1-758/8 | 1-758/8 |
23 JUNI 1998
Evocatieprocedure
Art. 7
In § 1, 1º, de woorden « of elk ander fundamenteel belang van het land, zoals gedefinieerd door het Ministerieel Comité » doen vervallen.
Verantwoording
De opdrachten van de Staatsveiligheid dienen in de wet te worden omschreven. De omschrijving ervan overlaten aan een ministerieel comité is strijdig met de voornaamste bestaansreden van het ontwerp : een wettelijke basis te verlenen aan de activiteiten van de veiligheids- en inlichtingendiensten.
Art. 7
Paragraaf § 2, 3º, aanvullen met een tweede volzin, luidende : « In geen geval wordt het uitsluitende belang van één onderneming als fundamenteel belang van het land beschouwd. »
Verantwoording
Het is niet de taak van de veiligheidsdiensten om het privé-belang van een onderneming te behartigen.
Art. 9
In § 1, 1º, de woorden « of elk ander fundamenteel belang, zoals gedefinieerd door het Ministerieel Comité » doen vervallen.
Verantwoording
De opdrachten van de militaire veiligheidsdienst dienen in de wet te worden omschreven. De omschrijving ervan overlaten aan een ministerieel comité is strijdig met de voornaamste bestaansreden van het ontwerp : een wettelijke basis te verlenen aan de activiteiten van de veiligheids- en inlichtingendiensten. Bovendien wordt hier zelfs niet een fundamenteel belang « van het land » beoogd, zodat de mogelijke opdracht ruimer geformuleerd is dan voor de Staatsveiligheid.
Art. 10
In § 2, tweede lid, de woorden « magistraat van de rechterlijke orde » vervangen door de woorden « magistraten van het openbaar ministerie ».
Verantwoording
Rechters behoren onafhankelijk te zijn van de uitvoerende macht. Er is geen enkele reden waarom zij met de inlichtingen- of veiligheidsdiensten zouden samenwerken.
(Subamendement op amendement nr. 8 van de heer Vandenberghe)
Art. 10ter
In het eerste lid van het voorgestelde artikel 10ter de woorden « magistraat van de rechterlijke orde » vervangen door de woorden « magistraten van het openbaar ministerie ».
Verantwoording
Rechters behoren onafhankelijk te zijn van de uitvoerende macht. Er is geen enkele reden waarom zij met de inlichtingen- of veiligheidsdiensten zouden samenwerken.
Eddy BOUTMANS. |
(Subamendement op zijn subamendement nr. 26)
Art. 10novies
De woorden « het Ministerieel Comité » vervangen door de woorden « de betrokken ministers » .
Frederik ERDMAN. |
(Subamendement op amendement nr. 6 van de heer Vandenberghe)
Art. 7
Het 1º van het voorgestelde artikel 7 vervangen als volgt :
« 1º het inwinnen, analyseren en verwerken van inlichtingen die betrekking hebben op elke activiteit die de inwendige veiligheid van de Staat en het voortbestaan van de democratische en grondwettelijke orde, de uitwendige veiligheid van de Staat en de internationale betrekkingen, of het wetenschappelijk of economisch potentieel, zoals gedefinieerd door het Ministerieel Comité, of elk ander fundamenteel belang van het land, zoals gedefinieerd door de Koning op voorstel van het Ministerieel Comité bedreigt of zou kunnen bedreigen. »
Verantwoording
De bepalingen van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens vereisen dat, wanneer ooit opdrachten aan de bevoegdheden van de Veiligheid van de Staat zouden worden toegevoegd, dit zou geschieden door een tekst met reglementaire waarde uitgevaardigd op grond van een machtiging die door de wet aan de Koning is verleend. Deze tekst met reglementaire waarde moet zelf worden bekendgemaakt. Dat is de reden waarom elk ander fundamenteel belang van het land moet worden gedefinieerd door de Koning op voorstel van het Ministerieel Comité voor inlichtingen en veiligheid dat de politiek inzake inlichtingen vaststelt.
(Subamendement op amendement nr. 8 van de heer Vandenberghe)
Art. 10novies
Paragraaf 1 van het voorgestelde artikel 10novies , vervangen als volgt :
« § 1. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de politiediensten, de administratieve en gerechtelijke overheden zorgen voor een zo doeltreffend mogelijke wederzijdse samenwerking. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten zorgen er eveneens voor dat er samenwerking is met de buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. »
Verantwoording
Dit amendement beoogt een vertaalfout in de Franse tekst te verbeteren betreffende de doeltreffendheid van de samenwerking.
Het heeft ook tot doel de verwijzing naar de « overeenkomstige diensten » te schrappen omdat deze dubbelzinnig is.
Het betreft in feite de buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Onderhavig ontwerp heeft trouwens betrekking op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
(Subamendement op amendement nr. 12 van de heer Vandenberghe)
Art. 30quater
Het voorgestelde artikel 30quater vervangen als volgt :
« § 1. De gerechtelijke huiszoekingen en inbeslagnemingen die uitgevoerd worden op de plaatsen waar de leden van inlichtingen- en veiligheidsdiensten hun functie uitoefenen, worden verricht in aanwezigheid van hun korpschef of zijn plaatsvervanger. De korpschef of zijn plaatsvervanger waarschuwt onmiddellijk de bevoegde minister over de uitgevoerde gerechtelijke huiszoekingen en inbeslagnemingen.
§ 2. Indien de korpschef of zijn plaatsvervanger van oordeel is dat de inbeslagneming van de geclassificeerde gegevens en voorwerpen van die aard is dat zij een bedreiging vormt voor de uitoefening van de opdrachten bedoeld in de artikelen 7, §§ 1 en 2, en 9, §§ 1 en 2, of dat zij een gevaar meebrengt voor een natuurlijke persoon, waarschuwt hij onmiddellijk de voorzitter van het Vast Comité I en de bevoegde minister. Deze geclassificeerde inbeslaggenomen stukken worden in een verzegelde omslag geplaatst, ondertekend door de korpschef of zijn plaatsvervanger en op een veilige plaats bewaard door de onderzoeksmagistraat.
Terzelfdertijd kan de korpschef of zijn plaatsvervanger, na kennisgeving aan de bevoegde minister, de opheffing van de inbeslagneming aan de kamer van inbeschuldigingstelling vragen. De vraag tot opheffing van de inbeslagneming heeft een opschortend gevolg voor deze. De zaak wordt bij de kamer van inbeschuldigingstelling aanhangig gemaakt door een verklaring afgelegd op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg. De kamer beslist binnen vijftien dagen na de neerlegging van de verklaring. De korpschef of zijn plaatsvervanger en de onderzoeksmagistraat worden gehoord.
In het kader van deze procedure kunnen enkel de magistraten van de zetel en van het openbaar ministerie die zitting hebben in de kamer van inbeschuldigingstelling, de onderzoeksmagistraat, de korpschef of zijn plaatsvervanger kennis nemen van de inbeslaggenomen geclassificeerde stukken.
Wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling besluit tot het opheffen van het beslag wegens de bedreiging voor de uitoefening van de opdrachten bedoeld in de artikelen 7, §§ 1 en 2, en 9, §§ 1 en 2, of wegens het gevaar voor een natuurlijke persoon, worden de geclassificeerde stukken in een verzegelde omslag terug gegeven aan de korpschef of zijn plaatsvervanger.
Wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling concludeert dat de stukken in beslag genomen kunnen worden, zendt de procureur-generaal deze inbeslaggenomen geclassificeerde stukken na afloop van de gerechtelijke procedure niettemin terug aan de korpschef of zijn plaatsvervanger.
§ 3. Indien de korpschef of zijn plaatsvervanger met toepassing van § 2, tweede lid, niet binnen een termijn van tien dagen aan de kamer van inbeschuldigingstelling de opheffing van de inbeslagneming vraagt, wordt de plaatsing onder verzegelde omslag bedoeld in § 2, eerste lid, opgeheven. »
Verantwoording
Het subamendement verplicht de korpschef of zijn plaatsvervanger om onmiddellijk de bevoegde minister te verwittigen over de inbeslagneming van geclassificeerde gegevens of voorwerpen die een bedreiging kan vormen voor de uitoefening van de opdrachten van de dienst of voor de integriteit van een natuurlijke persoon. In dat geval kan de minister instructies geven aan de korpschef die onder zijn bevoegdheid valt.
De tekst beoogt ook de procedure te vereenvoudigen door voor te stellen dat de inbeslaggenomen geclassificeerde stukken door de onderzoeksmagistraat op een veilige plaats worden bewaard. Deze laatste moet alle nodige maatregelen nemen om de veiligheid van de geclassificeerde stukken te waarborgen.
De bepaling die vaststelt dat het verzoek om de inbeslagneming op te heffen opschortend werkt, is overbodig en kan worden geschrapt, ermee rekening houdend dat de geclassificeerde stukken in een verzegelde omslag worden geplaatst.
In een verzegelde omslag plaatsen veronderstelt reeds dat de bedoelde stukken ontoegankelijk worden, met uitzondering van de kennisneming bepaald in lid 4.
Het subamendement sluit de mogelijkheid voor de kamer van inbeschuldigingstelling niet uit om een beroep te doen op de voorzitter van het Vast Comité I als deskundige, overeenkomstig de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek.De gebruikelijke procedure voor de kamer van inbeschuldigingstelling moet niet aangepast worden.
Het subamendement beoogt tenslotte aan artikel 30quater een § 3 toe te voegen, die een termijn instelt waarbinnen het verzoek moet worden ingediend. De termijn van 10 dagen is noodzakelijk om het de betrokken dienst, indien nodig, mogelijk te maken, het advies van buitenlandse of internationale correspondenten in te winnen die aan de basis liggen van of wie de inbeslaggenomen geclassificeerde stukken aangaan.
Het scheen nuttig voor de betere leesbaarheid van de tekst, artikel 30quater te herschrijven.
(Subamendement op amendement nr. 68 van de regering)
Art. 7bis
In het 1º, d) , van het voorgestelde artikel 7bis, het woord « anarchistische » doen vervallen.
Verantwoording
Het anarchisme is in theorie de meest zuivere vorm van democratie.
Stef GORIS. Hugo COVELIERS. Eddy BOUTMANS. |
(Subamendement op amendement nr. 68 van de regering)
Art. 7bis
In het 1º, d), van het voorgestelde artikel 7bis het woord « nationalistische » doen vervallen.
Jurgen CEDER. |
(Subamendement op amendement nr. 68 van de regering)
Art. 7bis
In het 1º, d), van het voorgestelde artikel 7bis de woorden « die theoretisch », vervangen door de woorden « voor zover ze in theorie ».
Verantwoording
Door dit amendement worden deze opvattingen enkel geviseerd voor zover ze strijdig zijn met de elementaire beginselen van een democratie of met de mensenrechten.
Hugo COVELIERS. Stef GORIS. |
(Subamendement op zijn amendement nr. 8)
Art. 10 tot 10novies
Aan de voorgestelde onderafdelingen de volgende wijzigingen aanbrengen :
A. De woorden « Onderafdeling 1 Algemene bepaling » vervangen door de woorden « Onderafdeling I Algemene bepalingen ».
B. De woorden « Onderafdeling 2 De verwerking van de gegevens » doen vervallen.
C. De onderafdelingen 3, 4 en 5 vernummeren respectievelijk tot 2, 3 en 4.
(Subamendement op amendement nr. 8 van de heer Vandenberghe)
Art. 10ter
Het tweede lid van het voorgestelde artikel 10ter vervangen als volgt :
« Wanneer de magistraten van de rechterlijke macht of de overheidsambtenaren en -beambten van oordeel zijn dat ze de door de inlichtingendiensten gevraagde inlichtingen niet kunnen meedelen, geven zij daarvoor binnen een maand na de aanvraag schriftelijk de redenen op. »
Verantwoording
Uit de tekst van het ontwerp blijkt niet duidelijk dat de magistraten net als de overheidsambtenaren en -beambten kunnen weigeren inlichtingen mee te delen. Omdat het steeds nuttig is dat een weigering gemotiveerd wordt, leek het ons raadzaam dit punt toe te voegen in het derde lid van § 2 van artikel 10, zodat ook de magistraten hun weigering steeds moeten motiveren.
Bovendien vonden wij het nodig aan deze motiveringsplicht een termijn te verbinden die voldoende lang is en toch redelijk blijft.
Dominique JEANMOYE. |
(Subamendement op zijn amendement nr. 9)
Art. 11
De woorden « Onderafdeling 6 » vervangen door de woorden « Onderafdeling 5 ».
Hugo VANDENBERGHE. |