1-164

1-164

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 12 FÉVRIER 1998

VERGADERING VAN DONDERDAG 12 FEBRUARI 1998

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN MEVROUW THIJS AAN DE MINISTER VAN LANDBOUW EN DE KLEINE EN MIDDELGROTE ONDERNEMINGEN OVER « DE PROBLEMEN BIJ DE APPELTEELT »

VRAAG OM UITLEG VAN MEVROUW LEDUC AAN DE MINISTER VAN LANDBOUW EN DE KLEINE EN MIDDELGROTE ONDERNEMINGEN OVER « DE TOEKOMST VAN DE FRUITSECTOR »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE MME THIJS AU MINISTRE DE L'AGRICULTURE ET DES PETITES ET MOYENNES ENTREPRISES SUR « LES PROBLÈMES POSÉS PAR LA CULTURE DE LA POMME »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE MME LEDUC AU MINISTRE DE L'AGRICULTURE ET DES PETITES ET MOYENNES ENTREPRISES SUR « L'AVENIR DU SECTEUR DE LA FRUITICULTURE »

De voorzitter. ­ Aan de orde zijn de vragen om uitleg aan de minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen.

Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen.

Je propose de joindre ces demandes d'explications. (Assentiment.)

Het woord is aan mevrouw Thijs.

Mevrouw Thijs (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, de fruitsector heeft problemen. Zowel de tegenvallende appelproductie in ons land, als de overproductie in de rest van Europa, maken het vele fruittelers haast onmogelijk het hoofd boven water te houden.

Volgens de verkoopsdirecteur van de Veiling Haspengouw oogstte men het voorbije jaar slechts 70 % van wat een normaal seizoen oplevert. Bovendien was het aantal kwaliteitsappelen bijzonder laag.

De grote investeringen van de afgelopen jaren dreigen tot een resem faillissementen te leiden.

De nieuwe investeringen voor de volgende oogst, onder meer voor de bemesting en het snoeien, wegen zwaar door. Veilingen en banken zijn steeds minder bereid voorschotten te geven of bijkomende kredieten te verschaffen. Vooral jongere gezinnen worden getroffen. Voor de telers liggen de prijzen daarenboven op dit moment onder de kostprijs. Eén oorzaak is de toegenomen concurrentie van andere Europese landen die wegens klimatologische omstandigheden en andere lokale voordelen de marktdrempel onmogelijk laag maken voor onze appeltelers.

Test-Aankoop maakte een studie over de kwaliteit van de appels. Die lopen blijkbaar te veel schade op voor ze bij de consument terechtkomen. De kwaliteitscontroles vinden vooral plaats in de veilingen, niet in de detailhandel. Aangezien kwaliteitscontroles onder de bevoegdheid van de minister van Landbouw ressorteren, vraag ik hem de bedrijven te sensibiliseren voor dit probleem.

Voorts wil ik aan de minister nog volgende vragen stellen.

Is de minister op de hoogte van de omvang van de problemen die de sector in zijn voortbestaan bedreigen ?

Heeft hij hierover contact met de sector, met welke instanties ? Welke beleidsopties schuift hij naar voren ?

Denkt de minister aan overbruggingskredieten of andere steunmaatregelen ?

Overweegt de minister voor de komende oogst een sensibiliseringsactie voor kwaliteitsbevordering bij de behandeling en de verpakking van appels ? De appels worden naar het schijnt gewoon in de kist gegoten. Daardoor worden ze geblutst en wordt het fruit minder aantrekkelijk voor de verkoop. Misschien kan voor de kwaliteitsbevordering in het kader van de Smet-banen een beroep worden gedaan op werklonen.

De voorzitter. ­ Het woord is aan mevrouw Leduc.

Mevrouw Leduc (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, in een Limburgse krant lees ik dat eind maart in Zuid-Limburg een ruim overleg zal plaatsvinden over de toekomst van de fruitsector in de streek. Fruittelers, veilingen, plaatselijke ondernemers, de GOM en uiteraard het ministerie van Landbouw zullen daarbij worden betrokken. Ik hoop alleszins dat het overleg tot resultaten leidt.

De minister zal als verantwoordelijke voor de Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen op deze bijeenkomst eindelijk met concrete voorstellen en oplossingen voor de dag moeten komen. Zoals mevrouw Thijs reeds aantoonde verkeert de fruitsector in ademnood. Vooral de appelteelt is op sterven na dood. Sedert 1991, dus zeven opeenvolgende productiejaren lang, wordt het fruit, vooral de appel, onder de productieprijs verkocht. Elk productiejaar daalt de verkoopprijs en wordt het verlies per kilogram groter.

1997 was ingevolge klimatologische omstandigheden een dramatisch jaar. Er werd een zeer klein percentage kwaliteitsappelen geoogst. Slechts een zeer kleine hoeveelheid kreeg het keurmerk « Eerste klasse ». De iets minder goede appel, die er nog steeds mooi uitziet maar in 1997 wat groot uitviel en daarom in de winkel minder geapprecieerd wordt, werd gisteren verkocht tegen 3,5 frank per kilogram. De minder goede, maar steeds mooi ogende peren halen slechts 1 frank per kilogram. De redenen van deze ongelooflijk lage prijzen zijn de kwetsuren door de hagel en de onregelmatige groei ingevolge het nu eens te droge en dan weer te vochtige weder.

Alle productiekosten meegerekend, van de grond tot het loon van de teler en de plukker, komt de productieprijs van keurfruit op gemiddeld 18 frank per kilogram. De fruitteler verliest bijgevolg om en bij de 15 frank per kilogram. Hij maakt dus geen winst en is veplicht zijn financiële reserves aan te spreken. Jonge fruittelers hebben die echter niet, ze hebben alleen schulden waarop interestlast moet worden betaald. Als ze geen winst maken kunnen ze die interest uiteraard niet betalen. Toch moeten ook zij het nieuwe seizoen voorbereiden. Er moet worden gesnoeid, nieuwe bomen aangeplant om een hogere kwaliteit te bereiken, de bomen moeten worden besproeid. De aankoop van de sproeiproducten is zeer duur. Al deze voorbereidingswerken vergen een voortdurende inzet van personeel, waarvoor men niet kan genieten van een gunstige RSZ-regeling. Gelet op de heel lage prijzen moeten vele fruittelers hun fruit langer in de frigo's bewaren, wat weer hogere kosten meebrengt. Kortom, hoewel er geen inkomsten worden gerealiseerd, moet er voortdurend voor alles en nog wat worden betaald.

De minister weet wellicht dat meer dan 200 fruittelers van Limburg op het ogenblik niet meer langs de kassa van de fruitveiling mogen gaan. De luttele opbrengsten van de verkoop van hun oogst moet rechtstreeks doorgestort worden aan de kredietinstellingen, die in het verleden misschien te vaak en te gul krediet verleenden. Vele van deze leningen werden trouwens verleend met staatswaarborg. Door de lage prijzen kan de leningslast niet meer worden afgelost. Vooral jonge fruittelers, die meestal zeven dagen op zeven werken van de vroege ochtend tot de schemering, verkeren op het ogenblik tussen hangen en wurgen. Ze verdienen geen frank, maar kunnen hun bedrijf ook niet stoppen door de grote schuldenlast en de borgstelling.

In deze benarde situatie worden ze dan nog permanent lastig gevallen door sociale en fiscale controleurs die echt aan muggenzifterij doen. Na het plukseizoen 1997 werden de fruittelers bijvoorbeeld beboet, indien ze hun plukkaart niet inleverden. Vandaag vernemen ze dat ze in 1998 de plukkaart van 1997 zullen moeten gebruiken, omdat de nieuwe plukkaarten niet klaar geraken !

De minister heeft een tijd geleden een vereenvoudiging van de administratieve rompslomp aangekondigd, maar de verplichtingen blijven zonder einde en veel te ingewikkeld. Het toppunt van alles is dat de controleurs vaak worden vergezeld door rijkswachters die zich als een echte meute op deze hardwerkende mensen storten als ging het om een bende misdadigers. Hoe kunnen deze mensen nog arbeidsvreugde kennen en de toekomst hoopvol tegemoet zien ?

Sommigen vinden het waarschijnlijk overdreven van een « noodtoestand » te spreken, maar wie de sector kent weet dat dit spijtig genoeg de werkelijkheid is. Het is ook spijtig dat de fruittelers vaak als fraudeurs worden afgeschilderd terwijl ze heel hard werken om er te komen en vaak tot over hun oren in de miserie zitten.

In Zuid-Limburg werken meer dan 5 000 mensen in de fruitsector. De nevenbedrijven, gespecialiseerd in de fruitpluk en -verkoop, het sorteren of de constructie van de specifieke machines, stellen daarnaast ook enkele duizenden personen tewerk. Zuid-Limburg leefde van het fruit. De fruitsector zorgde er voor bloei. Nu sterft Zuid-Limburg samen met die fruitsector. In Sint-Truiden en Tongeren en andere gemeenten in de buurt is de helft van de winkels leeg. Niemand wil ze huren, sterker nog, niemand wil ze zelfs voor niets heropenen.

Omdat de toestand dramatisch is, vraag ik in naam van de fruittelers aan de minister om onmiddellijk bij de rondetafel een oplossing voor te stellen. Reeds een aantal jaren sust de regering de fruittelers met de belofte van financiële tegemoetkomingen. Tot nu toe kwam daar nooit iets van in huis. Het is dan ook begrijpelijk dat de naar schatting minstens 200 telers die nu financieel aan de grond zitten willen weten wanneer, hoe en van wie ze eindelijk die financiële tegemoetkomingen zullen krijgen. Waar blijven de beloofde miljarden ? Aan wie zullen ze worden toegekend ? Zal de kleine fruitteler worden geholpen of zullen de geldstromen terechtkomen waar ze niet thuishoren ?

De minister heeft in januari nog verklaard dat hij op korte termijn niets kon doen. Hij is niet bevoegd voor uitstel van leningslast, want dat is gewestmaterie. Maar aangezien de minister bevoegd is voor landbouw, is hij ook bevoegd voor de fruitteelt. De minister moet zijn verantwoordelijkheid opnemen en bij zijn collega's aandringen op dit uitstel.

Tijdens de lange weg die ik aflegde om tekst en uitleg rond de problematiek te verkrijgen, stuitte ik meermaals op hetzelfde excuus : « Ik ben hier niet alleen bevoegd voor. » Mevrouw De Galan, minister van Sociale Zaken, evenals de heer Vande Lanotte, minister van Binnenlandse zaken en mevrouw Smet, minister van Tewerkstelling, zijn allen door hun bevoegdheden gedeeltelijk verantwoordelijk voor de problemen in de fruitsector. Ze wimpelden hun verantwoordelijkheid af, maar nu zouden ze de koppen bij elkaar moeten steken om te zien wat er vierkant draait en de zaken terug in goede banen te leiden. De fruitsector is deels een federale, deels een gewestmaterie. Maar als de nood zo hoog is, moet het mogelijk zijn met de verschillende niveaus een haalbare oplossing uit te werken. Men zegt vaak : « Waar een wil is, is een weg. » Die uitspraak indachtig, wil ik de minister dan ook vragen naar een oplossing voor de fruitsector te zoeken.

Wordt er overlegd tussen de verschillende ministeries en de fruitsector ? Zal de minister, die uiteindelijk de hoofdverantwoordelijkheid voor de sector draagt, snel dwingende maatregelen nemen ? Als hij dat niet doet, zal de fruitsector definitief over kop gaan, samen met de vele fruittelers, hun families, hun borgstellers waaronder de Staat. Als dat gebeurt, zullen al de betrokken partijen de financiële put moeten delgen en dan zal Haspengouw een « braakliggend terrein » worden. Als Haspengouw het Bokrijk van West-Europa wordt, zal de plaatselijke bevolking er wegtrekken zoals dat ook gebeurde in sommige gebieden in Noord-Frankrijk. De minister moet dringend een oplossing uitwerken.

De voorzitter . ­ Het woord is aan minister Pinxten.

De heer Pinxten, minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen. ­ Mijnheer de voorzitter, ik zal proberen zo gedetailleerd mogelijk te antwoorden op de gestelde vragen, maar ik wens vooraf te onderstrepen dat de minister van Landbouw bezwaarlijk verantwoordelijk kan worden gesteld voor de klimatologische omstandigheden. Uiteraard kan ik ook slechts antwoorden op de vragen die betrekking hebben op mijn bevoegdheden.

Mevrouw Thijs vroeg me ten eerste of ik op de hoogte ben van de huidige moeilijkheden in de appelsector. Het spreekt voor zich dat ik deze moeilijkheden goed ken en ik kan daarvoor een viertal oorzaken aanwijzen.

In de eerste plaats is er de beperkte productie van het afgelopen jaar, namelijk slechts 367 000 ton appelen, tegenover gemiddeld 530 000 ton per jaar in de periode 1992-1996.

Een tweede oorzaak is de doorgaans mindere kwaliteit van het gecommercialiseerde fruit. Het fruit is met name onvoldoende hard en de appelen zijn te dik.

Ten derde is er de slechte prijsbepaling en ten vierde worden er te weinig soorten aangeboden. Het hoofdras, Jonagold, dat een eerder wisselvallige productie en kwaliteit kent, moet het op de handelsmarkt meer en meer afleggen tegen nieuwe wereldrassen zoals Gala, Fuji en Braeburn. Het gevolg hiervan is dat de handel daarop reageert door zich, zowel nationaal als internationaal, elders te bevoorraden. Bovendien is er een structureel overschot aan appelen, zowel op Europees als op wereldvlak. De Belgische appeltelers moeten dus dringend een uitweg zoeken uit deze dramatische situatie.

Een tweede vraag had betrekking op de contacten met de sector en op de beleidsopties. Mevrouw Leduc had de indruk dat er niet veel maatregelen worden genomen en ze vraagt zich af hoe lang men daarmee nog zal wachten. Daarover kan ik wel een en ander duidelijk maken.

In het kader van het Europees beleid inzake marktordening voor groenten en fruit wordt een grote verantwoordelijkheid gegeven aan de erkende telersverenigingen. Men heeft me gevraagd of ik niet wil fungeren als stimulerende motor om deze erkende telersverenigingen, de veilingen, aan te zetten tot een vernieuwende en toekomstgerichte strategie. Ik ben zeker bereid dat te doen. Mijn diensten zijn bezig met de voorbereiding van contacten met de sector, in de breedst mogelijke zin, teneinde te onderzoeken hoe de problemen op de meest efficiënte manier kunnen worden aangepakt. Dit kadert tevens in de voorbereiding van de operationele programma's die door de telersverenigingen moeten worden opgesteld voor de volgende periode 1999-2003.

Ik wens in dat verband twee beleidslijnen toe te lichten. Ik ben van oordeel ­ ik hoop dat mevrouw Leduc deze boodschap mee zal uitdragen ­ dat de telersverenigingen hun krachten moeten bundelen om op die manier voldoende sterk te staan voor de toekomst. Ik wil hiermee niet zeggen dat deze verenigingen moeten fusioneren, maar wel dat ze elkaar niet nodeloos mogen beconcurreren.

In de tweede plaats raad ik de fruitsector aan om de kaart van de geïntegreerde productie te trekken. In ons land beslaat de geïntegreerde productie voor fruit 13 % van het totale areaal. Het gaat hierbij om producten van topkwaliteit die volgens een officieel en streng lastenboek worden geteeld. In een aantal Europese landen ligt dit percentage nog hoger, maar in veel gevallen zijn de lastenboeken minder strikt. Ook is er minder of geen officieel toezicht, wat leidt tot minder kwaliteitsgaranties.

Wat de concrete initiatieven betreft, weet mevrouw Leduc dat de overbruggingskredieten en andere kortetermijnmaatregelen tot de bevoegdheid van de gewesten behoren. Op federaal niveau hebben we de volgende maatregelen genomen.

In de eerste plaats is er een rooipremie voor appelen en peren ingesteld. Die werd recentelijk goedgekeurd door de Europese Landbouwraad, waar ik als federaal landbouwminister deel van uitmaak. In België wordt een oppervlakte van 435 hectare voor maatregel voorbehouden.

In de tweede plaats is er een financiële steun van 10 000 frank per hectare per jaar voor de geïntegreerde pitfruitproductie voorbehouden. Deze maatregel geldt voor vijf jaar. Dat dossier is voorbereid en ik wacht enkel nog op de goedkeuring door de Europese Commissie. Ik ga er alleszins vanuit dat we deze steun vanaf dit jaar kunnen verlenen. Zodra de laatste formaliteiten zullen zijn vervuld, zal de sector hierover precies en gedetailleerd worden ingelicht.

Bovendien is België het eerste land binnen de Europese Unie waar de nieuwe GMO-programma's voor groenten en fruit werden goedgekeurd en toegepast. Dit betekent dat de sector voor de periode 1997-1998 meer Europese subsidie dan ooit krijgt. Het is belangrijk dat de sector dat weet en dat hij op het hart wordt gedrukt die middelen oordeelkundig aan te wenden. Voor de nieuwe GMO-programma's voor vijf jaar zal ik er strikt op toezien dat men enkel die programma's goedkeurt die echt vernieuwend en toekomstgericht zijn. Ik denk hierbij vooral aan de volgende clusters : de kwaliteitsproductie, de telersbegeleiding, milieuvriendelijke teelten en onderzoek en ontwikkeling. Mijn administratie werkt momenteel aan een concreet plan hiervoor.

Men heeft me tevens naar mijn persoonlijk standpunt over de fruitverwerkende industrie in Limburg gevraagd. Wanneer de sector een initiatief neemt om de fruitverwerkende nijverheid op te starten, en dit initiatief eventueel door de provincie of het gewest wordt gesteund, dan moeten alle actoren in de sector nagaan hoe ze hierop kunnen inspelen. Ik juich deze initiatieven uiteraard toe, maar iedereen is het er ongetwijfeld mee eens dat zij door de sector zelf moeten worden genomen. Een partij die de vrije-markteconomie verdedigt en het dirigisme niet hoog in het vaandel voert, kan onmogelijk een andere handelwijze dan deze voorstellen.

Financiële overheidshulp hiervoor moet in de eerste plaats worden verwacht uit de regio. Dit aspect moet in het bijzonder worden bekeken vanuit de provincie Limburg.

Ik zal een eventueel initiatief positief benaderen, maar men mag niet uit het oog verliezen dat ik mij als federale minister van Landbouw en van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen aan mijn bevoegdheden dien te houden. Concreet betekent dit dat ik voor dergelijke maatregelen geen rechtstreekse financiële steun kan verlenen.

Wat de RSZ-regeling betreft, verwijs ik naar mijn antwoord op een vraag die vroeger reeds in de Senaat werd gesteld. De patronale bijdragen met betrekking tot de seizoensarbeid in de fruitteelt zijn duidelijk lager dan die in de andere sectoren van de economie. Dat mag ook eens worden onderstreept.

De voorzitter. ­ Het woord is aan mevrouw Thijs.

Mevrouw Thijs (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, ik heb een bijkomende vraag over de rooipremie voor appelen en peren. De fruittelers in Zuid-Limburg spitsen zich de jongste jaren vooral toe op de teelt van de Jonagold. De vroegere rijkdom aan variëteiten is vandaag helaas verdwenen. De kleine sterappel, die vroeger frequent voorkwam, wordt vandaag tegen 130 tot 150 frank per kilo verkocht. Ik vraag me af of het toekennen van rooipremies geen nadelige gevolgen zal hebben voor deze oude fruitsoorten. Lopen we niet het risico dat de telers ook deze soorten gaan rooien ? Hoewel dit soort variëteiten minder vruchten opleveren, ligt de kwaliteit ervan nochtans zeer hoog.

Het ministerie van Landbouw moet sensibiliseringsacties voeren. Appelen met een klein vlekje zijn immers niet slecht. De fruittelers worden zodanig onder druk gezet om mooie appelen te produceren, dat ze verplicht zijn chemicaliën te gebruiken.

Ik begrijp uiteraard dat de minister niet over de bevoegdheid beschikt om rechtstreeks steun te verlenen en dat de gewesten in deze aangelegenheid het initiatief moeten nemen. Nochtans moet er voor de jonge fruittelers een oplossing worden gevonden op korte termijn aangezien de uitbetaling van de rooipremies vaak maandenlang aansleept.

De voorzitter. ­ Het woord is aan mevrouw Leduc.

Mevrouw Leduc (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn uiteenzetting. Ik herinner me zeer goed wat hij vorige keer heeft gezegd en ik weet dat hij verschillende acties heeft gevoerd. Ik weet ook dat hij als Limburger zeer gevoelig is voor wat er in Limburg gebeurt. Dat verklaart voor een deel waarom de rondetafelconferentie in Limburg zal plaatsvinden. Ik hoop dat daar iets kan worden losgemaakt.

Zoals mevrouw Thijs heeft gezegd, moeten er maatregelen worden genomen op korte termijn. Er zijn rooipremies, maar de telers die met grote schulden- en leningslast zitten zijn daarmee niet onmiddellijk geholpen.

Ik vraag de minister om in zijn functie van minister van Landbouw en Middenstand, met alle betrokken ministers, minister De Galan, minister Smet en hemzelf, een rondetafelconferentie te beleggen met de verantwoordelijke van het gewest om de Zuid-Limburgse fruitteelt uit het moeras te helpen. Ook wij hopen uitgenodigd te worden om ons steentje te kunnen bijdragen.

Alle obstakels die directe hulp in de weg staan moeten worden geruimd. Er moet ook meer reclame worden gemaakt voor de Belgische appelsoorten. In de koffiekamer van de Senaat ligt nog steeds Kaaps fruit. Ik vind dat vreselijk. Dat zou niet mogen. Het goede, lekkere en aantrekkelijke fruit dat in België wordt geproduceerd, moet worden gepromoot.

De jonge fruittelers die nu geen inkomsten halen op de veiling houden het geen twee jaar meer vol. De tewerkstelling in Limburg is in de andere sectoren ook vrij gering. De landbouw stelt het ook niet goed door de dalende prijzen. Ik vraag me af waarvan men in Zuid-Limburg zal moeten leven.

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Pinxten.

De heer Pinxten, minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen. ­ Mijnheer de voorzitter, er werd 50 miljoen uitgetrokken om de GMO-regeling voor 1997-1998 door te lichten. De variatie van de teelten is een van de punten die bij dit onderzoek aan bod zullen komen. We zullen de resultaten van de doorlichting moeten afwachten. We zullen ook moeten onderzoeken of er voldoende middelen worden vrijgemaakt voor een efficiënte promotie en voor het voorlichten van de consumenten.

De overbruggingskredieten en de investeringssteun zijn regionale bevoegdheden. Mocht er zich een meerderheid aftekenen in beide Kamers om deze materie opnieuw over te hevelen naar het federale niveau, dan ben ik uiteraard bereid om te onderzoeken of daarvoor ook middelen kunnen worden vrijgemaakt, maar zolang deze materie tot de bevoegdheid van de gewesten behoort, ben ik niet bij machte hierin tussen te komen.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.