1-164 | 1-164 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCE DU JEUDI 12 FÉVRIER 1998 |
VERGADERING VAN DONDERDAG 12 FEBRUARI 1998 |
De voorzitter. Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Goovaerts aan de eerste minister.
Het woord is aan de heer Goovaerts.
De heer Goovaerts (VLD). Mijnheer de voorzitter, er is de laatste dagen heel wat te doen geweest over de goedkeuring van het Verdrag van Amsterdam door de Brusselse Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Aangezien het verdrag door ons land uiterlijk op 31 december 1998 moet worden geratificeerd, is het noodzakelijk dat er duidelijkheid komt over de gevolgen van een eventuele niet-goedkeuring ervan in de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
Aangezien de eerste minister de architect is van de Grondwet waarin de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie is opgenomen, wensen we van hem te vernemen welke artikelen uit het Verdrag van Amsterdam door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie moeten worden goedgekeurd. Wat is de houding van de regering tegenover dit probleem ?
Misschien zal de eerste minister antwoorden dat « het probleem niet moet worden opgelost voor het zich stelt ». Maar we moeten toch weten wat ons te wachten staat, mochten sommige artikelen van het Verdrag van Amsterdam niet worden goedgekeurd. Zouden deze dan enkel in Brussel niet van toepassing zijn, of zou het hele verdrag niet kunnen worden geratificeerd ?
De voorzitter. Het woord is aan de eerste minister.
De heer Dehaene, eerste minister. Mijnheer de voorzitter, men weet dat mijn uitgangspunt is dat ik op hypothetische vragen niet hoef te antwoorden en dat er voor problemen die nog niet bestaan, geen oplossingen moeten worden gezocht.
Vandaag stel ik alleen vast dat er bij de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest geen ontwerp van decreet tot ratificatie van het Verdrag van Amsterdam werd ingediend. De interministeriële conferentie voor het buitenlands beleid die de totstandkoming van het Verdrag heeft begeleid en ook het wetsontwerp tot ratificatie van het Verdrag heeft besproken, heeft op geen enkele manier besloten dat het Verdrag noodzakelijkerwijze ook door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie dient te worden geratificeerd.
Er rijst vooralsnog geen enkel probleem en ik hoef dan ook niet naar een oplossing te zoeken.
De voorzitter. Het woord is aan de heer Goovaerts voor een repliek.
De heer Goovaerts (VLD). Mijnheer de voorzitter, zoals ikzelf had aangekondigd, was dit het antwoord waaraan men zich kon verwachten. Als ik de premier goed heb begrepen, dan moet het Verdrag van Amsterdam noch in zijn geheel, noch voor een van zijn onderdelen door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie worden geratificeerd.
Van de eerste minister had ik verder graag vernomen hoe hij de houding van PRL-voorzitter Michel beoordeelt, die in de faciliteitengemeenten opstand predikt tegen het lokale wettelijke gezag.
Tot slot had ik graag geweten of voor de eerste minister de situatie van de Vlamingen te Brussel gecorreleerd is aan de situatie van de Franstaligen op het federale niveau. Zou er kunnen worden ingegaan op de vraag van de Franstaligen om de faciliteiten tegen andere voordelen uit te wisselen zonder dat wordt geraakt aan de voordelen die destijds aan de Franstaligen op het federale niveau werden toegekend in ruil voor een meer gunstige regeling voor de Vlamingen in Brussel ?
De voorzitter. Mijnheer Goovaerts, u stelt een reeks nieuwe vragen die niet vooraf werden aangekondigd. Ons reglement schrijft voor dat de vragen voorafgaandelijk schriftelijk aan de minister worden toegezonden. Alleen wanneer aan deze vereisten is voldaan, kan er worden geantwoord en heeft de vraagsteller eventueel recht op een wederwoord.
Aangezien een volledig nieuwe problematiek wordt aangesneden, staat het de eerste minister vrij hierop al dan niet in te gaan.
Het woord is aan de eerste minister.
De heer Dehaene , eerste minister. Mijnheer de voorzitter, u hebt volkomen gelijk. Ik zou uiteraard op de vragen van de heer Goovaerts kunnen antwoorden, maar aangezien hij graag in de actualiteit komt, durf ik hem te suggereren mij de twee bijkomende vragen te bezorgen, zodat ik daarop eventueel volgende week kan terugkomen.
Toch wens ik hem ervoor te waarschuwen dat ik me nooit ter verantwoording roepen laat voor aangelegenheden waarvoor ik geen enkele verantwoordelijkheid draag.
De voorzitter . Het woord is aan de heer Goovaerts.
De heer Goovaerts (VLD). Mijnheer de voorzitter, het verheugt me dat de eerste minister zich bekwaam acht op de door mij gestelde vragen te antwoorden. Toch verklaart hij dat niet vandaag te willen doen. Hij kan die vragen vandaag misschien ontwijken, maar vroeg of laat, en wellicht zelfs zeer binnenkort, zal hij toch zijn standpunt bekend moeten maken.
De voorzitter . Het incident is gesloten.
L'incident est clos.