1-173

1-173

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 19 MARS 1998

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 19 MAART 1998

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER ANCIAUX AAN DE STAATSSECRETARIS VOOR VEILIGHEID, TOEGEVOEGD AAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN STAATSSECRETARIS VOOR MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE EN LEEFMILIEU, TOEGEVOEGD AAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONHEID OVER « HET GEBREK AAN EEN DEGELIJK BELEID NAAR HET VOORKOMEN VAN DIOXINE-UITSTOOT EN ANDERE ERNSTIGE VERONTREINIGINGEN VEROORZAAKT DOOR DE VERBRANDING VAN HUIS- EN ANDER AFVAL »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. ANCIAUX AU SECRÉTAIRE D'ÉTAT À LA SÉCURITÉ, ADJOINT AU MINISTRE DE L'INTÉRIEUR ET SECRÉTAIRE D'ÉTAT À L'INTÉGRATION SOCIALE ET À L'ENVIRONNEMENT, ADJOINT AU MINISTRE DE LA SANTÉ PUBLIQUE SUR « L'ABSENCE D'UNE POLITIQUE CONVENABLE EN CE QUI CONCERNE LA PRÉVENTION DES ÉMISSIONS DE DIOXINE ET D'AUTRES POLLUTIONS GRAVES CAUSÉES PAR L'INCINÉRATION DES ORDURES MÉNAGÈRES ET D'AUTRES DÉCHETS »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Anciaux aan de staatssecretaris voor Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu.

Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mevrouw de voorzitter, ik heb bij de Senaat vijf vragen om uitleg ingediend over een problematiek die mij na aan het hart ligt, namelijk deze van de dioxine-uitstoot van verbrandingsovens en de invloed daarvan op de volksgezondheid. De vraag om uitleg gericht aan de staatssecretaris gaat specifiek over het gebrek aan een degelijk beleid om de dioxine-uitstoot en andere ernstige normen van verontreiniging door de verbranding van huisvuil en ander afval te voorkomen. Ik heb de staatssecretaris een uitgebreide nota bezorgd, maar een aantal punten daarvan wil ik hier uiteraard verduidelijken.

Onze samenleving kampt reeds een hele tijd met het ernstige probleem van een steeds aangroeiende afvalberg. Eén van de oplossingen daarvoor is verbranding. Dat wordt overal als een vanzelfsprekend iets beschouwd en eigenlijk rijst er nergens fundamenteel verzet tegen deze methode van afvalverwerking. Op zich is deze methode inderdaad vrij eenvoudig. Men stopt alles in een oven en het verdwijnt. Is dat echter wel zo eenvoudig ? Verdwijnt alles wel echt ? Eigenlijk verdwijnt er niets. Eigenlijk wordt het afval kleurloos, reukloos en gewichtloos en verdwijnt het in de atmosfeer. Het wordt de lucht ingepompt en op die manier krijgen we onze afval terug op ons hoofd. Dioxine en andere schadelijke stoffen komen in de lucht die we inademen, ze komen op onze tuinen en straten terecht. We merken het aan het wasgoed en aan de wagens, die vaker gewassen moeten worden. Deze stoffen komen ook in ons voedsel terecht.

Hoewel de bevoegdheid voor leefmilieu en volksgezondheid vooral bij de gewesten ligt, toch zijn er ook federale excellenties verantwoordelijk voor. Ze kunnen, indien nodig, samenwerkingsverbanden met de gewesten sluiten. Ze kunnen ook op Europees vlak eventueel mee een beleid uitstippelen, mee Europese richtlijnen uitwerken. Als het over volksgezondheid gaat, kunnen geen juridische of legistieke argumenten worden ingeroepen om zijn verantwoordelijkheid te ontlopen. Naast de gewesten zijn overigens ook de gemeenten bevoegd, niet alleen via de vele intercommunales, maar ook via de burgemeesters die bevoegd zijn voor de gezondheid en de veiligheid van de bevolking.

De afgelopen maanden stond de discussie over nut, gevaren en gevolgen van de massale verbranding van afval zeer sterk in de actualiteit. Er is het schokkende verhaal van de Neerlandwijk in Wilrijk, die geklemd zit tussen twee verbrandingsovens, namelijk ISVAG in Wilrijk en IHK in Edegem. Daarnaast was er het spectaculaire besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu om in één klap vijf verbrandingsovens te sluiten. Ook is er de verbrandingsoven in Neder-over-Heembeek, die gevaarlijke stoffen blijft uitbraken en het plan van het Vlaams Gewest om in Drogenbos, vlakbij de grens met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, een nieuwe verbrandingsoven in te planten. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de dioxine-uitstoot in Vlaanderen voor 49,1% uit huisvuilverbranding afkomstig is.

De Wereldgezondheidsorganisatie concludeerde uit onderzoeken uit de jaren 1987-1988 en 1992-1993 dat « België op wereldschaal de koploper is in dioxines in lucht, water, afval en concentraties in de moedermelk ». De Vlaamse Milieumaatschappij stelde in 1994 vast dat « de totale depositie dioxines voor Vlaanderen geraamd worden op 117 gram per jaar. Deze relatief hoge depositie op de bodems in Vlaanderen verklaart dat de voeding een belangrijke blootstellingsroute vertegenwoordigt ».

Toch vertellen beleidsverantwoordelijken, zoals onlangs nog de burgemeester van Sint Niklaas in het VRT-programma De Zevende Dag , dat er geen enkele aanwijzing bestaat dat verbrandingsovens negatieve gevolgen hebben voor de volksgezondheid. Dat is totaal onverantwoordelijk. De kwaliteit van de Vlaamse huisvuilverbrandingsinstallaties is immers onvoorstelbaar slecht en de Brusselse oven moet daarvoor in niets onderdoen. In 1994 werd door het Bestuur Milieu-Inspectie van Aminal een vernietigend rapport uitgebracht. De conclusie was : « Er zijn bijzonder krachtdadige maatregelen nodig om de bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid van de mens te waarborgen. »

De ISVAG overtrad de wetgeving op een ongehoorde wijze. In 1993 werd de dioxinenorm met factor 64 overschreden en in 1994 met factor 25. De verstrengde dioxinenorm van de Vlaamse regering werd in 1997 door ISVAG en IHK met de factor 30 en 40 overtroffen. De IHK slaagde er zelfs in inzake dioxines een overschrijdingsfactor van 521 te realiseren!

In Neder-over-Heembeek werden bij metingen dioxineuitstoten vastgesteld van 47 nanogram per kubieke meter lucht, terwijl de norm in Vlaanderen 0,1 nanogram bedraagt. In Brussel werd deze norm dus met factor 470 overschreden. Men beweert dan dat deze toestand maar tijdelijk is, maar uit cijfers van het kabinet van minister Gosuin van oktober 1997 blijkt dat men ook daar rekening houdt met een overschrijding van de dioxinenorm met een factor 54. In Brussel zegt men hierover dat er geen probleem is, aangezien er op Europees vlak wel een norm bestaat voor industriële afvalverbranding, maar niet voor huisvuilverbranding. Dat is ronduit ergerlijk.

Een steeds terugkerende vraag is dan ook wat de gevolgen zijn van die dioxineuitstoot. Beleidsverantwoordelijken verklaarden onlangs nog dat er geen sluitend bewijs is voor een verband tussen een verhoogde blootstelling aan dioxine en enige ziekte. Nochtans heeft onderzoek in Japan en Taïwan in de jaren negentig wel degelijk uitgemaakt dat kinderen van vrouwen die waren blootgesteld aan rijstolie met hoge gehaltes dioxine, hiervan wel degelijk gevolgen ondergingen in de vorm van een laag geboortegewicht, hoge kindersterfte, gedragsstoornissen, groeivertraging, aangeboren afwijkingen en verminderd intelligentiequotiënt. Onderzoek van de UIA legde bij werknemers een verband tussen blootstelling aan dioxine en het ontstaan van verschillende kankers zoals longtumoren, lymfonen en leverkanker. Het International Agency for Research on Cancer verklaarde in februari 1997 dat dioxines bij de mens kanker kunnen veroorzaken.

Het Amerikaanse departement voor leefmilieu, het USEPA, formuleerde dezelfde besluiten. Pier Alberto Bertazzi, een Milanees wetenschapper, onderzocht jaren de bevolking van het door de dioxineramp getroffen Seveso. In april 1997 maakte hij de resultaten van zijn onderzoek bekend : toename van suikerziekte, hart- en vaataandoeningen, verhoogd risico op lever- en galkankers, kwaadaardige gezwellen van het weefsel dat lymfen en bloedcellen aanmaakt. Kanker vertoont een lange latentieperiode waardoor hij pas na 20 tot 30 jaar na de blootstelling aan dioxine werkelijk uitbreekt.

In de Neerlandwijk te Wilrijk werden opvallende concentraties teruggevonden van dezelfde ziekteverschijnselen als in Seveso. Dokter Philippe Jorens van de UIA beweerde vorige jaar reeds wat volgt : « Dioxines kunnen accumuleren met andere vervuilende stoffen zoals zware metalen en PAK's. Daarom is het belangrijk dat de expositie aan dioxines wordt beperkt in die omgeving waar reeds een belangrijke milieubelasting aan chemicaliën bestaat, in de praktijk zwaar verkeer of andere industrie. »

De twee verbrandingsovens ISVAG en IHK liggen niet alleen middenin of dichtbij woonwijken, ze liggen ook tussen andere bronnen van vervuiling zoals het drukke auto- en vrachtwagenverkeer op de Boomsesteenweg en tal van vervuilende bedrijven waaronder de verfspuiterij van Atlas Copco. De verbrandingsovens werden dus precies daar opgetrokken waar het niet past.

In een onderzoek van de stad en van de provincie Antwerpen in oktober 1996 lezen we : « Er is een cluster van zeldzame ziekten vastgesteld bij zeven kinderen, maar er bestaat geen verband met de verbrandingsovens en er is dus geen reden tot paniek. » Inmiddels is de cluster reeds uitgebreid tot veertien kinderen.

Voorlopig zijn er geen harde bewijzen voorhanden. Maar ook het tegendeel is waar. Harde bewijzen dat de dioxinevervuiling helemaal niets te maken heeft met de problemen in de Neerlandwijk ontbreken eveneens.

België heeft in 1992 actief deelgenomen aan de conferentie te Rio. Op deze wereldconferentie heeft België het « voorzorgsprincipe » mede onderschreven. Dat komt hierop neer : « Daar waar ernstige schade dreigt voor het milieu, zal het ontbreken van onomstotelijke wetenschappelijke zekerheid niet worden gebruikt voor het uitstellen van maatregelen om die schade te voorkomen. » België mag dus in het ontbreken van het bewijs aan een oorzakelijk verband geen argumenten zoeken als de normen onomstotelijk worden overschreden.

In hun boek Moorddadig milieu in Vlaanderen vragen Van Laerhoven, Willems en Cremers zich af of het niet de hoogste tijd is dat er een degelijk onderzoek wordt opgezet naar de gevolgen van de blootstelling aan dioxines voor de gezondheid, naar de omvang van de historisch opgebouwde dioxinevervuiling en naar de relatie tussen de blootstelling aan dioxines in het verleden en nadien vastgestelde gezondheidseffecten.

Mevrouw de voorzitter ik moet over deze problematiek nog vier andere excellenties ondervragen en ik vraag mij af of ik mijn nota tot in de kleinste details dien voor te lezen opdat hij ook in het verslag van de vergadering zou worden opgenomen.

De voorzitter. ­ Mijnheer Anciaux, alleen wat u hebt uitgesproken wordt in de Parlementaire Handelingen opgenomen.

De heer Anciaux (VU). ­ In januari 1998 komen een aantal professoren allen verbonden aan de Antwerpse universiteit na een merkwaardig onderzoek tot een vlijmscherpe analyse. Doctor P. Schepens, professor in de toxicologie, doctor J. Weyler, professor in de epidemiologie, doctor P. Jorens, internist-intensivist en doctor E. Van Marck, professor in de anatomopathologie, stellen dat de discussie over het al dan niet sluiten van de verbrandingsovens voor velen een louter technische discussie is geworden over het al dan niet halen van een norm. Volgens hem zou men veeleer bekommerd moeten zijn over de gevolgen voor de volksgezondheid.

De professoren stellen in hun gezamenlijke nota het volgende vast : « Door inwoners van de wijk Neerland werd met grote onrust gemeld dat, volgens hun aanvoelen, in de wijk een verhoogd aantal gevallen van vooral kanker en aangeboren afwijkingen bestaat. Vanuit verschillende hoeken werd voorgesteld om een grootschalig epidemiologisch onderzoek in de regio uit te voeren om eventuele medische gevolgen van de blootstelling aan de verbrandingsovens aan te duiden. Ook al twijfelt niemand aan het nut van degelijk epidemiologisch onderzoek, toch zijn we van mening dat de negatieve resultaten van epidemiologisch onderzoek van de hierboven beschreven problematiek niet kan worden aangewend om een besluit tot definitieve sluiting af te wenden. A priori is de uitkomst van dit epidemiologisch onderzoek immers voorspelbaar. Het zal immers, gezien de relatief kleine blootgestelde populatie, vrijwel zeker niet mogelijk zijn het toeval als verklaring voor een eventuele toename van gezondheidsproblemen uit te sluiten. Bovendien zou het, mocht het toeval uit te sluiten zijn, haast onmogelijk zijn om de rol van de verbrandingsoven hierin te duiden. De Neerland- en andere wijken in de streek liggen in een verstedelijkt gebied, te midden van andere industriële activiteit en ook langs een van België's meest drukke verkeersader. Daarenboven is een wijk een uiterst dynamisch gegeven, waar erfelijke voorbeschiktheid, de job, de duur van wonen in de regio, de hobby's, de eetgewoonten... zo variabel zijn dat het aantonen van een puntbron vrijwel onbegonnen werk is en vanuit wetenschappelijk standpunt niet te bewijzen valt... Dioxine-achtige chemicaliën komen in de voedselketen terecht na atmosferische depositie. Sommige delen van de bevolking kunnen blootstaan aan bijkomende bronnen (puntbronnen) : verbranding (meer in het bijzonder verbranding van huisvuil) is de meest voorname hiervan, ook en vooral in Vlaanderen. Verontrustend zijn de in het verleden uitgevoerde metingen bij ISVAG en IHK, vanuit de filosofie dat naast de alarmerende dioxine-uitstoot door huisvuilverbrandingsovens ook veel andere producten zoals zware metalen en PCB's uitgestoten worden. De historische inplanting van vooral ISVAG op de huidige site is trouwens ten minste verwonderlijk : de dichtstbijzijnde woningen op nauwelijks 100 meter van de oven en vlakbij een dichtbevolkte wijk die volgens de in België overheersende windrichting onder de schouw 'ligt'. De dioxine-expositie van de lokale bevolking uit deze puntbron moet dus enorm zijn. »

De professoren halen alle mogelijke onderzoeken aan die in het land reeds werden verricht naar dioxine-uitstoot en de gevolgen ervan voor de volksgezondheid. Toch doet de regering alsof er geen vuiltje aan de lucht is.

De dioxine-uitstoot is trouwens niet het enige probleem. Er wordt in België veel « gefoefeld », de regels inzake correct handelen worden met voeten getreden. De verbrandingsoven van Neder-over-Heembeek is eigendom van Watco. Watco is eigendom van Tractebel. Voor een offerte voor een rookgaswassing wordt een beroep gedaan op Lyonnaise des Eaux, een zusteronderneming van Suez, dat zelf de « vader » is van Tractebel. Zulke verwevenheid zorgt in een land als België echter niet voor problemen. Het is hier perfect mogelijk dat « de tante het neefje onderzoekt ». Dat is niet ernstig. Welke garanties zijn er voor de volksgezondheid ? Grote ondernemingen maken onder elkaar afspraken. De belangen van de bevolking worden ondergeschikt gemaakt aan de industriële belangen van Electrabel, Tractebel, Suez en Lyonnaise des Eaux.

Ik stel vast dat hiertegen niet wordt opgetreden. De staatssecretaris, de Vlaamse minister voor Volksgezondheid, de Vlaamse minister voor Leefmilieu en de Brusselse minister voor Leefmilieu kunnen op geen enkele wijze aantonen dat de bevolking niet systematisch wordt vergiftigd. Ik merk dat mijn kinderen moeite hebben bij het ademhalen. Ik wens het de staatssecretaris niet toe dat hij hetzelfde meemaakt met zijn kinderen. Deze klachten worden niet ernstig genomen. Ik vraag me af waarom de bewijslast niet kan worden omgedraaid als de normen worden overtreden. Waarom moet de bevolking bewijzen dat de dioxine-uitstoot van de verbrandingsovens de oorzaak van verschillende gevallen van kanker en ademhalingsproblemen is ? Waarom moet de verbrandingsinstallatie niet bewijzen dat ze niet schadelijk is ?

Ik wil de staatssecretaris, naast vier van zijn collega's, dan ook de volgende vragen stellen. Welke maatregelen zal de staatssecretaris, in overleg met de gewesten nemen om een geharmoniseerd beleid betreffende de maximum toegestane normen inzake dioxine-uitstoot op te stellen ? Wat zal de staatssecretaris doen om de zeer slechte reputatie van België als koploper op het gebied van dioxine-uitstoot om te keren ? Welke maatregelen zal hij nemen om alternatieven te zoeken voor het probleem van de afvalverbranding ? Welke initiatieven zal hij nemen om op Europees vlak zo snel mogelijk te komen tot een Europese norm inzake verbranding van huishoudelijk afval en de uitstoot van dioxines in het bijzonder ? Hoe zal de staatssecretaris ervoor zorgen dat het beleid voor een beter leefmilieu niet aan belangen van machtige lobby's ondergeschikt wordt gemaakt ? In welke schadeloosstellingen zal hij voorzien voor de slachtoffers van de ongebreidelde uitstoot van dioxines en andere gevaarlijke stoffen ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan staatssecretaris Peeters.

De heer Peeters, staatssecretaris voor Veiligheid, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu, toegevoegd aan de minister van Volksgezondheid. ­ Mevrouw de voorzitter, de heer Anciaux weet beter dan wie ook dat de problematiek van het afval, afvalverwerking, afvalverbranding, afvalpreventie en alle normen terzake tot de exclusieve bevoegdheden van de gewesten behoren. De heer Anciaux en zijn partijgenoten zouden er als de kippen bij zijn om mij te verwijten dat ik mijn bevoegdheden overschrijd wanneer ik mij daarmee zou inlaten. De federale overheid heeft vooral een coördinerende en onderhandelende rol bij de voorbereiding van het Europese beleid. In die context steunt België de initiatieven die momenteel op Europees vlak worden voorbereid om de dioxine-uitstoot van de afvalverbrandingsinstallaties in de toekomst te verminderen. De Europese Commissie bereidt een wijziging voor van de richtlijn van de Raad tot wijziging van richtlijn 94/67 betreffende de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen. Eind november 1997 diende de Europese Commissie reeds een voorstel van richtlijn van de Raad in. Ik hoop dat de voorgeschreven procedures spoedig worden afgerond zodat deze richtlijn van kracht zal worden.

De Commissie werkt tevens aan een voorstel tot wijziging van de richtlijnen 89/369 en 89/429 inzake nieuwe en bestaande afvalverbrandingsovens voor huishoudelijk afval. In overleg met deskundigen van de Europese lidstaten, bereidt de Commissie een grondig voorstel voor. Deze voorstellen lijken alle te zullen leiden tot strengere bindende Europese grenswaarden inzake de uitstoot van schadelijke stoffen door verbrandingsinstallaties. Er zal ook een grenswaarde voor dioxines worden bepaald. Een emissiegrenswaarde van 0,1 nanogram per genormaliseerde kubieke meter wordt voorgesteld.

We steunen deze voorstellen in de Europese onderhandelingscomité's waar ons land wordt vertegenwoordigd door de Belgische federale overheid.

De federale overheid is niet bevoegd voor het voeren van een afvalpreventiebeleid, maar kan wel een productnormenbeleid voeren dat gericht is op het vermijden van afval en van schadelijke stoffen in de afvalketen. De regering heeft gepoogd het productnormenbeleid te concretiseren in een wetsontwerp betreffende productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid. Dit voorontwerp van wet werd reeds op 19 december 1997 door de Ministerraad goedgekeurd en werd voor advies aan de Raad van State voorgelegd. Dit ontwerp zal zo vlug mogelijk aan het Parlement worden voorgelegd. Na de goedkeuring ervan zal de federale overheid over een belangrijk juridisch instrument beschikken om een efficiënt productnormenbeleid te voeren.

Wat de suggestieve vraag inzake de ondergeschiktheid van het leefmilieu aan de belangen van machtige lobby's betreft, daag ik de heer Anciaux uit in mijn federaal leefmilieubeleid concrete voorbeelden te geven van deze onderdanigheid. De lobby waarnaar ik luister is niet die van Electrabel, maar die van mijn kiezers. Ze willen een duurzaam beleid en verlangen naar een toekomst waar welvaart en welzijn, gepaard gaan met een evenwicht tussen economische ontwikkeling en ecologische duurzaamheid. Ik hoop dat de heer Anciaux en zijn partijgenoten die beleidsverantwoordelijkheid dragen, dezelfde visie hebben over deze aangelegenheid.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mevrouw de voorzitter, ik heb daarstraks een voorbeeld gegeven van het ondergeschikt maken van het leefmilieu aan sommige lobby's. De staatssecretaris beweert dat dit niet geldt voor zijn beleid, dat hij zich niet onderwerpt aan Electrabel, maar aan zijn kiezers. Ik hoop dat hij niet uitsluitend zijn eigen kiezers bedoelt, maar de hele bevolking.

De heer Peeters, staatssecretaris voor Veiligheid, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu, toegevoegd aan de minister van Volksgezondheid. ­ Inderdaad.

De heer Anciaux (VU). ­ Ik ben bereid hem te geloven. Ik moet echter vaststellen dat deze houding niet geldt voor zijn Europese collega's. Op Europees niveau wordt de leefmilieuproblematiek vaak duidelijk ondergeschikt gemaakt aan andere belangen. De staatssecretaris zou daar eens de aandacht op kunnen vestigen.

Verbrandingsovens die niet voldoen aan de normen en een grote hoeveelheid dioxine uitstoten, worden niet gesloten omdat ze via intercommunales worden beheerd door de gemeenten en door Electrabel. De volksgezondheid en het leefmilieu worden ondergeschikt gemaakt aan de financiële opbrengst van Electrabel en van de gemeenten. Er valt immers veel geld te verdienen met afvalverbranding.

In Brussel wordt de controle uitgevoerd door Lyonnaise des Eaux. Watco is een dochter van Tractebel, het broertje van Electrabel. Tractebel is een dochter van Suez en de broer van Suez is Lyonnaise des Eaux. Het blijft dus in één familie. Ik heb dus gelijk wanneer ik beweer dat de belangen van het leefmilieu ondergeschikt worden gemaakt aan de industriële en financiële belangen van belangrijke lobby's en dat daar niks aan wordt gedaan.

Ik weet dat de bevoegdheid van de staatssecretaris zeer beperkt is. Ik kijk dan ook benieuwd uit naar het wetsontwerp dat door de Ministerraad werd goedgekeurd en de regering zal toelaten een productnormenbeleid te voeren met het oog op het vermijden van afval en van schadelijke stoffen in de afvalketen. Het doet mij ook genoegen dat de staatssecretaris zal ijveren om op Europees vlak de emissiegrenswaarde voor dioxines op 0,1 nanogram per kubieke meter vast te stellen. Ik vraag mij alleen af waarom het allemaal zo lang duurt terwijl men ondertussen dioxine-uitstoot blijft aanvaarden.

Wordt er gezocht naar alternatieve oplossingen ? Ik neem aan dat dit niet de bevoegdheid is van de staatssecretaris, maar hij zou wel kunnen aansturen op initiatieven op Europees vlak. In Duitsland is er in samenwerking met Siemens een nieuwe verbrandingsoven geïnstalleerd die geen dioxine-uitstoot geeft. De verbranding gebeurt in een gesloten kast. Door verwarming van die kast wordt het afval verpulverd. Waarom worden dergelijke initiatieven op Europees vlak niet gesubsidieerd ?

Het is niet voldoende de titel van staatssecretaris voor Leefmilieu te dragen en voorts te beweren voor niets bevoegd te zijn. Ik dring erop aan dat de staatssecretaris bewijst dat hij zijn titel waardig is, en zijn verantwoordelijkheid op Europees vlak opneemt.

De voorzitter. ­ Het woord is aan staatssecretaris Peeters.

De heer Peeters, staatssecretaris voor Veiligheid, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu, toegevoegd aan de minister van Volksgezondheid. ­ Mevrouw de voorzitter, de heer Anciaux weet zeer goed hoe de bevoegdheden na de staatshervorming van 1993 verdeeld zijn. Zijn partij heeft daarover trouwens mee onderhandeld. Hij weet zeer goed dat afvalpreventie en het zoeken naar alternatieven voor afvalverwijdering gewestmateries zijn. Hij zou dan ook beter zijn collega's in het Vlaams Parlement instrueren daarover vragen te stellen.

De heer Anciaux (VU). ­ Dat zal gebeuren.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.