1-1064/1 | 1-1064/1 |
14 JULI 1998
Het probleem van de mensenhandel in de sport is al enige tijd bekend. Recent nog onderzocht het centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding een aantal klachten daaromtrent, meer bepaald uit de voetbalsector. Daaraan werd dan ook ruime aandacht besteed in het evaluatierapport van maart 1998 over de evolutie en de resultaten van de bestrijding van de internationale mensenhandel.
Vele sportclubs zijn op zoek naar jong talent in het buitenland, in het bijzonder Afrika en Zuid-Amerika. Makelaars sporen jonge sportlui op en lokken hen met mooie beloften naar Europa. Daar worden zij in contact gebracht met geïnteresseerde clubs die hen testen. Pas wanneer zij eventueel worden aangeworven wordt een aanvraag om een arbeidskaart ingediend. Wanneer de betrokken clubs hen niet aanwerven worden zij door de makelaars aan hun lot overgelaten en komen zij terecht in het illegale circuit.
Maar ook wanneer zij wel worden aangeworven zijn de problemen nog niet opgelost. Zo zijn er gevallen waarbij een club een optie van meerdere jaren op een speler neemt, terwijl de arbeidsvergunning slechts voor een jaar geldt. Wanneer zij na een jaar niet meer worden opgesteld kunnen zij niet bij een andere club beginnen dan via een transferovereenkomst.
Dit wetsvoorstel wil dergelijke vormen van mensenhandel bestrijden door de aansprakelijkheid van bemiddelaars en werkgevers te verscherpen. Daartoe wordt een nieuwe bepaling ingevoegd in het koninklijk besluit nr. 34 betreffende de tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit. Deze bepaling zal bijgevolg van toepassing zijn op iedere tewerkstelling van vreemdelingen zoals bedoeld in dat koninklijk besluit.
Het voorgestelde artikel heeft betrekking op iedere vorm van tewerkstelling, dus ook buiten de sport. Hoewel dit wetsvoorstel in de eerste plaats is ingegeven door de bekommernis om wantoestanden inzake mensenhandel in de sport aan te pakken, is er immers geen enkele reden om dezelfde regeling niet toe te passen in andere sectoren.
Voorgesteld wordt om, onder bepaalde voorwaarden, een hoofdelijke aansprakelijkheid in te voeren voor bemiddelaars en werkgevers. Die hoofdelijke aansprakelijkheid betreft de betaling van de kosten van gezondheidszorgen, verblijf en repatriëring van de vreemde werknemer. Die bewoordingen verwijzen bewust naar de bepaling uit de vreemdelingenwet waarbij de aansprakelijkheid wordt omschreven van de persoon die, met het hoog op het bewijs dat de vreemdeling over voldoende middelen van bestaan beschikt, een verbintenis tot tenlasteneming heeft ondertekend (art. 3bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen).
Deze hoofdelijke aansprakelijkheid betreft de volgende personen :
1º De personen die hebben bemiddeld met het oog op tewerkstelling van een vreemdeling in België op het ogenblik dat deze nog niet over een arbeidskaart beschikt.
Hiermee worden de makelaars geviseerd die in andere landen geschikte krachten zoeken en naar België lokken met het oog op een eventuele tewerkstelling. Dergelijke lucratieve praktijken zullen in de toekomst dus niet meer geheel vrijblijvend mogelijk zijn. Wanneer het misloopt bijvoorbeeld doordat de buitenlandse werknemer niet aan een contract geraakt zal de bemiddelaar er zich niet van kunnen afmaken door de vreemdeling aan zijn lot over te laten. Voortaan zal hij immers hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van de kosten van gezondheidszorgen, verblijf en repatriëring.
2º De personen die een vreemdeling in België tewerkstellen of aan proeven onderwerpen met het oog op tewerkstelling, terwijl deze vreemdeling niet eerder in België werd tewerkgesteld.
Hiermee worden dus diegenen bedoeld die als « afnemers » belang hebben bij de handel in buitenlandse werknemers. De werkgever loopt dus de aansprakelijkheid op wanneer hij de vreemdeling tewerkstelt, die naar België werd gebracht en dus niet eerder in België werd tewerkgesteld. De aansprakelijkheid geldt echter niet alleen in geval van tewerkstelling, maar ook wanneer de werkgever de vreemdeling slechts aan proeven heeft onderworpen met het oog op tewerkstelling. Hiermee wordt onder meer de situatie beoogt waarbij een sportclub vreemde werknemers test alvorens ze aan te nemen.
De hoofdelijke aansprakelijkheid van de werkgever kent een belangrijke uitzondering. Zij geldt niet wanneer de niet-tewerkstelling of het einde van de tewerkstelling aan de vreemdeling te wijten is, met name wanneer deze de tewerkstelling weigert, op eigen initiatief een einde maakt aan de tewerkstelling of wordt ontslagen om dringende reden.
Tenslotte lijkt het niet meer dan redelijk om de hoofdelijke aansprakelijkheid in de tijd te beperken. Een verjaringstermijn van drie jaar wordt voorgesteld. Deze termijn zou dan beginnen lopen vanaf de bemiddeling, wat de bemiddelaars betreft, en vanaf de aanvang van de tewerkstelling op de proeven, wat de werkgevers betreft.
Patrick HOSTEKINT. Paula SÉMER. |
WETSVOORSTEL
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In het koninklijk besluit nr. 34 betreffende de tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit wordt een hoofdstuk VIbis , houdende het artikel 24, ingevoegd, luidend als volgt :
« Hoofdstuk VIbis Hoofdelijke aansprakelijkheid van sommige personnen.
Art. 24 . Zijn samen met de vreemdeling hoofdelijk aansprakelijk voor het betalen van diens kosten van gezondheidszorgen, verblijf en repatriëring :
1º de personen die hebben bemiddeld met het oog op tewerkstelling van een vreemdeling in België op het ogenblik dat deze nog niet over een arbeidskaart beschikt;
2º de personen die een vreemdeling in België tewerkstellen of aan proeven onderwerpen met het oog op tewerkstelling, terwijl deze vreemdeling niet eerder in België werd tewerkgesteld, tenzij de vreemdeling de tewerkstelling weigert, op eigen initiatief een einde maakt aan de tewerkstelling of werd ontslagen om dringende reden.
De in het eerste lid bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid verjaart drie jaar na de bemiddeling voor de personen bedoeld in 1º, en drie jaar na de aanvang van de tewerkstelling of de proeven voor de personen bedoeld in 2º. »
Patrick HOSTEKINT. Paula SÉMER. |