1-137

1-137

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 6 NOVEMBRE 1997

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 6 NOVEMBER 1997

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER VERREYCKEN AAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN OVER « DE TOP VAN DE FRANCOFONIE »

QUESTION ORALE DE M. VERREYCKEN AU MINISTRE DES AFFAIRES ÉTRANGÈRES SUR « LE SOMMET DE LA FRANCOPHONIE »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Verreycken aan de minister van Buitenlandse Zaken. Vice-eerste minister Vande Lanotte antwoordt namens zijn collega.

Het woord is aan de heer Verreycken.

De heer Verreycken (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de voorzitter, uit de recentste mededelingen van de Ministerraad leer ik dat de minister van Wetenschapsbeleid de Belgische delegatie voor een ministeriële conferentie van de francofonie in Hanoi zal leiden. Deze conferentie zal de Top van de Francofonie, eveneens in Hanoi, voorafgaan. Over die top zijn er vanmiddag ook in de Kamer vragen gesteld.

Ik heb enkele vragen met betrekking tot de ministeriële conferentie. Hoeveel leden zal de Belgische delegatie omvatten en wat is de kostprijs van deze missie ? Dezelfde vragen gelden voor de daarbij aansluitende Top van de Francofonie.

Wat de top betreft, heb ik nog een ideologische vraag. Acht de minister het aanvaardbaar dat een land met meer dan zes miljoen Nederlandstaligen en 3,5 miljoen Franstaligen een federale minister afvaardigt om deel te nemen aan een dergelijke conferentie en zelfs een federale eerste minister afvaardigt om deel te nemen aan een dergelijke top ?

Zou geen beter beeld van de werkelijkheid worden gegeven indien ministers van de Waalse deelregering aan dergelijke conferenties en toppen deelnamen ? Wordt door deze deelname niet zeer bewust het beeld gecreëerd van een hoofdzakelijk Franstalig België, hetgeen dus een minachting inhoudt voor de cultuur van de meerderheid van de bevolking ?

Is het bovendien gepast dat de socialistische republiek Vietnam, een communistische dictatuur, een schijn van legitimiteit krijgt door het bezoek van delegaties uit democratische landen ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan vice-eerste minister Vande Lanotte.

De heer Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. ­ Mijnheer de voorzitter, de federale delegatie zal vanaf 12 november bestaan uit minister Ylieff, zijn adjunct-kabinetschef en mevrouw Franquinet, ministerraad op de Belgische ambassade te Parijs, die de kwesties aangaande de francofonie volgt en de contacten met het secretariaat van de top verzorgt. De totale kost voor de zendig van deze drie personen bedraagt ongeveer 300 000 frank.

Van 14 tot 16 november vervoegen premier Dehaene en zijn diplomatiek raadgever, de heer Geerkens, de zending. De kost voor deze twee personen bedraagt 200 000 frank.

De heer Verreycken vindt het een minachting voor Vlaanderen dat de eerste minister naar een dergelijke top gaat. Dit zegt meer over het minderwaardigheidsgevoel van de heer Verreycken dan over iets anders. Ik zie niet in welke problemen de Vlaamse Gemeenschap ermee zou hebben dat een eerste minister naar de top van de francofonie gaat. Ik verwijs in dit verband naar Canada, waar er een Engelstalige meerderheid is en waar Engelstalige ministers zonder enig probleem naar zo'n top gaan. Nochtans staan die Engelstalige ministers niet steeds op goede voet met de Franstalige minderheid.

Mevrouw Onkelinx zal aanwezig zijn met een delegatie van de Franse Gemeenschap.

Al heeft Vietnam nog een lange weg af te leggen vooraleer het een democratische rechtsstaat kan worden genoemd, toch zijn er een aantal gunstige evoluties. Wegblijven is dan ook niet noodzakelijk de beste aanzet om die evoluties te ondersteunen. België probeert hierin een zo actief mogelijke rol te spelen. De aanwezigheid van buitenlandse correspondenten en hoogwaardigheidsbekleders zien wij als een steun voor het democratiseringsproces.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Verreycken voor een repliek.

De heer Verreycken (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de voorzitter, dat de vice-eerste minister er geen graten in ziet dat de Top van de Francofonie wordt bijgewoond door een Vlaamse minister, zegt veel over het cultuurbewustzijn van de Belgische federale ministers. Een half uur geleden beweerde premier Dehaene in de Kamer dat hij ook aan een gelijkaardig Nederlandstalig of Duitstalig initiatief zou deelnemen. Ik zou hiervoor bedanken, want het taalgebruik van sommige federale ministers zou ons op een top van de « Nederlandofonie » in verlegenheid brengen.

Wanneer de vice-eerste minister verwijst naar Canada, moet hij alle Canadese voorbeelden naar waarde schatten. Zo moet hij dan ook toejuichen dat in Québec zeer strenge maatregelen worden genomen en wetten worden uitgevaardigd tegen de verengelsing en de onderdrukking van het Frans. Men vindt het daar zeer normaal dat het Frans wordt beschermd tegen de verengelsing. Ik neem dan ook aan dat de minister van Binnenlandse Zaken al onze initiatieven tegen de verengelsing in ons land zal toejuichen.

Vandaag blijkt uit de houding van de Franstaligen tegenover de faciliteiten in de Vlaamse rand van Brussel dat zij er nog altijd van overtuigd zijn dat België een francofoon land is en dat de Vlamingen een minderheid vormen. We mogen weliswaar beschermd worden, maar we moeten ons zo nederig opstellen dat we onze mensen moeten afvaardigen om aan de Top van Francofonie deel te nemen. Hiermee heb ik problemen.

Ik lees vandaag in mijn krant dat vijfhonderd buitenlandse journalisten uitsluitend in het Frans en via Franstalige media informatie krijgen over ons land. Op die manier wordt in de hele wereld de indruk gewekt dat België een Franstalig land is. Uit het antwoord van de vice-eerste minister kan ik enkel afleiden dat hij dit standpunt verdedigt. Hij heeft er geen enkel probleem mee dat België deelneemt aan de Top van de Francofonie en in de wereld bekend staat als een Franstalig land. Dit is een kaakslag voor de zes miljoen Nederlandssprekenden. Deze houding is typerend voor de federale ministers, die ik hierdoor bijna zou moeten minachten.

De voorzitter. ­ Het woord is aan vice-eerste minister Vande Lanotte.

De heer Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. ­ Mijnheer de voorzitter, om het met een boutade te zeggen, de minachting van de heer Verreycken is mij een grote troost.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.