1-142

1-142

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 20 NOVEMBRE 1997

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 20 NOVEMBER 1997

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER HOSTEKINT AAN DE MINISTER VAN JUSTITIE OVER « DE STAND VAN ZAKEN IN HET ONDERZOEK NAAR DE MOORD OP KAREL VAN NOPPEN EN NAAR DE ANDERE AANSLAGEN TEGEN KEURDERS VAN HET IVK »

QUESTION ORALE DE M. HOSTEKINT AU MINISTRE DE LA JUSTICE SUR « L'ÉTAT D'AVANCEMENT DE L'ENQUÊTE SUR L'ASSASSINAT DE KAREL VAN NOPPEN ET SUR LES AUTRES ATTENTATS CONTRE DES EXPERTS DE L'I.E.V. »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Hostekint aan de minister van Justitie.

Het woord is aan de heer Hostekint.

De heer Hostekint (SP). ­ Mijnheer de voorzitter, de misbruiken in de vleessector kwamen de afgelopen maanden en weken opnieuw in de belangstelling. De minister van Volksgezondheid, die de controle op de vleessector onder zijn bevoegdheid heeft en die in dit verband al enkele malen zwaar onder vuur is komen te liggen en wiens ontslag zelfs werd geëist, heeft deze week een grondige herschikking van de top van het IVK aangekondigd.

De heer Moens, ondervoorzitter,

treedt als voorzitter op

De strijd tegen de hormonenfraude, en de vleesfraude in het algemeen, vergt niet alleen inspanningen op het vlak van de controle en de wetgeving. Maatregelen werden intussen reeds genomen en ons land kent thans een van de strengste wetgevingen in Europa.

De feiten bewijzen echter dat dit niet volstaat en dat ook inspanningen moeten worden gedaan op het vlak van effectieve vervolging en bestraffing van overtreders.

Met betrekking tot die gerechtelijke aanpak blijken zich nog veel problemen voor te doen. De minister wordt de jongste tijd met tal van problemen geconfronteerd, maar de strijd tegen de hormonenmaffia, die een vorm van georganiseerde criminaliteit is, moet toch tot de prioriteiten behoren.

Concrete resultaten van onderzoeken, vooral wat de aanslagen op keurders van het IVK betreft, blijven uit.

In het verleden ondervroeg ik de minister reeds meermaals over de vooruitgang en de resultaten van deze onderzoeken. Ik zal het niet nalaten ook in de toekomst te blijven aandringen op volgehouden inspanningen van het gerecht, de politie en de magistratuur.

De moord op veearts-keurder Karel Van Noppen dateert al van 20 februari 1995, bijna drie jaar geleden. Er worden in het onderzoek van dit dossier al resultaten geboekt en er werd ook een arrestatie verricht. Sedert enkele maanden blijft het evenwel opvallend stil rond deze zaak.

Wat de andere acht aanslagen betreft, herinner ik de minister aan het antwoord dat hij me begin dit jaar gaf en waaruit bleek dat in zeven van de acht dossiers nog geen resultaat werd bereikt.

Daarom volgende vragen aan de minister. Wat is de stand van zaken in het onderzoek naar de moord op veearts-keurder Karel Van Noppen en hoe verloopt de internationale samenwerking met Frankrijk in dit onderzoek ? Zijn er intussen reeds vorderingen in het onderzoek naar de zeven aanslagen die geen dodelijke afloop kenden ? Waaraan is het uitblijven van concrete resultaten te wijten ? Zal de minister terzake nieuwe initiatieven nemen ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister De Clerck.

De heer De Clerck, minister van Justitie. ­ Mijnheer de voorzitter, mijn departement blijft de strijd tegen de hormonenfraude onverminderd aanbinden en steunt de wetgevende initiatieven terzake ten volle. Zo buigt ook de senaatscommissie van onderzoek naar de georganiseerde criminaliteit in België zich over de problematiek van de hormonen- en vleeszwendel en vergadert de senaatscommissie voor de Justitie morgen en overmorgen over het wetsontwerp betreffende de criminele organisaties waar deze problematiek ook aan bod komt.

De heer Hostekint wenst echter meer concrete informatie over de stand van zaken in de lopende onderzoeken. Om op die vragen een gepast antwoord te kunnen geven, dien ik me telkens te wenden tot de procureurs-generaal te Antwerpen en te Gent.

De procureur-generaal te Antwerpen deelt mij mee dat het onderzoek in de zaak-Van Noppen gestaag wordt verdergezet, maar dat de vooruitgang ervan in belangrijke mate afhangt van een internationale samenwerking. In het algemeen verloopt deze samenwerking goed. Wat de tijdelijke uitlevering van de heer De Schutter meer in het bijzonder betreft, werden er positieve contacten gelegd en de evolutie ervan wordt op de voet gevolgd.

De andere dossiers die de heer Hostekint opnieuw aankaart, werden, zoals reeds eerder medegedeeld, gebundeld en aan de goede zorgen van onderzoeksrechter Allegaert te Kortrijk toevertrouwd. In uitvoering van een opdracht van de procureur-generaal te Gent van 22 maart 1995 wordt er maandelijks ambtshalve een verslag opgesteld over de evolutie, de resultaten en de apostilles van het onderzoek. Volgens de procureur-generaal te Gent kan uit deze verslaggeving worden besloten dat de onderzoeksrechter geen enkel spoor onaangeroerd heeft gelaten en dat elk nieuw gegeven, hoe mager ook, werd onderzocht. Op dit ogenblik worden twee nieuwe sporen onderzocht. Aan de onderzoeksrechter te Draguignan te Frankrijk werd een rogatoire opdracht gericht in het kader van de zaak-Denoo om de wapens die werden aangetroffen in de villa van de heer De Schutter te Saint-Maxime, aan een vergelijkend balistisch onderzoek te onderwerpen. Op het resultaat hiervan wordt nog gewacht.

Ik heb dus niets spectaculairs mee te delen, maar de internationale samenwerking en de naarstige opvolging door het parket-generaal lijken mij gerustellend. De bijstandsmagistraat, aangesteld door het college van de procureurs-generaal voor de strijd tegen de hormonenfraude, blijft onverminderd met deze opdracht belast.

Mijnheer de voorzitter, het baart mij geen probleem dat de heer Hostekint over deze dossiers vragen blijft stellen. Ik grijp deze gelegenheden telkens aan om er de parketten en de onderzoeksrechters op te wijzen dat de regering en het Parlement de grootste aandacht voor deze dossiers wenselijk blijven achten.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Hostekint voor een repliek.

De heer Hostekint (SP). ­ Mijnheer de voorzitter, op 20 februari 1997, de herdenking van de moord op Karel Van Noppen, kreeg ik van de minister een nagenoeg identiek antwoord. Ik begrijp dat de minister aangewezen is op de onderzoeksresultaten en de werkzaamheden van de bevoegde parketten, maar na tien maanden heeft het onderzoek nauwelijks enige vooruitgang geboekt.

De eerste aanslag dateert van 14 september 1989 en in de acht jaar die sindsdien zijn verlopen, werden in de vervolging van deze zaak van georganiseerde criminaliteit ­ want zo wordt ze omschreven ­ eigenlijk weinig resultaten geboekt, ondanks alle middelen die ter beschikking van het gerecht staan. Ik vind dat jammer en de man en de vrouw in de straat denken er ook zo over. Zij leiden eruit af dat er zo'n sterke, georganiseerde maffia en zo'n grote financiële belangen meespelen dat gerecht en overheid machteloos staan. Het bewijs daarvan werd ook in andere dossiers geleverd. Wanneer er groot geld mee gemoeid is, is de macht of de effectiviteit van het gerecht veel kleiner dan wanneer een kleine garnaal bij de kraag moet worden gevat.

Dit is zeker geen verwijt aan het adres van de minister, want wij weten dat er de afgelopen twee jaar op het vlak van justitie ernstige inspanningen werden gedaan, maar dergelijke gevoelens leven wel sterk bij de bevolking. Ik zal deze zaak blijven volgen en de minister op geregelde tijdstippen vragen blijven stellen.

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister De Clerck.

De heer De Clerck , minister van Justitie. ­ Mijnheer de voorzitter, ik denk dat het inderdaad goed is dat de politiek deze zaak blijft volgen om te bewijzen dat er aandacht aan wordt besteed. Mijns inziens zijn er echter geen elementen die erop wijzen dat er druk wordt uitgeoefend op de magistraten om te verhinderen dat de waarheid boven komt. Dat het om georganiseerde activiteiten gaat, lijkt mij duidelijk, maar we moeten er vooral op blijven aandringen dat men tot het uiterste gaat. In deze sector zijn de zaken evenwel van een dusdanige moeilijkheidsgraad dat het niet eenvoudig is het onderzoek tot het einde te voeren. Ik hoop echter dat we door een gezamenlijke aandacht toch tot resultaten zullen komen.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.