1-158

1-158

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 22 JANVIER 1998

VERGADERING VAN DONDERDAG 22 JANUARI 1998

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER VAN HAUTHEM AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN OVER « DE HOUDING VAN DE BURGEMEESTER VAN WEZEMBEEK-OPPEM »

QUESTION ORALE DE M. VAN HAUTHEM AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DE L'INTÉRIEUR SUR « L'ATTITUDE DU BOURGMESTRE DE WEZEMBEEK-OPPEM »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Van Hauthem aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.

Het woord is aan de heer Van Hauthem.

De heer Van Hauthem (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de voorzitter, als burgemeester van een gemeente die in het Nederlandse taalgebied ligt, houdt de heer van Hoobrouck er blijkbaar van de Vlamingen in het algemeen en de toezichthoudende Vlaamse regering in het bijzonder uit te dagen.

Nadat de Vlaamse regering een omzendbrief naar de Vlaamse gemeenten met een speciaal taalstatuut stuurde waarin werd uiteengezet hoe de faciliteitenregeling dient te worden toegepast, was de heer van Hoobrouck er als de kippen bij om te melden dat hij de omzendbrief straal zou negeren.

Gisteren belegde de burgemeester in de raadszaal van het gemeentehuis een vergadering met Franstalige mandatarissen en met de PRL-FDF-fractie van de Franse Gemeenschapsraad, met de bedoeling zich te beraden over de strategie die tegen de Vlaamse regering dient te worden gevolgd. Dat dit een pure provocatie is, enkel en alleen bedoeld om de Vlamingen op stang te jagen, staat buiten kijf. Dit alles heeft nog bijzonder weinig te maken met het goed beheer van een gemeente.

Ik had van de vice-eerste minister graag vernomen of en wanneer hij op basis van artikel 82 van de nieuwe gemeentewet maatregelen zal nemen tegen de burgemeester van Wezembeek-Oppem, die volgens mij blijk geeft van kennelijk wangedrag.

De voorzitter. ­ Het woord is aan vice-eerste minister Vande Lanotte.

De heer Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. ­ Mijnheer de voorzitter, als ik de heer Van Hauthem goed begrijp, wil hij dat ik een tuchtprocedure start omdat iemand een intentie heeft geuit en heeft vergaderd met andere personen van zijn politieke strekking. Het is evident dat men op een dergelijke basis geen tuchtprocedure start aangezien dit zou neerkomen op een politiek proces.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Van Hauthem voor een repliek.

De heer Van Hauthem (Vl. Bl.) .­ Mijnheer de voorzitter, ik kan de vice-eerste minister moeilijk danken voor zijn antwoord. Hij heeft immers gezegd dat er geen vuiltje aan de lucht is en dat hij bijgevolg niets gaat doen.

Ik ben het hier niet mee eens. Als een burgemeester van een gemeente alleen als politiek doel heeft om zich te verzetten tegen de toezichthoudende overheid en alles in het werk te stellen opdat die overheid haar werk niet meer behoorlijk kan doen, is er volgens mij wel degelijk sprake van kennelijk wangedrag. De vice-Eerste minister is bevoegd voor het starten van een tuchtprocedure. Misschien moeten we een regionalisering van de bevoegdheid inzake tuchtmaatregelen in overweging nemen.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.