaar.

Ik woon zelf in Neder-over-Heembeek, een wijk van Brussel-Stad. Door de overheersende winden in ons land wordt de uitstoot van de plaatselijke verbrandingsoven over de dorpskern van Heembeek en dus ook over mijn woning gedreven. De ongerustheid bij de bevolking wordt hoe langer hoe groter. Verscheidene geneesheren hebben me meegedeeld dat het aantal kankergevallen op het grondgebied van de gemeente opvallend is toegenomen en naar hun zeggen is er ook een aanzienlijke toename van ademhalingsproblemen.

Al ben ik zelf geen medicus, ik tel wel enkele geneesheren in mijn naaste familie. Samen met mij hebben ze vastgesteld dat mijn kinderen lijden aan ademhalingsstoornissen. Een mens wordt daardoor ongerust. Meer zelfs, ik word er moedeloos van dat de strijd tegen de vervuiling zo hortend verloopt. Ik heb immers niet de indruk dat de beleidsmensen de volksgezondheid hoog in het vaandel voeren. Ik word er woest van dat men geen verweer heeft tegen belangen die de belangen van de bevolking blijkbaar ver overstijgen en enkel terug te vinden zijn bij de industriële lobby's.

Net als elders in Vlaanderen is het ook in het Brussels Gewest en dus ook in Neder-over-Heembeek droevig gesteld met de controle op de verbrandingsoven. Ik hoef maar te wijzen op de situatie in de Neerlandwijk bij Antwerpen, die aan de ovens van de IHK en de ISVAG paalt, en op de verbrandingsoven te Sint-Niklaas, die zelfs na belangrijke investeringen nog steeds de in Vlaanderen wettelijk voorgeschreven norm niet haalt. In de wijken rond deze ovens komen heel wat genetische afwijkingen en zware aandoeningen voor. De frequentie ervan ligt hoger dan waar ook ter wereld. In de Neerlandwijk werden er zelfs veertien uiterst zeldzame ziektebeelden geconstateerd.

De controle op de emissies van de verbrandingsoven te Neder-over-Heembeek en op het aanbrengen van een rookgaswasinstallatie wordt verricht door een firma met internationale faam, Lyonnaise des Eaux. Dat maakt me woest, want deze groep is verbonden aan de groep Suez, die eigenaar is van Tractebel en Tractebel is eigenaar van Electrabel. De firma Watco maakt overigens ook deel uit van de groep Tractebel. De betrokken firma's controleren dus elkaar.

Mijnheer de voorzitter, wat heeft dit alles nog te maken met Wetenschapsbeleid ? Ik weet wel dat de minister de bestraffing van milieuovertredingen niet onder zijn bevoegdheid heeft. Sommige politici die voor deze materie verantwoordelijk zijn, hoor ik op een volkomen onverantwoorde wijze beweren dat er geen enkele wetenschappelijke aanwijzing bestaat voor het oorzakelijk verband tussen de uitstoot van dioxine en de vastgestelde aandoeningen.

Ik heb in mijn nota verwezen naar tal van onderzoeken, waaronder ook het onderzoek van dokter Jorens van de Universitaire Instelling Antwerpen. Hij heeft genoegzaam aangetoond dat de afwijkingen in de Neerlandwijk door dioxine werden veroorzaakt. Ik heb verwezen naar onderzoek dat in de jaren 90 in Japan en Taiwan werd uitgevoerd op kinderen van vrouwen die waren blootgesteld aan rijstolie met een hoog dioxinegehalte. Deze kinderen hadden vaak een laag geboortegewicht, vertoonden gedragsstoornissen, een vertraagde groei, geboorteafwijkingen en een verminderd intelligentiequotiënt op latere leeftijd. Ook de sterfte onder deze kinderen lag hoger. Ik heb ook verwezen naar een onderzoek van de UIA dat een verband legt tussen het feit dat werknemers met dioxines in contact komen, en de ontwikkeling bij deze werknemers van verschillende kankers, zoals longtumoren, lymfonen en leverkanker. Ik heb verwezen naar het International Agency for Research on Cancer, dat in februari 1997 verklaarde dat dioxines kanker kunnen veroorzaken. Het toch wel zeer beroemde Amerikaanse departement voor leefmilieu, het USEPA, formuleerde dezelfde besluiten. In Seveso wordt onderzoek gedaan naar de gevolgen van de dioxineramp van twintig jaar geleden. Daaruit blijkt een toename van suikerziekte en hart- en vaataandoeningen en een verhoogd risico op lever- en galkanker, op kwaadaardige gezwellen van het weefsel dat lymfen- en bloedcellen aanmaakt, en dergelijke meer.

Steeds opnieuw horen we zeggen dat er geen wetenschappelijk onderzoek is. Hoe zit dat ? Indien er niet voldoende wetenschappelijk onderzoek is, dan wordt het de hoogste tijd dat er een groot deel van de middelen wordt uitgetrokken voor wetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van dioxine. Ik weet dat wetenschappelijk onderzoek grotendeels een gemeenschapsmaterie is, maar er is toch ook nog een nationaal budget. Een deel van dat budget moet dringend worden vrijgemaakt voor onderzoek naar de volksgezondheidsproblematiek. Hierbij gaat het niet alleen om dioxines, maar ook om antibiotica in het vlees. Over dit zeer ernstige probleem heeft minister Colla een aantal stevige uitspraken gedaan. Deskundigen zeggen mij dat binnen de komende jaren duizenden kinderen zullen sterven omdat bacteriën immuun zijn geworden aan de antibiotica die in het vlees zitten. Dit beangstigt mij. Dan hebben we ook nog de hele hormonenproblematiek, en de uitstoot van giftige stoffen. Daarnaar zou toch degelijk wetenschappelijk onderzoek moeten worden gedaan.

In België gaan we altijd uit van de logica dat onze immense afvalberg het best kan worden weggewerkt door verbranding. Dan zijn we er vanaf. Dat klopt niet. Het afval wordt kleurloos, reukloos en gewichtloos, maar het verdwijnt niet. We krijgen het op ons hoofd terug, het komt in ons voedsel terecht en we ademen het in en toch werken we jaren en jaren voort met het type verbrandingsovens dat we nu kennen, want er spelen heel wat andere belangen mee. Wordt het geen tijd stevig wetenschappelijk onderzoek te doen naar andere types van verbranding of naar alternatieve verwerking ? Ik verwijs hier naar het Duitse experiment met een pyrolyseoven van Siemens waarbij het afval in een metalen kist wordt gestopt en zo sterk wordt verhit dat het verpulvert. Daarbij is er nagenoeg geen dioxine-uitstoot, want een uitstoot van 0,001 is toch heel weinig. Waarom zetten we niet alles op alles om hiernaar onderzoek te doen en erin te investeren ?

Kan de minister geen initiatief nemen op Europees vlak om alternatieven te zoeken voor de moordende verbrandingstechnieken ? Er spelen natuurlijk grote belangen mee en we kunnen ook niet met de enorme afvalbergen blijven zitten, maar we mogen toch niet blind zijn voor de gevaren van de huidige technieken.

Wat erger is : we mogen de overtredingen niet door de vingers zien. De Vlaamse norm voor dioxine-uitstoot is 0,1 nanogram per m3 . Dit is een goede norm; het zal ook de Europese norm worden. Er wordt echter niet opgetreden tegen de ovens die naar hartelust dioxine uitstoten. In Wallonië is de situatie een beetje beter dan in Brussel, waar ik woon en waar overschrijdingen van 47 nanogram worden gemeten. Men wordt voor minder ongerust!

Ik wil de minister de volgende vragen stellen. Zal hij, eventueel in overleg met de gewesten, wetenschappelijk onderzoek laten verrichten naar de gevaren van dioxine voor de menselijke gezondheid ? Zal hij degelijk wetenschappelijk onderzoek laten verrichten naar de schadelijke uitstoot van dioxine en andere gifstoffen door de in België gebruikte verbrandingsinstallaties. Zal hij vergelijkend onderzoek laten verrichten naar andere types van verbrandingsovens die geen of veel minder dioxine en andere gevaarlijke stoffen uitstoten ?

Is de minister op de hoogte van de pyrolise-oven, die in Duitsland is ontwikkeld ? Hoe zal de minister de Europese Ministerraad ervan overtuigen om met gemeenschappelijke maatregelen, gebaseerd op degelijk wetenschappelijk onderzoek, de strijd tegen de uitstoot van dioxine aan te gaan ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan mevrouw Leduc.

Mevrouw Leduc (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, ik kan helemaal instemmen met het betoog van de heer Anciaux. Kinderen zijn inderdaad het meest kwetsbaar voor dioxine. In De Standaard las ik vandaag het volgende : « Telkens als er sprake is van milieuvervuiling rijst de vraag naar de gevolgen voor de menselijke gezondheid. Diverse overheidsinstanties sturen allerlei geruststellende verklaringen de wereld in; maar de burger vertrouwt ze niet; wellicht heeft de burger gelijk. »

België behoort tot de koplopers op het vlak van de uitstoot van dioxine en slaagt er niet in dit te veranderen. In 1996 kreeg Vlaanderen 290,4 toxisch equivalent dioxine over zich heen. Men merkt dit zintuiglijk niet, maar het is er wel. Ook in mijn streek is er een alarmerende groei van gevallen van kanker. Indien we de statistieken mogen geloven, zou de uitstoot in vergelijking met 1990 gevoelig zijn gedaald. Toch blijft België op dit gebied bij de koplopers in de wereld. Dit is niet om fier op te zijn.

Er wordt onvoldoende geïnvesteerd in middelen die de uitstoot drastisch kunnen verminderen. Er wordt vaak gegoocheld met tegenstrijdige cijfers, criteria, schattingen en onderzoeken, die de verwarring nog vergroten. Uiteindelijk krijgen we een houding van : « Het zal wel zo'n vaart niet lopen. » Als er echt zo'n gevaar voor de volksgezondheid is, zou men een meer eenduidige berichtgeving en duidelijke waarschuwingen verwachten. In de krant lezen we evenwel de ene dag dat er groot gevaar dreigt, maar de volgende dag wordt dat gerelativeerd en beweert men dat die verhalen over gevaren verspreid worden door onruststokers.

Heel wat mensen zijn het slachtoffer van lucht- en dioxinevervuiling. Er moet dringend een bewustwordingsproces op gang worden gebracht. De bevolking moet ook voor eigen deur vegen. Ze moet weten dat ze niet zomaar alles kan opstoken en dat ze voorzichtig moet zijn met het produceren van afval. Wetenschappelijk onderzoek moet dit de bevolking duidelijk maken.

Ik lees in een artikel dat de ministers de chloorchemie moeten aanpakken om de dioxine-uitstoot te verminderen, dat de chloorhoudende bouwmaterialen en chloorhoudende bestrijdingsmiddelen moeten worden verboden.

Ik dring er dan ook bij de minister op aan die problematiek prioritair te behandelen. Niets is immers belangrijker dan de gezondheid van onze kinderen. Uit statistieken blijkt immers dat enorm veel mensen aan ademhalingsstoornissen lijden. Dit is blijkbaar de ziekte van onze tijd. Ik kom zelf uit het onderwijs en weet dus uit ervaring dat veel kinderen huiduitslag en allerhande allergieën vertonen. Vroeger waren leucemie, hersentumoren en de ziekte van Hodgkin bij kinderen zeer uitzonderlijk, nu komen deze ziektes frequent voor. Het zal jouw kind maar overkomen!

Het is zelfs later dan vijf vóór twaalf. Er moet onmiddellijk ernstig en correct wetenschappelijk onderzoek gebeuren. Men moet streng optreden tegen degenen die in de pers beweren dat het allemaal niet zo erg is. Daarom sluit ik mij volkomen aan bij de heer Anciaux.

M. le président. ­ La parole est à Mme Dardenne.

Mme Dardenne (Écolo). ­ Monsieur le président, m'étant déjà souvent exprimée au sujet de la dioxine, je ne désire pas allonger ce débat. Je dirai simplement que je m'associe pleinement à mes collègues et que je suis entièrement d'accord avec les propos de Mme Leduc.

S'il est indéniable que le public doit être informé, il importe encore davantage d'informer le monde politique. Il convient de réfléchir dès aujourd'hui à la mise en place de nouvelles politiques aussi bien en matière de gestion des déchets que d'élimination des produits toxiques. À ce propos, nous avons dans le passé proposé une écotaxe qui devait, dans un premier temps, éliminer les pesticides organochlorés à usage non agricole. Comme chacun le sait, celle-ci n'a jamais vu le jour.

C'est donc le monde politique qui doit être interpellé plutôt que le public, qui est pleinement conscient des problèmes.

J'affirme que la pollution par les organochlorés et les substances chimiques constitue un grave problème de santé publique à l'heure actuelle en Belgique, mais sa solution implique une coordination entre différents ministères.

M. le président. ­ La parole est à M. Ylieff, ministre.

M. Ylieff, ministre de la Politique scientifique. ­ Monsieur le président, le débat sur les problèmes de pollution atmosphérique et alimentaire est extrêmement important et trouve largement sa place dans une enceinte parlementaire.

Des questions pertinentes se posent et il est impérieux d'y apporter de vraies réponses.

De verbrandingsovens die worden gebruikt voor de vernietiging van huis- en andere afval, stoten inderdaad verontreinigende stoffen uit, waaronder dioxine. Net als de heer Anciaux maak ik mij zorgen omtrent de gevolgen hiervan voor de volksgezondheid. Er moet dringend onderzoek worden verricht naar de effecten van dioxine. De Federale Diensten voor de Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangelegenheden financieren geen enkel onderzoek daaromtrent.

De heer Moens, ondervoorzitter,

treedt als voorzitter op

Mijn collega van Volksgezondheid en Pensioenen, de heer Colla, houdt zich daarentegen heel sterk met deze kwestie bezig. Begin deze maand heeft hij nog bekendgemaakt dat hij een koninklijk besluit betreffende de dioxine in melk in voorbereiding heeft. Hij heeft zich ook bereid verklaard om samen met de gemeenschappen de onderzoeksmogelijkheden van het IHE en het Instituut Pasteur optimaal te benutten. Voorts is hij van plan een prioriteitenlijst op te maken, zodat een deel van het Fonds voor Geneeskundig Onderzoek kan worden aangewend voor de studie van de invloed van milieufactoren op de volksgezondheid.

Zoals bekend vallen de verschillende aspecten van de installatie en de werking van verbrandingsovens onder de bevoegdheid van verschillende overheden. Overleg met de gemeenschappen en gewesten terzake is dus absoluut noodzakelijk.

Vanuit mijn bevoegdheid zal ik er alleszins persoonlijk op toezien dat de opgeworpen problemen onderzocht worden in de Federale Raad voor Wetenschappelijk Onderzoek, van zodra deze is geïnstalleerd.

Je rappelerai encore ici que les crédits inscrits au budget des Affaires scientifiques techniques et culturelles et destinés à financer les recherches scientifiques sont mis en oeuvre sur la base de propositions formulées par les centres de recherches et les institutions universitaires, dans le cadre d'accords de coopération avec les communautés et les régions.

Ainsi, en ce qui concerne l'octroi de crédits de plus de deux milliards 800 millions de francs pour promouvoir une politique de développement durable, les différents thèmes de recherches qui sont financés et qui le seront encore jusqu'en 2002, le sont sur la base d'un accord de coopération avec les différentes régions. Par exemple, pour le financement de projets de recherches dans le cadre de la coopération entre des universités appartenant à des communautés différentes, les pôles d'attraction interuniversitaires, les thèmes de recherches sont directement proposés par les universités ou les centres de recherches, et non imposés par l'autorité politique, ou par le ministre de la Politique scientifique en particulier.

Il en est de même des sujets des thèses de doctorat des 300 chercheurs mis à disposition du Fonds national de la recherche scientifique et de son homologue néerlandophone. Ils doivent déposer, dans un délai de quatre ans, un doctorat sur des questions et des thèmes qu'ils ont librement choisis et proposés dans le cadre des deux grandes institutions de financement de la recherche scientifique que compte notre pays.

Cela ne signifie pas qu'une initiative ne puisse pas être prise par l'autorité politique et les différents ministres intéressés ou concernés par la question. C'est pourquoi, je n'hésiterai pas à faire part aux milieux scientifiques qui s'adresseraient à mon département pour l'obtention de subventions en matière de recherche scientifique, de l'intérêt que le Parlement manifeste tout spécialement pour ce secteur; je leur signalerai notamment qu'à la suite d'une série d'interpellations, il me paraîtrait à tout le moins judicieux et opportun d'étudier la possible mise en oeuvre de programmes de recherches scientifiques sur ces questions de pollution atmosphérique éminemment ­ vous l'avez dit et je le répète ­ importantes.

De même, sur le plan européen, vous savez qu'au Conseil de la recherche des ministres européens, ce sont les ministres de la Recherche scientifique des régions et des communautés qui représentent la Belgique, le ministre fédéral n'étant qu'assesseur. Ce dernier ne peut s'exprimer au nom de la Belgique qu'en l'absence du ministre communautaire ou régional responsable de la Politique scientifique.

Cela ne signifie pas pour autant que, dans le cadre de la concertation préparatoire aux différents conseils européens de la recherche, je ne puisse pas prendre une initiative en proposant, par exemple, que la Belgique ­ ou ses porte-parole ­ attire l'attention des ministres européens sur ces questions. Par conséquent, je ne formulerai aucune objection, bien au contraire, sur le plan des principes. Je constate d'ailleurs que ces sujets sont particulièrement d'actualité.

Ainsi, une lettre ouverte adressée à un ministre régional chargé de ces matières ­ « Bataille rangée autour des incinérateurs... » ­ explique quels sont les dangers et nuisances des émissions de dioxine produites par les incinérateurs.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, blijkbaar heeft de minister niet veel bewegingsruimte om doortastende maatregelen te nemen. Ik was op de hoogte van de opdrachten en initiatieven die minister Colla zal laten uitvoeren. Ik vond het wel belangrijk dat de minister zijn uiteenzetting begon met het uitspreken van zijn bezorgdheid over de uitstoot van dioxine en de gevolgen daarvan op de volksgezondheid.

Ik begrijp dat het in de eerste plaats de gewesten zijn die afdoende maatregelen moeten nemen. Het lijkt mij echter even belangrijk dat ook op Europees vlak overleg wordt gepleegd over een ander type verbrandingsoven. Ik dring er bijgevolg op aan dat de minister dit probleem zal aankaarten bij zijn contacten met zijn Europese collega's.

Ik dring erop aan dat hij, voor zover dat mogelijk is, kredieten vrijmaakt voor degelijk wetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van de uitstoot van dioxine op de volksgezondheid en naar alternatieve verbrandingsovens. Ik leg mij erbij neer dat zijn mogelijkheden op dat vlak beperkt zijn, maar ik zal des te krachtiger proberen maatregelen af te dwingen van zijn gewestelijke collega's bevoegd voor wetenschapsbeleid.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.