1-164

1-164

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 12 FÉVRIER 1998

VERGADERING VAN DONDERDAG 12 FEBRUARI 1998

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER ANCIAUX AAN DE EERSTE MINISTER OVER « DE RESULTATEN VAN EEN ONDERZOEK DAT AANGEEFT DAT DE BEVOLKING ZICH STEEDS MEER ZORGEN MAAKT OMTRENT GESJOEMEL EN CORRUPTIE »

QUESTION ORALE DE M. ANCIAUX AU PREMIER MINISTRE SUR « LES RÉSULTATS D'UNE ENQUÊTE D'OÙ IL RÉSULTE QUE LA POPULATION SE SOUCIE DE PLUS EN PLUS DES MAGOUILLES ET DE LA CORRUPTION »

De voorzitter . ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Anciaux aan de eerste minister.

Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, uit een onderzoek van de Vlaamse overheid blijkt dat corruptie en gesjoemel maatschappelijke problemen zijn waarvan de bevolking wakker ligt. Corruptie en gesjoemel stonden vorig jaar op de achtste plaats, maar rukten sindsdien op naar de tweede plaats, onmiddellijk na de werkloosheidsproblematiek.

Uit soortgelijke onderzoeken blijkt dat de onvrede op dit vlak in Wallonië nog groter is. Ik ben dus van mening dat de federale overheid hieruit een les moet trekken.

Meent de eerste minister dat de bevolking ongelijk heeft als ze beweert dat corruptie en gesjoemel een belangrijk probleem is waarmee ons systeem wordt geconfronteerd ?

Is hij zich ervan bewust dat het keer op keer bestraffen van ambtenaren die streven naar een corruptieloos bestuur, het wantrouwen in de regering, in het gerecht, kortom in het hele systeem vergroot ? Ik verwijs hierbij naar de backlash -technieken, die met succes op honderden ambtenaren worden toegepast.

Is het verstandig in deze omstandigheden het Hoog Comité van Toezicht zo te reorganiseren dat er in de toekomst van de opvolger van deze ontmantelde corruptiebestrijder minder kracht zal uitgaan ?

Denkt de eerste minister niet dat het feit dat ministers keer op keer hun ambt willen inruilen voor een Europese functie ­ ik verwijs hier naar de heren Wathelet, Maystadt, Claes en de eerste minister zelf ­ niet bepaald bevorderlijk is voor het vertrouwen van de bevolking in de regering ?

Is het niet de hoogste tijd dat de regering een « masterplan » ontwikkelt om dit voor een democratie gevaarlijk gevoel, op een efficiënte en effectieve wijze te bestrijden, namelijk door maatregelen te nemen die gesjoemel en corruptie duidelijk bekampen ?

De voorzitter . ­ Het woord is aan de eerste minister.

De heer Dehaene , eerste minister. ­ Mijnheer de voorzitter, na de reeks gebeurtenissen waarmee ons land werd geconfronteerd, zijn de resultaten van de Vlaamse enquête waarnaar de heer Anciaux verwijst, niet verwonderlijk, maar dat betekent nog niet dat aan de gevoelens die bij de bevolking leven ook een realiteit beantwoordt.

Ik weet niet waarover de heer Anciaux het heeft in zijn tweede vraag.

Als antwoord op zijn vierde vraag wijs ik erop dat het voor ons land belangrijk is op Europese en andere posten mensen te plaatsen die ons land kunnen verdedigen. Ik zie dus niet goed waar hij met deze vraag naartoe wil.

De overdracht van het Hoog Comité van Toezicht naar een anti-corruptie-eenheid van de gerechtelijke politie is een belangrijk element in het beleid, waar ook de heer Anciaux voor pleit, zo dacht ik toch.

Dit brengt mij meteen bij zijn vraag over de algemene benadering van de regering. Ik wil in dit kader op twee initiatieven wijzen. Het wetsontwerp van de regering over de georganiseerde criminaliteit is pas terug van de Raad van State. Het sluit nauw aan bij een voorstel van senator Lallemand en biedt nieuwe mogelijkheden om bepaalde zaken aan te klagen.

Enkele voorbeelden hiervan zijn : poging tot passieve en actieve corruptie, misbruik van invloed, omkoping van een bekleder van een verkozen ambt, omkoping van buitenlandse functionarissen, omkoping van internationale ambtenaren en particuliere corruptie. Het wetsontwerp zal binnenkort door de Ministerraad definitief worden goedgekeurd waarna het in de vorm van een amendement bij het wetsvoorstel van senator Lallemand zal worden ingediend, zodat de Senaat de globale problematiek zal kunnen bespreken.

De Senaat heeft onlangs het laatste onderdeel in het dossier van het Hoog Comité van Toezicht goedgekeurd, zodat de wet over het Hoog Comité van Toezicht in de komende dagen definitief van kracht wordt waarna de overheveling van de enquêteurs van het HCT naar de gerechtelijke politie een wettelijk feit zal zijn.

De minister van Justitie heeft de bedoeling het commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie bij koninklijk besluit te herstructureren. Bovendien zal een centraal bureau ter beteugeling van de corruptie worden opgericht waarin de 95 enquêteurs van het HCT zullen worden ondergebracht.

De afdeling van het commissariaat-generaal, waartoe het centraal bureau zal behoren, komt onder het gezag van een magistraat van het openbaar ministerie. Die zal worden benoemd door de minister van Justitie, op voordracht van het college van de procureurs-generaal. Het centraal bureau zal op gerechtelijk gebied dezelfde opdrachten vervullen als het HCT. Het zal daarnaast een gerechtelijk beleid terzake uitwerken en aan de bevoegde minister adviezen verstrekken betreffende de corruptie-problematiek. De strijd tegen de corruptie zal de eerstvolgende weken, zowel op gerechtelijk als op uitvoerend vlak, worden opgevoerd, wat zeker beantwoordt aan de bekommernissen van de heer Anciaux.

De voorzitter . ­ Het woord is aan de heer Anciaux voor een repliek.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, enerzijds meent de premier dat het gevoel dat bij de bevolking leeft niet noodzakelijk met de werkelijkheid overeenstemt, anderzijds vindt hij de resultaten van het onderzoek niet verwonderlijk, na alles wat we het voorbije anderhalf jaar hebben meegemaakt. Dat is nogal tegenstrijdig. Ik vraag alleen dat de regering zich niet beperkt tot het wetsontwerp tegen de georganiseerde criminaliteit, dat ongetwijfeld een aantal goede punten bevat voor de aanpak van corruptie en gesjoemel. Toch heb ik niet de indruk dat deze regering werkelijk iets doet aan de corruptiebestrijding. Ze heeft tot hiertoe alleen het HCT afgeschaft, maar er kwam niets in de plaats. Bovendien is het vertrouwen in het gerecht niet hersteld.

Mijn tweede vraag had betrekking op ambtenaren zoals de heren Druyts en Vermeulen en op onderzoeksrechter Connerotte, die door bepaalde technieken monddood worden gemaakt.

In mijn derde vraag verwees ik naar ministers die voortdurend verklaren dat ze liever een Europese functie bekleden. Op het ogenblik is dit het geval voor vice-eerste minister Maystadt en binnenkort wellicht ook voor de eerste minister. Hierdoor wekken ze op zijn minst de indruk dat ze zich weinig inzetten voor hun huidige job. In andere landen worden Europese posten geambieerd door personen die hun ambtstermijn in eigen land hebben voltooid. Daar is zo een benoeming trouwens geen kwestie van meerderheid of oppositie. Daar wordt op een hoffelijke manier naar bekwame kandidaten gezocht.

Tot slot wens ik nog een opmerking te maken over het Rwanda-dossier dat door de parlementaire onderzoekscommissie met een grote eensgezindheid aan het parket werd doorgespeeld. Tot onze grote verwondering meent het gerecht dat dit dossier niet moet worden onderzocht. Het is de taak van de minister van Justitie het gerecht daartoe te verplichten.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de eerste minister.

De heer Dehaene, eerste minister. ­ Mijnheer de voorzitter, voor de laatste opmerking van de heer Anciaux verwijs ik naar mijn antwoord aan de heer Goovaerts in verband met zijn bijkomende vragen.

Voorts wil ik enkel benadrukken dat ik nog altijd op mijn stoel zit en dat ik van plan ben dit te blijven doen tot aan het eind van de regeerperiode. Hetzelfde kan echter niet worden gezegd van alle partijvoorzitters.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de eerste minister, moet ik u eraan herinneren hoeveel pijn het u deed dat u niet verkozen werd tot voorzitter van de Europese Commissie ?

De heer Dehaene, eerste minister. ­ Het is best mogelijk dat u daar pijn van hebt gehad, mijnheer Anciaux, maar ik in geen geval.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.