1-173 | 1-173 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCES DU JEUDI 19 MARS 1998 |
VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 19 MAART 1998 |
De voorzitter. Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Anciaux aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.
Het woord is aan de heer Anciaux.
De heer Anciaux (VU). Mevrouw de voorzitter, ik heb daarnet over dit onderwerp reeds een vraag om uitleg gesteld aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu en zal vanmiddag daarover vragen om uitleg stellen aan de minister van Justitie en aan de minister van Volksgezondheid en Pensioenen. In de eerstkomende dagen zal ik hierover ook nog de minister van Wetenschapsbeleid ondervragen. Ik heb over dit onderwerp een uitgebreide nota gemaakt waaruit ik bij mijn verschillende vragen stukken zal citeren.
In België is men het oneens over de vraag of de zware dioxine-uitstoot al dan niet een gevaar voor de volksgezondheid inhoudt. Niemand zal betwisten dat er een zware dioxine-uitstoot is, aangezien er terzake genoeg metingen en onderzoeken werden uitgevoerd in en rond Brusselse en Vlaamse verbrandingsovens.
In januari 1998 maakte een team professoren van de Antwerpse universiteit een vlijmscherp rapport over de dioxine-uitstoot van de verbrandingsovens. Volgens hen is het bewezen dat de dioxine-uitstoot zware gevolgen heeft voor de volksgezondheid en tot kanker of zware ademhalingsstoornissen kan leiden.
De eindconclusie van het rapport luidt als volgt : « Voor sommigen zal de `zware' investering die voor de eventuele sanering van de oven van ISVAG is gepland voor een `schoner milieu' moeten worden uitgevoerd. Niemand van ons twijfelt eraan dat de oprichting van een eenheid van recuperatie van warmte een nobel doel is. We menen echter ook dat het heropstarten van deze activiteit in deze regio onverantwoord is. Deze gedachte is ingegeven door multipele redenen. De hoogste concentratie aan dioxines in de moedermelk wordt in België teruggevonden. De regio behoort tot de door afvalverbrandingsovens meest blootgestelde van België en West-Europa. De wijk Neerland is uniek. Men plantte in het verleden twee ovens in op nauwelijks enkele kilometer. Eén ervan is de oudste van het land. Gigantische inbreuken op de normen voor uitstoot werden toegestaan... De psychologische reden, dat de inwoners vele jaren hebben moeten leven in een omgeving waar milieunormen in extreme maten met voeten werden getreden, de economische redenen, met een daling van waarde van elke eigendom in de wijk Neerland ten gevolge van deze aangeduide verwaarlozing van het hanteren van normen, en vooral deze van de algemene volksgezondheid, die we in dit document hebben proberen te verwoorden, liggen mede aan de basis van ons wetenschappelijk en vooral medisch gefundeerd advies. Inplanting van dergelijke installaties hoort niet thuis in die omgevingen die reeds bloot staan aan andere extra zware vervuilingsbronnen, zoals zwaar verkeer, en in de onmiddellijke buurt van woonwijken. De volksgezondheid is hier niet geholpen met een of ander compromis. We vragen met aandrang om het voorzorgsprincipe te hanteren : de ovens IHK en ISVAG moeten definitief dicht. »
Dit is een vlijmscherpe aanklacht tegen het falend volksgezondheidsbeleid van de overheid, tegen het gebrek aan respect voor de rechten van de gewone man en vrouw en tegen een beleid dat geen rekening houdt met de gezondheidsproblemen van kinderen. Na deze wetenschappelijke aanklacht kan men niet doen alsof zijn neus bloedt.
In Neder-over-Heembeek staat de bevolking eveneens bloot aan een schrijnende overschrijding van elke normaal aanvaardbare norm. Hetzelfde geldt trouwens voor het koninklijk domein in Laken en ik neem aan dat de minister van Binnenlandse Zaken instaat voor de veiligheid van ons staatshoofd. Verschillende dokters bevestigen me dat er een opvallende stijging is van het aantal ademhalingsstoornissen en kankergevallen. De bevolking staat machteloos, want ze kan onmogelijk het oorzakelijk verband aantonen. Twijfel en angst blijven bestaan. De waarde van de eigendom vermindert, gezinnen verhuizen, enzovoort.
De overheid heeft als belangrijkste taak de bevolking te beschermen. Tot op heden blijft ze echter volkomen in gebreke. Bovendien dienen de beleidsverantwoordelijken voor leefmilieu in ons land vaak andere belangen dan die van het leefmilieu. Mogelijk heeft de enorme invloed van Electrabel op heel de afvalindustrie daar iets mee te maken. Via de intercommunales en via Tractebel bepaalt het in grote mate het afvalverwerkingsbeleid. Bedrijven zoals Watco en Seghers Engineering zijn via Fabricom met Tractebel verbonden. Buitenlandse expertisebureaus, zoals Lyonnaise des Eaux, worden geraadpleegd om de beste verbrandingsinstallaties voor te stellen en toe te zien op de naleving van de normen. Lyonnaise des Eaux is echter via Suez rechtstreeks met Tractebel verbonden. De cirkel is dus rond.
De bevolking staat tegen dit alles machteloos en kan haar rechten niet doen gelden. Zelfs als een verbrandingsinstallatie allerlei normen flagrant overtreedt, kan de burger nooit het oorzakelijk verband met de geleden schade aantonen. Een omkering van de bewijslast bij blijvende en flagrante overschrijdingen van allerlei normen zou een hele stap vooruit zijn voor het herstellen van de rechten van de burgers.
Bovendien botst de bevolking vaak op gemeentelijke beleidsverantwoordelijken die banden hebben met de uitbaters van verbrandingsinstallaties. De gemeenten zitten immers heel vaak samen met de privé-partners, de kinderen van Tractebel, in de raden van bestuur. Politiediensten treden bij mijn weten nooit op bij klachten van slachtoffers van dergelijke praktijken. De vice-eerste minister is ook nog nooit opgetreden tegen burgemeesters die hun taak als hoeder van de veiligheid en de gezondheid van de inwoners niet nakomen en blijven gedogen dat ernstige vervuilers de normen overtreden.
Is de vice-eerste minister het met mij eens dat we hier te maken hebben met crimineel en georganiseerd gedrag dat de belangen van de bevolking schaadt en dat neerkomt op het langzaam maar zeker vergiftigen van weerloze slachtoffers ?
Welke maatregelen zal de vice-eerste minister nemen om te vermijden dat in de toekomst weerloze kinderen het slachtoffer worden van een onverantwoord beleid van de overheden in het land ?
Is de vice-eerste minister bereid de rijkswacht op te dragen actief op te treden tegen overtreders van de normen inzake lozing van dioxines en andere giftige gassen ?
Is de vice-eerste minister bereid op te treden tegen burgemeesters die hun plicht tot bescherming van de veiligheid en de gezondheid van hun inwoners verzuimen door niet op te treden tegen flagrante overtredingen van de normen ?
Is de vice-eerste minister bereid de gemeentelijke politie op te roepen bijstand te verlenen aan de bevolking in haar strijd tegen belangrijke afvalverwerkende bedrijven die hun voeten vegen aan wettelijke normeringen ?
Als deelnemer aan de Conferentie van Rio in 1992 onderschreef België het voorzorgsprincipe, dat luidt : « Daar waar ernstige schade dreigt voor het milieu, zal het ontbreken van onomstotelijke wetenschappelijke zekerheid niet gebruikt worden voor het uitstellen van maatregelen om die schade te voorkomen. » Men mag zich niet langer verschuilen achter het feit dat er geen oorzakelijk verband kan worden aangetoond tussen kanker en ademhalingsstoornissen, enerzijds, en de voortdurende overschrijding van normen inzake dioxine-uitstoot, anderzijds. Sommige ovens slagen erin de norm meer dan 500 maal te overschrijden. In Neder-over-Heembeek werd bij metingen vastgesteld dat de norm 470 maal werd overschreden. De verantwoordelijken zijn blijkbaar untouchable .
Mijn kinderen moeten voortdurend een aërosol gebruiken, niet omdat ik thuis rook, maar omdat ze problemen hebben met hun ademhaling. Deze toestand maakt mij zeer opstandig. Dit geldt overigens niet enkel voor mij. Dit soort toestanden maakt dat de mensen zo weinig vertrouwen hebben in de politiek. Sommigen kunnen zich blijkbaar alles veroorloven.
Ik begrijp dat de minister van Binnenlandse Zaken niet in staat is alle problemen op te lossen. Ik richt mijn vragen dan ook tot vijf ministers en ik zal ervoor zorgen dat ze ook in het Vlaams Parlement worden gesteld. Indien de vice-eerste minister bereid is enige creativiteit aan de dag te leggen, kan hij optreden tegen de burgemeesters. We kunnen immers niet langer aanvaarden dat sommige burgemeesters, zoals de burgemeester van Sint-Niklaas in De Zevende Dag, verklaren dat er geen enkel bewijs is van de schadelijkheid van dioxine. Er zijn tientallen onderzoeken gevoerd, zowel op nationaal als op internationaal vlak, waaruit blijkt dat dioxines nefaste gevolgen hebben. We kunnen niet blijven doen alsof onze neus bloedt. Ik hoop dat mijn vragen aanleiding zullen geven tot concrete acties.
De voorzitter. Het woord is aan vice-eerste minister Vande Lanotte.
De heer Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. Mevrouw de voorzitter, ik zal trachten een zo duidelijk mogelijk antwoord te formuleren over de verschillende verantwoordelijkheden in deze problematiek.
Als burger ben ik van mening dat de discussie over wat al dan niet moet worden verboden, zeer ingewikkeld is. In de stad waar ik woon, wordt op het ogenblik vooral aandacht besteed aan het probleem van de kerosene. Een Nederlands epidemiologisch onderzoek zou uitwijzen dat het gevolg van de blootstelling aan kerosene kan worden vergeleken met het relatief dicht bij een autosnelweg wonen. De beleidsverantwoordelijken moeten een beslissing nemen op basis van deze studie, wat verre van eenvoudig is.
Hoewel ik geen expert ben en in deze over geen enkele bevoegdheid beschik, ben ik toch van mening dat de dioxineproblematiek vrij eenduidig is en alleszins veel eenvoudiger ligt dan het kerosineprobleem.
Het respect voor de wetgeving inzake milieu vormt een belangrijk onderdeel in het handhaven van onze rechtsorde. Iedereen heeft daarin een rol te spelen. De burger beschikt zelf over een aantal juridische mogelijkheden en de wetgever heeft deze nog verruimd sinds milieuverenigingen zich burgerlijke partij kunnen stellen. Ze kunnen ook een strafklacht indienen bij de onderzoeksrechter of de procureur. Ze zullen wel moeten aantonen dat de wettelijke normen werden overtreden. De normen zelf kan de burger niet aanvechten tenzij hij kan aantonen dat ze in strijd zijn met hogere normen.
De heer Anciaux beweert dat de normen op een bepaald ogenblik zeer duidelijk werden overschreden. Ik kan dat niet beoordelen, maar op grond van een dergelijke overtreding kan een milieuvereniging deze zaak aanhangig maken bij een burgerlijke rechtbank en voorlopige maatregelen vorderen. Toen de wetgeving terzake werd goedgekeurd, vreesde men voor een overvloed aan rechtszaken, maar sindsdien werd er op deze procedure merkwaardig genoeg geen beroep meer gedaan. Ik begrijp niet goed waarom en deel dit louter ter informatie mee.
Op de vraag of ik als minister van Binnenlandse Zaken de opdracht kan geven om tegen milieumisdrijven op te treden moet ik onomwonden neen antwoorden. Het strafrechtelijk beleid behoort tot de bevoegdheid van het college van procureurs-generaal. Onder leiding van de minister van Justitie beslist dit college tegen welke vormen van criminaliteit prioritair dient te worden opgetreden, bijvoorbeeld tegen pedofilie, tegen milieumisdrijven, tegen fiscale fraude of tegen drugs. Iedere procureur des Konings kan in zijn arrondissement dan nog eigen klemtonen leggen.
Van zodra de strafrechtelijke prioriteiten zijn vastgelegd, behoort het tot mijn bevoegdheid om in samenspraak met de minister van Justitie de logistieke opvolging van dit beleid te verzekeren, zodat de politiediensten hun opdracht terzake kunnen uitvoeren. Mocht ik echter zo vrij zijn aan de commandant van de rijkswacht op te dragen om voortaan vooral milieudelicten te vervolgen, dan zal hij mij er wellicht zeer vriendelijk, maar alleszins onomwonden op moeten wijzen dat het niet tot mijn bevoegdheid behoort hem dergelijke opdrachten te geven. Doet hij dat niet, dan kan hij daarvoor overigens een sanctie krijgen.
Ik kan de politiediensten wel opdragen om alles in gereedheid te brengen voor het vervolgen van milieudelicten, aangezien de bestrijding ervan bovenaan de prioriteiten van het college van procureurs-generaal werd geplaatst. De instructiebevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken ten aanzien van de rijkswacht en de gemeentepolitie is natuurlijk vrij beperkt en zal de komende maanden trouwens voor heel wat discussie zorgen. Ik kan toch meedelen wat ik inmiddels op dat vlak reeds heb bewerkstelligd, onder andere met specifieke richtlijnen inzake milieu en volksgezondheid.
In de strijd tegen de hormonenfraude werd onder andere een hormonencel opgericht, alhoewel deze aanpak ter discussie staat. Bijna maandelijks worden er vormingen georganiseerd. Men is intussen reeds zover dat rijkswachters met ervaring op dat vlak aan de magistraten uitleggen hoe ze deze vorm van criminaliteit het best kunnen bestrijden.
Ook voor het vervolgen van overtredingen van het mestdecreet in Vlaanderen werd een specifieke groep opgericht. Mede onder mijn impuls werd tussen de rijkswacht en de inspectiediensten van het Waals Gewest een samenwerkingsprotocol afgesloten inzake het bestrijden van milieudelicten. Voor zover ik weet kwam het met Vlaanderen en Brussel nog niet tot een dergelijke samenwerking. Het initiatief daarvoor moet in principe uitgaan van de minister van Leefmilieu. Van zodra een gewestelijke minister daarvoor enige interesse toont, kan hij onmiddellijk op mijn steun rekenen.
Ik weet echter niet of dit de meest aangewezen aanpak is voor de dioxineproblematiek. Het is immers heel wat moeilijker om een overtreding van de normen inzake dioxine-emissie vast te stellen dan een overtreding van het mestdecreet. Het is echter geen onmogelijke opdracht en samenwerking tussen de verschillende diensten kan alleen maar nuttig zijn. Er is weliswaar nood aan een richtlijn van de minister van Justitie, die in overleg met de gewestelijke ministers van Leefmilieu, voorrang verleent aan de strijd tegen dit type van milieudelict. Het vervolgingsbeleid terzake dient op deze manier te worden bepaald, maar de gewestministers kunnen net zo goed andere prioriteiten aanhouden, ze zijn daarvoor autonoom bevoegd.
Welke rol spelen de burgemeesters in dit alles ? De heer Anciaux vroeg of ik al ben opgetreden tegen burgemeesters die hun verantwoordelijkheid inzake volksgezondheid of leefmilieu niet opnemen of de wetgeving terzake overtreden. Ik ben tegen hen inderdaad al opgetreden. Bepaalde burgemeesters hebben bijvoorbeeld lang op hun benoeming moeten wachten, omdat een bepaalde zaak niet was uitgeklaard. Ze hebben dus al een sanctie gekregen.
De volgende procedure wordt daarbij gevolgd. Ofwel klaagt een burger aan dat de burgemeester niet correct optreedt. In dat geval stuur ik een brief naar de gouverneur met de vraag deze zaak uit te zoeken. Als het om een strafrechtelijk feit gaat, wordt de zaak aan de procureur doorgegeven en wordt de burgemeester vervolgd. Ofwel dient de betrokkene bij de procureur een klacht in en start deze een onderzoek. De procureur zal mij daarvan op de hoogte brengen.
Pas vanaf het ogenblik dat duidelijk is vastgesteld dat de burgemeester een overtreding heeft begaan, wordt de tuchtprocedure gestart. Dat kan uiteraard niet op basis van vage beschuldigingen. Tegen een burgemeester die het strafrecht overtreedt, zal altijd een tuchtprocedure worden gestart, maar dat leidt niet altijd tot afzetting. Soms blijkt dat de betrokkene zich heeft vergist en dan krijgt hij een heel duidelijke waarschuwing. Soms zijn de feiten onvoldoende belangrijk. Zo ken ik het voorbeeld van een burgemeester die in zijn tuin een heuvel had aangelegd. Daarvoor is een bouwvergunning vereist, maar die had hij niet. Uiteraard moet hij de wet respecteren, maar een dergelijke overtreding is nog geen reden om hem af te zetten.
Wanneer duidelijk is vastgesteld dat een burgemeester de milieuwetgeving heeft overtreden, wanneer hij daarvoor van de minister of het parket een waarschuwing heeft gekregen, maar zijn fout niet recht zet, dan treden we op. Wanneer de bevolking vindt dat een burgemeester de normen overtreedt, dan moet ze allereerst naar de procureur stappen. Men kan zich ook burgerlijke partij stellen. Volgens mij is dat de beste weg, op voorwaarde dat de milieuwetgeving het mogelijk maakt, wat niet altijd het geval is. Bij burgerlijke partijstelling komt er immers altijd een onderzoek, dat alleen de raadkamer kan stopzetten. De zaak kan dan niet zomaar van tafel worden geveegd.
De heer Anciaux vroeg mij ook of ik de overtreding van de milieuwetgeving tot de georganiseerde criminaliteit reken en of ik vind dat de bevolking moet worden aangespoord dergelijke overtredingen te melden. Dit gaat mijn bevoegdheid te buiten. Ik kan hierover alleen mijn persoonlijke mening geven, maar als lid van de uitvoerende macht, specifiek bevoegd voor Binnenlandse Zaken, mag ik daarover geen standpunt innemen. Dit is een vraag die moet worden gesteld aan de gerechtelijke overheid. Als minister van Binnenlandse Zaken mag ik mij daarover geen uitspraak veroorloven, hoe jammer ik dat soms ook vind.
De voorzitter. Het woord is aan de heer Anciaux.
De heer Anciaux (VU). Mevrouw de voorzitter, ik wens nog enkele zaken onder de aandacht van de vice-eerste minister te brengen. De vice-eerste minister is er blijkbaar niet van op de hoogte dat de bestaande normen voor dioxine-uitstoot flagrant zijn overschreden. Die vaststellingen komen niet van mij, maar van tal van wetenschappelijke onderzoekers. De Vlaamse minister van Leefmilieu is door de milieu-inspectie in het bezit gesteld van de resultaten van deze onderzoeken.
Ik heb al tal van voorbeelden genoemd. Voor de IHK-oven is er een overschrijding van 521 keer de bestaande norm vastgesteld. Deze oven is voorlopig dicht en zal waarschijnlijk dicht blijven, maar ook de ISVAG-oven in Wilrijk overschrijdt al sedert jaren de normen. In 1993 werd de norm met factor 64 maal overschreden, in 1994 met factor 25 en in 1997 met factor 30. In Neder-over-Heembeek hebben metingen uitgewezen dat er 47 nanogram per kubieke meter uitstoot aan dioxine was, terwijl de normaal aanvaarde norm slechts 0,1 nanogram per kubieke meter is. De minister van Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zegt dat er een overschrijding is met factor 54 en hij aanvaard dat.
Hoe kan de burger dan zich daartegen verweren ? Voor veel verbrandingsovens in Vlaanderen en in Brussel worden normoverschrijdingen vastgesteld. De vice-eerste minister heeft een aantal mogelijkheden opgesomd om zich daartegen te verzetten, maar de burger stoot altijd op het probleem dat hij moet bewijzen dat hij zelf een schade heeft ondervonden.
De heer Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. De wijziging van de wetgeving heeft dat juist weggeveegd. Voor de burger is de situatie inderdaad niet zo eenvoudig. Een leefmilieuorganisatie kan wel optreden omwille van het algemeen belang. Ze kan naar de rechter stappen en de sluiting van een oven eisen zolang de norm niet wordt gerespecteerd. Dat is een echte vernieuwing en volgens mij ook de enige manier om de overheid te verplichten duidelijkheid te scheppen.
Als de overheid weet dat de normen niet worden nageleefd, dan moet ze ofwel de normen verhogen en dat is dan een politieke beslissing, ofwel ze doen toepassen. Ik weet niet of de normoverschrijdingen worden bestraft.
De heer Anciaux (VU). Deze aanvulling is inderdaad belangrijk.
In Brussel blijft er echter een probleem, omdat daar geen norm is voor huisvuilverbranding. Ik wacht op de Europese norm van 0,1, die in Vlaanderen al van toepassing is. Er is in Brussel dus geen optreden mogelijk, ook al hebben tal van onderzoeken aangetoond dat deze overschrijdingen een gevaar betekenen voor de volksgezondheid. De leefmilieuverenigingen kunnen wel voor de burgerlijke rechtbanken optreden, maar ze kunnen geen sluiting vragen. Ze kunnen alleen maar schadevergoedingen eisen.
De heer Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. Ik kan de namen van enkele goede advocaten bezorgen.
De heer Anciaux (VU). En ook betalen ?
Ik zal de minister van Justitie vragen richtlijnen uit te vaardigen. Ik stel vast dat de burgemeesters van een aantal gemeenten niet optreden tegen overtredingen van verbrandingsinstallaties. Wie moet in deze burgemeester tot de orde roepen wanneer hij niet optreedt bij een overtreding ? Is dat de taak van de minister van Justitie, van de minister van Binnenlandse Zaken of die van Volksgezondheid ? Ik zie alleen dat in de praktijk niemand dat doet en dat de burgemeester niet wordt gesanctioneerd. Ik stel voor dat de vice-eerste minister de cijfers inzake de normoverschrijding inzamelt en de betrokken burgemeesters vraagt iets te doen tegen de bij hen vastgestelde normoverschrijding. Indien ze ook dan niets ondernemen, kan hij een tuchtprocedure inleiden.
Ik begrijp dat niet alleen de minister van Binnenlandse Zaken terzake bevoegd is. Te zijner informatie vermeld ik toch dat de wetenschappers van de Antwerpse universiteit van mening zijn dat epidemiologisch onderzoek nooit uitsluitsel zal kunnen geven. Het toeval kan immers nooit worden uitgesloten en de bevolking van de wijken rond de verbrandingsinstallaties is geen statisch, maar een dynamisch gegeven, zodat het bijvoorbeeld zeer moeilijk is om aan te tonen dat de oorzaak van bepaalde vormen van kanker bij de ovens ligt en niet ergens anders. Wetenschappelijk onderzoek is ongetwijfeld zeer nuttig, maar, zo erkennen ook de wetenschappers, het brengt niet echt baat, zolang we niet de bewijslast omkeren.
De voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.