1-158

1-158

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 22 JANVIER 1998

VERGADERING VAN DONDERDAG 22 JANUARI 1998

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER ANCIAUX AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN FINANCIËN EN BUITENLANDSE HANDEL OVER « HET SWAP-DOSSIER »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. ANCIAUX AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DES FINANCES ET DU COMMERCE EXTÉRIEUR SUR « LE DOSSIER DES OPÉRATIONS `SWAP' »

De voorzitter . ­ Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Anciaux aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel.

Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, arbitrageswaps houden een groot risico in, met name de wisselkoers van de zwakke munt waarin wordt herbelegd en waardoor men hoopt een hoge rente op te strijken. In de periode 1989-1992 heeft de Schatkist veelvuldig gebruik gemaakt van arbitrageswaps.

Deze praktijk moet worden beschouwd als speculatie door de overheid. Een Staat dient zijn belastinggelden te besteden aan een nuttig overheidsproject, aan de delging van de schuld of aan de afbetaling van renten op aangegane leningen. De Staat mag echter niet beleggen in zwakke munten met geld dat werd geleend in sterke munten. Dit is ronduit speculatie.

Toen de verliezen begonnen op te lopen, ging de Staat zijn toevlucht zoeken in afgeleide producten zoals quanto-swaps, knock-out-swaps, power knock-outs en calendar spreads. Dit zijn allemaal kortlopende opties waardoor het risico kan worden gespreid over meerdere munten. Om de premies te betalen is de Schatkist echter langlopende opties aangegaan, waardoor het risico enkel nog vergrootte.

Uit dit verhaal blijkt dat de Staat stoer heeft willen omspringen met vernuftige financiële technieken, waarvan hij eigenlijk onvoldoende kennis had. Via gespecialiseerde Amerikaanse banken wou de Staat speculatief geld verdienen. Hierbij werd echter uit het oog verloren dat deze banken oneindig veel beter vertrouwd zijn met deze technieken dan de Belgische Staat.

Onlangs hebben we de hand kunnen leggen op een uitvoerige lijst van arbitrageswapcontracten uit de bewuste periode. Hieruit blijkt dat de Belgische Staat enorm ver is gegaan. Het ligt voor de hand dat op deze markten met zeer grote bedragen wordt omgegaan, maar men kan zich afvragen of ook de Belgische Staat met dergelijke reusachtige bedragen moet jongleren.

Op 28 februari 1993 werden er zes arbitrageswaps afgesloten. In vijf gevallen ging het om US dollar tegen US dollar, en in één geval om US dollar tegen Japanse yen.

De eerste vijf contracten hadden telkens een tegenwaarde van 100 miljoen US dollar en het contract van US dollar tegen Japanse yen 200 miljoen US dollar. In totaal ging het om 800 miljoen US dollar, of 25 miljard Belgische frank, als men als tegenwaarde voor een dollar 32 Belgische frank noteert.

Ik geef een ander voorbeeld. Op 14 juni 1993 werd gejongleerd voor in totaal 500 miljoen US dollar, of 16 miljard Belgische frank.

Het geval van het Amerikaans district Orange County is interessant voor de Belgische Staat. Deze lokale overheid was virtueel failliet door het groot aantal mislukte swapoperaties en heeft een rechtszaak aangespannen tegen de Amerikaanse bank Merill Lynch, op beschuldiging van misinformation . De overheid zou onvoldoende zijn ingelicht over de mogelijke gevaren van swaps en over de mogelijke indekkingstechnieken. In Amerika is dergelijke misinformation strafbaar. Er staan grote schadevergoedingen tegenover. Orange County heeft de rechtszaak dan ook gewonnen en heeft van Merill Lynch grote schadevergoedingen gekregen. Ook de Belgische Staat zou voor de Amerikaanse rechtbanken een gelijkaardige procedure kunnen inzetten.

Ik heb dan ook enkele heel concrete vragen.

Ten eerste, voor Amerikaanse rechtbanken heeft de Belgische Staat een goede kans om zaken te winnen tegen Amerikaanse banken waarmee swapcontracten werden gesloten, mits hij desinformatie kan bewijzen. In zover ik weet, sloot de Belgische Staat swapcontracten met bijna uitsluitend Amerikaanse banken.

Het voorbeeld van het Amerikaanse Orange County tegen Merill Lynch is duidelijk. Als de banken dreigen veroordeeld te worden, verkiezen ze heel vaak een out of court settlement ­ een minnelijke schikking ­ met het doel blaam te voorkomen.

Zijn er tegen de Amerikaanse banken in kwestie reeds rechtsgedingen ingespannen ? Zo ja, hoever zijn die gevorderd ?

Ten tweede, toen dit dossier in de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de orde was, bedroeg het verlies voor de Belgische Staat ongeveer 45 miljard. Het ging uiteraard om een momentopname. Hoeveel bedraagt thans het totaal verlies van de lopende contracten ? Wat was de jongste drie jaar het verlies voor de contracten die ten einde liepen ? Hoeveel bedraagt het geraamde verlies voor de contracten die einde maart aflopen ?

Ten derde, dat de overheid op bepaalde ogenblikken heel voluntaristisch te werk is gegaan, wordt bewezen door nieuwe concrete gegevens waarover ik beschik met betrekking tot swapcontracten van de periode 1986-1993. Daaruit blijkt dat op sommige dagen voor een tegenwaarde van 25 miljard Belgische frank ­ 800 miljoen US dollar ­ werd geswapt.

Kan de vice-eerste minister beamen dat de Belgische Staat te ver is gegaan met deze speculatieve financiële operaties en dat hij slecht was ingelicht over de risico's, in tegenstelling tot de banken die de Belgische Staat in feite hebben gerold ?

Ten vierde, de vice-eerste minister antwoordde eerder dat hij geen totaalbeeld kon geven aan de swapoperaties, omdat hij de Belgische frank niet in gevaar wou brengen. Handhaaft hij dit argument ? Zo ja, welke zijn daarvoor de redenen ?

Ten vijfde, het hele dossier is ons ter ore gekomen via het Rekenhof. Deze voortreffelijk werkende parlementaire instelling heeft eigenlijk op een bepaald ogenblik moeten vaststellen dat er al te grote verliezen op de swapcontracten dreigden. Er dient bijgevolg te worden onderzocht welke controlemogelijkheden bestaan op de swaps op een ogenblik dat ingrijpen nog zin heeft. Welke interne en externe controlemechanismen zijn er voorhanden ?

Ten slotte, brengen de swapcontracten, die werden afgesloten door kabinetsmedewerkers of door ambtenaren van de administratie van Financiën, uiteindelijk toch ook de persoon van de vice-eerste minister in opspraak. Hoe ervaart de vice-eerste minister zijn politieke verantwoordelijkheid in het dossier van de swaps ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan vice-eerste minister Maystadt.

De heer Maystadt, vice-eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel. ­ Mijnheer de voorzitter, met de analyse die de heer Anciaux van de Amerikaanse wetgeving heeft gemaakt, is de Schatkist het volkomen eens. Begin vorig jaar heeft de Schatkist overigens zelf een beroep gedaan op de diensten van een Amerikaans advocatenbureau, gespecialiseerd in dat domein. Op grond van die eerste raadpleging heeft de Schatkist een procedure voor tegenexpertise voor een knock-out-operatie gestart. Deze procedure had tot doel te bepalen of een bij de betrokken tegenpartij ingediende aanvraag tot compensatie voor mispricing al dan niet was gerechtvaardigd. De tegenexpertise werd vorige zomer afgerond en stelde de Schatkist in het gelijk.

Met dit resultaat voor ogen was de Schatkist van mening dat ook andere in 1992 afgesloten gelijkaardige operaties dienden te worden onderzocht. Daarover zijn op dit ogenblik onderhandelingen aan de gang. Hoewel deze onderhandelingen zeer actief worden gevoerd, zal het resultaat ervan waarschijnlijk niet vóór de zomer van 1998 zijn gekend.

Ik zou graag een meer specifiek antwoord hebben gegeven, maar ik kan alleszins kwijt dat de mogelijkheid bestaat om voor dergelijke geschillen te komen tot een zogenaamd out of court settlement of een minnelijke schikking. Het vertrouwelijke karakter van een dergelijke regeling is de belangrijkste troef voor de betrokken financiële instellingen. De openbare behandeling van het geschil voor een rechtbank zou immers hun reputatie kunnen aantasten. Door hierover nog bijkomende inlichtingen te verstrekken zou de Schatkist niet alleen een belangrijke troef kwijtspelen in de aan de gang zijnde onderhandelingen, maar bovendien ook ernstige schade kunnen lijden. Ik wens dit te beklemtonen.

Je voudrais profiter de la demande d'explications de M. Anciaux pour rappeler que toute personne diffusant des informations ou des rumeurs sur ces questions expose sa responsabilité personnelle dans la mesure où ces informations ou rumeurs peuvent porter préjudice à des tiers. Il s'agit notamment des établissements financiers dont les noms seraient cités, fût-ce au titre de simple hypothèse ou de conjecture.

Ils auraient le droit de demander réparation pour l'atteinte faite à leur réputation et pour le risque réel de préjudice auquel ils se trouveraient exposés de ce fait. C'est la raison pour laquelle le Trésor s'en tient à sa ligne constante de ne faire aucune communication susceptible de porter préjudice aux intérêts de l'État ou aux intérêts légitimes de tiers.

Cela dit, je voudrais apporter des compléments de réponses à M. Anciaux en attirant son attention sur le caractère extrêmement technique de ses questions. Ainsi, il vient d'évoquer à la tribune un document que je ne connais pas et dont il a d'ailleurs promis de me remettre une copie. À première vue, il ne me paraît pas possible techniquement que ce document se réfère aux « swap » d'arbitrage. En effet, il a parlé de six opérations, à savoir de cinq opérations dollar contre dollar ­ il ne peut s'agir là que de « swap » d'intérêts ­ et d'une sixième opération, dollar contre yen. Or, aucun « swap » d'arbitrage n'a eu lieu dans ce sens. Je voudrais néanmoins lui donner un certain nombre d'informations sur l'état actuel de ce dossier.

Toen in oktober 1996 aan de Kamer van volksvertegenwoordigers over de arbitrageswaps verslag werd uitgebracht, werd het verliesrisico van de arbitrageswaps en opties door het Rekenhof geraamd op 53,8 miljard. Voor de intreststromen was dit 7,6 miljard en voor de kapitaalstromen 46,2 miljard. Ik citeer de cijfers van het Rekenhof, omdat de heer Anciaux ernaar heeft verwezen.

Sinds oktober 1996 is de situatie door twee factoren aanzienlijk gewijzigd.

Ten eerste heeft de Schatkist haar strategie tot beperking van de risico's, die sinds het eerste semester van 1994 werd toegepast, actief voortgezet.

Ten tweede was de marktevolutie gunstig en konden daardoor de vruchten van de herstructureringen worden geplukt.

Sinds januari 1997 wordt het verliesrisico van de kapitaalstromen van arbitrageswaps en opties elke maand in de statistieken van de staatsschuld vermeld. Hiervoor worden de swaps en opties opnieuw geëvalueerd volgens de procedure die geldt voor de in deviezen uitgedrukte leningen. Zoals bij een lening wordt het nettobedrag van deze herevaluatie toegevoegd aan het uitstaand bedrag van de schuld. Het risicoverlies op de kapitaalstromen, dat op een volkomen transparante manier in het uitstaand bedrag van de schuld tot uiting komt, bedroeg op 31 december 1997 15,9 miljard. Dit bedrag vertegenwoordigt 1,62 duizendsten ­ ik benadruk dit getal ­ van het uitstaand bedrag van de schuld.

De heer Anciaux vroeg welk resultaat is geregistreerd sinds het ogenblik dat deze operaties werden afgesloten. In oktober 1997 heeft de Schatkist in samenwerking met de diensten van het Rekenhof een methode uitgewerkt om het resultaat van de swaps en opties in actuele Belgische franken uit te drukken. Dit gebeurt door het bedrag van de intresten die op de winsten werden geïnd en op de verliezen werden betaald, op te nemen. Zo komt men uiteraard tot een economisch correcter resultaat dan wanneer men gewoon de boekhoudkundige geldstromen optelt.

Uit deze gemeenschappelijke analyse van Schatkist en Rekenhof kwamen op 10 september 1997 de volgende cijfers naar voren. Voor de swaps werd een negatief saldo van 480 miljoen en voor de opties werd een positief saldo van 940 miljoen geregistreerd. Dit betekent dus een positief nettosaldo van 460 miljoen. Dit was de toestand aan het einde van vorig jaar en sindsdien zijn er geen belangrijke wijzigingen geweest. Ik heb de Schatkist gevraagd deze analyse officieel aan het Rekenhof voor te leggen, zodat het deze kan onderzoeken en de juistheid van de resultaten kan bevestigen.

In de herfst van 1996 werd over dit alles reeds verscheidene keren van gedachten gewisseld. Dit heeft ertoe geleid dat zowel het Rekenhof als de Schatkist gedetailleerde verslagen naar de kamercommissie voor de Financiën hebben gestuurd. Ik verwijs de heer Anciaux hiernaar.

Voor de beoordeling van de concrete gegevens waarvan hij op de hoogte werd gesteld, wil ik er echter op wijzen dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen de verschillende soorten swaps.

In het kader van het schuldbeheer onderhandelt de Schatkist over interest rate swaps, foreign exchange swaps and currency swaps. Deze laatste zijn niet noodzakelijk arbitrageswaps, aangezien de Schatkist de financieringswaps gebruikt om de munt van een lening die werd uitgegeven, te veranderen.

Ik geef deze toelichting omdat de heer Anciaux naar de periode 1986-1993 verwijst. Over de eerste arbitrageswaps onderhandelde de Schatkist einde 1989. De methode wordt trouwens gedetailleerd toegelicht in het jaarverslag van de Schuld van 1990.

Op 8 januari 1997 stelde ik de bevoegde commissie van de Kamer voor drie controleniveaus voor het beheer van de staatsschuld in te voeren. De bedoeling was immers de verplichtingen van de Schatkist inzake transparantie en vertrouwelijkheid na te komen. Deze drie niveaus betreffen een politieke controle op de begroting door de commissie voor de Financiën, een strategische controle op de oriënteringen van het schuldbeheer door een subcommissie Staatsschuld, opgericht in het kader van de commissie voor de Financiën, en een prudentieel toezicht dat ook betrekking heeft op de details van de operaties. Het Rekenhof zou daarenboven op bepaalde tijdstippen een globale beoordeling van de betrokken operaties meedelen aan de subcommissie.

Als deze controleorganen te maken hebben met een probleem van politieke aard dan wordt dit ter sprake gebracht in de commissie, volgens de door de commissievoorzitter gekozen modaliteiten.

Op 8 januari 1997 waren de leden van de commissie voor de Financiën het met dit voorstel unaniem eens. Dit werd nogmaals bevestigd op een tweede vergadering van 20 maart 1997.

Wat de interne controle van de operaties betreft, wijs ik erop dat de doelstelling, de methode en het uitstaande bedrag van de arbitrageswaps uitdrukkelijk vermeld staan in de Jaarverslagen van de Schuld . Dit is al zo sinds 1990. Bovendien werd de weerslag van de belangrijke monetaire turbulenties in de zomer van 1992 op het beheer van deze operaties het daaropvolgende jaar, op initiatief van de dienst voor de Schuld, ter kennis gebracht van het Rekenhof.

Er werden ook verschillende maatregelen genomen aangaande de controle op de operaties inzake schuldbeheer. Ik heb die trouwens reeds gedetailleerd toegelicht in de bevoegde kamercommissie.

Sinds eind 1992 wijzigde de Schatkist haar interne beslissingsprocedures ten einde de beslissingen collegiaal te laten nemen door een marktcomité.

De betrekkingen tussen de Schatkist en het Rekenhof werden eveneens geformaliseerd. Sinds de herfst 1993 houden de Schatkist en het Rekenhof maandelijks een vergadering. De Schatkist beschrijft de strategie en brengt verslag uit over de gedane of geplande operaties. Tussen twee maandelijkse vergaderingen worden door de Schatkist de doelstelling en de kenmerken van alle operaties aangaande deviezenschuld meegedeeld aan het Rekenhof. Dit gebeurt op de dag van de operaties zelf.

Ten slotte wordt de omkadering van het beheer van de staatsschuld nog vervolledigd door het opstellen door de Schatkist van een referentieportefeuille en door de uitvaardiging door de minister van een aantal algemene richtlijnen. Deze twee vernieuwingen worden bijzonder gewaardeerd en dienen zelfs tot voorbeeld bij gelijkaardige hervormingen in andere landen.

Zoals ik reeds in de herfst van 1996 en op verschillende andere momenten heb verklaard, heb ik de administratie van de Schatkist steeds verdedigd, hoewel ikzelf niet op de hoogte was van de aangeklaagde operaties. Ik blijf dat tot op vandaag doen.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, ik erken dat ik behoorlijk onder de indruk ben van het uitgebreide antwoord van de vice-eerste minister, waarvoor ik hem dan ook dank. Ik zal dan ook slechts heel kort repliceren.

Ik wil vooral reageren op zijn verklaring dat over de operaties niet al te veel mocht uitlekken, omdat er anders bepaalde schikkingen in het gedrang zouden komen. Als die verklaring ook slaat op mijn elementaire vragen om uitleg, dan heb ik daar toch moeite mee. Als hij mij verantwoordelijk stelt voor alle mogelijke geleden verliezen, dan had ik beter een verzekering afgesloten om mij in te dekken bij het stellen van vragen !

Het verheugt mij dat de vice-eerste minister al het mogelijke doet om een deel van de verliezen te recupereren, onder meer door te steunen op de Amerikaanse wetgeving. Het verheugt mij eveneens dat het verlies reeds is teruggebracht van 53 à 54 miljard naar 15,9 miljard. Ik wist niet dat dit in de maandelijkse berichten werd bekendgemaakt.

Ik wil de vice-eerste minister graag de tabellen bezorgen waarover ik beschik. Via enkele tussenpersonen heb ik ze laten onderzoeken door internationale deskundigen en door Amerikaanse bankiers. Tevens heb ik het advies gevraagd van deskundigen van de Nationale Bank die mij verzekerden dat het hier inderdaad om arbitrageswaps ging.

Mijn belangrijkste bedenking is dat we in de toekomst toch meer voorzichtigheid aan de dag moeten leggen en dat we toch niet dergelijke enorme bedragen op één dag op het spel mogen zetten. Misschien zijn we deze keer echt wel door het oog van de naald gekropen en hadden we evengoed een veel groter verlies kunnen incasseren.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.