1-1066/1 | 1-1066/1 |
15 JULI 1998
Dit wetsvoorstel moet gesitueerd worden in het kader van de tenuitvoerlegging van de oriëntaties opgenomen in de nota inzake de krachtlijnen van de hervorming van de gerechtelijke organisatie, die het resultaat is van het achtpartijenoverleg en door het parlement werd goedgekeurd bij resoluties van 28 mei 1998. Het wetsvoorstel strekt ertoe de eerste van de overeengekomen krachtlijnen, namelijk de verticale herstructurering van het openbaar ministerie, de oprichting van een federaal parket en van een raad van procureurs des Konings te realiseren.
Wat de verticale integratie betreft, verankeren de voorgestelde wetswijzigingen op ondubbelzinnige en onomkeerbare wijze de tijdens het achtpartijenoverleg aanvaarde basisprincipes in het Gerechtelijk Wetboek en in het Wetboek van strafvordering.
Zij laten anderzijds een beperkte reflectietijd om de voorziene hervormingen op een doordachte wijze af te ronden : het huidige voorstel heeft bijgevolg niet de pretentie om een allesomvattende oplossing aan te reiken voor alle problemen die de bijzonder ingrijpende hervormingen meebrengen.
Benevens het principe van de integrale afhandeling van de individuele dossiers wordt ook het principe van de verdere horizontale integratie van de parketten door een versmelting van de parketten van eerste aanleg en de arbeidsauditoraten, met volledig behoud van de specialisatie en de specifieke opdrachten, uitgewerkt.
Het voorstel vertrekt, conform het Octopus-akkoord, van het principe van de uitbreiding van de territoriale bevoegdheidssfeer van de parketmagistraten tot het niveau van het beroep. Dit principe dient evenwel niet alleen de horizontale mobiliteit : het hierna uiteengezette principe van de integrale behandeling van de dossiers door de parketmagistraat van eerste aanleg vereist evenzeer een dergelijke bevoegdheidsuitbreiding.
Ook hier dient een bijkomend wetgevend initiatief genomen te worden om de minimumbezetting van de arrondissementsparketten veilig te stellen en om te vermijden dat door een onoordeelkundige verspreiding of een overdreven horizontale mobiliteit capaciteitsproblemen ontstaan op het niveau van welbepaalde parketten. Uit de voorbereidende besprekingen is gebleken dat de procureurs des Konings bijzonder gevoelig zijn voor de risico's die een onvoldoende overwogen personeelsbeheer voor de arrondissementsparketten kan meebrengen.
De Octopuspartners hebben resoluut gekozen voor de optie van de integrale afhandeling tot in de graad van beroep en tot voor het hof van assisen van de individuele strafdossiers door de parketten van eerste aanleg. Deze integrale afhandeling van de strafdossiers wordt dan ook het algemeen principe, dat overigens op verschillende plaatsen in het voorstel opnieuw wordt bevestigd.
Het lijkt evenwel raadzaam om niet noodzakelijkerwijze alle tussenkomstmogelijkheden van de parketten-generaal zonder meer uit te sluiten. Ook al wordt overeengekomen dat de procureurs des Konings moeten instaan voor de volledige afhandeling van het integraal correctioneel contentieux, toch wordt niet uitgesloten dat wegens organisatorische problemen en vanuit de bekommernis om de kwaliteit van de dienstverlening aan de rechtzoekende, beperkte uitzonderingen worden ingeschreven in de wet.
Er werd bijgevolg voorzien dat de procureur-generaal alle opdrachten van het openbaar ministerie uitoefent, in de gevallen en overeenkomstig de voorwaarden die de wet bepaalt. Het betreft hier dus niet langer een algemene bevoegdheid maar een uitzonderlijke en beperkte bevoegdheid, met name in die gevallen waar de wetgever een dergelijke bevoegdheid nuttig of dienstig acht. Dit zal het geval zijn in aangelegenheden waar het voorrecht van rechtsmacht speelt.
Eenzelfde beperkende benadering werd toegepast wat betreft het uitoefenen van de strafvordering door de leden van het parket-generaal. Het hiervoor in aanmerking genomen principe van de exclusieve bevoegdheid van de magistraten van eerste aanleg kent slechts uitzonderingen waar de wetgever deze expliciet toekent.
De wijzigingen die vervat zijn in het huidige voorstel houden tevens in dat, om de procureur des Konings de bevoegdheden te verlenen die tot op heden werden uitgeoefend door de procureur-generaal, andere wettelijke bepalingen dienen te worden gewijzigd, zoals
in het Gerechtelijk Wetboek : de artikelen 217 tot 253 en andere;
in het Wetboek van strafvordering : de artikelen 27, 202, 205, 210 en andere, alsook artikelen betreffende de zaken die aan de jury dienen onderworpen te worden (217 tot 406 en 465 tot 478);
sommige bepalingen van specifieke wetten, zoals de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, bepaalde artikelen van de wet op de gerechtelijke politie, het koninklijk besluit betreffende het tarief in strafzaken, de wet op de sociale verdediging, enz.
Deze opsomming heeft uiteraard niet de pretentie uitputtend te zijn.
Zoals het Octopus-akkoord het voorschrijft situeert de hoofdtaak van de procureurs-generaal zich binnen de opdrachten van het College van procureurs-generaal.
Ten aanzien van de parketten van eerste aanleg krijgen de procureurs-generaal een specifieke en wettelijk omlijnde functie.
Zo zijn de procureurs-generaal ten opzichte van de arrondissementsparketten van hun ressort verantwoordelijk voor de coherente uitwerking en de coördinatie van het strafrechtelijk beleid, onder hun leiding, de realisatie van een permanente auditfunctie, de ondersteuning en de integrale kwaliteitszorg voor de dienst van het openbaar ministerie in het gehele ressort.
De wijze waarop de thans bestaande personeelsbezetting van de parketten-generaal in de toekomst zal worden ingezet volgt uit de samenlezing met de bepalingen inzake het federaal parket. Er dienen zich in totaal vijf mogelijkheden aan :
Een eerste deel van de formatie zal aangewend worden ter ondersteuning van de werking van het College van procureurs-generaal, dat over een wettelijk vast kader van magistraten zal beschikken. (1)
Een tweede deel zal mede dienen als wervingsbasis voor de rekrutering van een aantal federale magistraten. (2)
Een derde deel zal uiteindelijk mede ingezet worden ten behoeve van de parketten van eerste aanleg, hetzij, volgens de regels te bepalen door de wetgever,
in de procedure voor het hof van beroep waar een sectie « beroep » behouden blijft op de zetel van het hof van beroep voor de dienst van de zittingen in overleg met de procureur des Konings. In dit geval wordt het dossier behandeld onder de leiding van de territoriaal bevoegde procureur des Konings; (3)
voor de functie van « integrale kwaliteitszorg », waartoe ook de auditfunctie en de coherente uniforme uitwerking en coördinatie van het strafrechtelijke beleid behoren; (4)
voor de ondersteuning en de bijstand van de parketten van eerste aanleg. (5)
Ter uitvoering van de resultaten van het achtpartijenoverleg worden het parket van eerste aanleg en van het arbeidsauditoraat geïntegreerd, met behoud van de specialisatie. Om dit laatste doel te realiseren zal binnen het arrondissementsparket een duidelijk geïdentificeerde « sociaal-economisch-financiële » afdeling uitgebouwd worden. In afwachting van het verder onderzoek naar de herverkaveling van de gerechtelijke arrondissementen wordt uitgegaan van het bestaande systeem, zoals vervat in het bijvoegsel van het Gerechtelijk Wetboek, waarbij één dergelijke gespecialiseerde afdeling verschillende parketten en het parket-generaal kan bedienen, hetgeen op zich in de lijn van de horizontale territoriale mobiliteit ligt.
In een volgende fase wordt, binnen het kader van de afschaffing van de militaire gerechten, ook aan de migratie van de krijgsauditoraten gewerkt.
De beslissing tot oprichting van een federaal parket vloeit voort uit de door de achtereenvolgende parlementaire onderzoekscommissies vastgestelde gebreken die tot uiting gekomen zijn bij de behandeling en de coördinatie van het gerechtelijk optreden in complexe dossiers en bij de behandeling van dossiers die de grenzen van een arrondissement of van een rechtsgebied overschrijden. Zij is dus het resultaat van de besluiten en de aanbevelingen van verschillende parlementaire onderzoekscommissies en meer in het bijzonder is zij het resultaat van de conclusies, die de parlementaire onderzoekscommissie naar de noodzakelijke aanpassingen van de organisatie en de werking van het politie- en justititiewezen genomen heeft op basis van de moeilijkheden die gerezen zijn bij het onderzoek naar de bende van Nijvel in haar rapport van 14 oktober 1997.
6.1. Samenstelling van het federaal parket
Dit federaal parket zal samengesteld zijn uit een federale procureur generaal en federale magistraten, wier aantal bij wet zal worden bepaald.
Elk lid van het federaal parket is derhalve federale magistraat. Ook de huidige nationaal magistraten waarvan de benaming verdwijnt, gaan op in het federaal parket. De taken die de federale magistraten vervullen, zullen ruimer zijn dan die welke thans door de nationaal magistraten worden uitgeoefend.
Het juiste aantal federale magistraten is op dit ogenblik moeilijk exact te bepalen. Daarom zal dit aantal bij een afzonderlijke wet worden vastgelegd. Deze kaderuitbreiding dient immers gezien te worden tegen de achtergrond van de volledige hervorming van het openbaar ministerie en in het licht van een globale audit van het totale kader van het openbaar ministerie.
Daarbij zal dus inderdaad enerzijds rekening gehouden moeten worden met het feit dat er voor de versterking en de uitbouw van het federaal parket grotendeels uit de huidige leden van het parket-generaal zal kunnen worden geput.
Anderzijds mag zeker niet uit het oog verloren worden dat de leden van de parketten-generaal eveneens geheroriënteerd zullen worden naar het College van procureurs-generaal, waar eveneens in een vast kader wordt voorzien, en dat van diezelfde parketten-generaal thans een grotere krachtinspanning wordt verwacht in de domeinen van audit, ondersteuning, integrale kwaliteitszorg en vertaling van het strafrechtelijk beleid op het ressortelijk vlak. Ook dit vergt een belangrijke meer-investering in mankracht dan vandaag het geval is.
Bovendien is het wel zo dat de parketten-generaal in de toekomst de strafvordering nog slechts in een limitatief, bij wet bepaald, aantal gevallen meer zullen uitoefenen, doch dit betekent uiteraard ook dat de werklast op dit punt zich zal verleggen naar de parketten van eerste aanleg. Ook dit zal in rekening moeten worden gebracht.
Tenslotte spreekt het voor zich dat voor nieuwe bijkomende functies ook in een aantal bijkomende magistraten dient te worden voorzien.
Dit geldt bijvoorbeeld voor de federale magistraten die toezicht zullen houden op de werking van de nieuwe federale politie.
De federale procureur-generaal zal een volwaardige zesde procureur-generaal zijn. Hij zal aangewezen worden voor een mandaat van zeven jaar volgens dezelfde modaliteiten als de andere procureurs-generaal, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de wet op de hoge raad voor de justitie. Hij zal lid zijn van het College van procureurs-generaal. Rekening houdend met de specifieke opdrachten die hij zal dienen te vervullen voor het gehele grondgebied, zal hij evenwel niet het voorzitterschap ervan kunnen waarnemen.
Wat de taalwetgeving betreft, zal hij wettelijk tweetalig moeten zijn en zal de taalwisseling (tussen de federale procureur-generaal en zijn opvolger) en het taalevenwicht (tussen de federale procureur-generaal en de procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel) moeten worden gerespecteerd.
Er werden twee regels bepaald om deze principes van taalwisseling en taalevenwicht te verzekeren. Enerzijds neemt de aanwijzing van de eerste federale procureur-generaal een aanvang de dag van de eerste bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de infunctietreding van de leden van de hoge raad voor de justitie, die eveneens de dag zal zijn van de eerste aanwijzing van de procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel. Anderzijds zal, afwijkend van het regime geldend voor de overige procureurs-generaal, wanneer de federale procureur-generaal of de procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel zijn functies neerlegt voor het einde van zijn mandaat, dit mandaat worden voleindigd door een procureur-generaal die luidens zijn diploma tot hetzelfde taalstelsel behoort als zijn voorganger (en in dit geval zal het niet om een nieuw mandaat gaan).
Op tuchtrechtelijk vlak staat hij net zoals de procureurs-generaal bij het hof van beroep onder het toezicht van de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie.
De federale magistraten worden aangewezen volgens dezelfde modaliteiten als deze die van toepassing zijn voor de aanwijzing van de nationaal magistraten krachtens het huidig artikel 144bis van het Gerechtelijk Wetboek. De wet op de hoge raad voor de justitie herneemt deze modaliteiten. De federale magistraten worden door de Koning aangewezen op voordracht van de benoemings- en aanwijzingscommissie, na advies van het College van procureurs-generaal. Zij worden aangewezen uit de leden van het openbaar ministerie die gedurende minstens vijf jaar het ambt van magistraat van het openbaar ministerie of onderzoeksrechter hebben uitgeoefend.
De wet zal het aantal federale magistraten bepalen, evenals de regels die op hen van toepassing zijn inzake het gebruik der talen in gerechtszaken, het vereiste diploma en de vereisten inzake talenkennis.
Hun mandaat beloopt vijf jaar en kan tweemaal worden hernieuwd.
6.2. Taken van het federaal parket
Het federaal parket krijgt vier taken toebedeeld. De wet zal de gevallen en de modaliteiten bepalen waaronder deze vier opdrachten worden uitgeoefend.
De eerste opdracht bestaat uit het uitoefenen van de strafvordering. Met betrekking tot deze opdracht beperkt het huidig wetsvoorstel zich ertoe het principe in het gerechtelijk wetboek in te schrijven. Overeenkomstig de principes aangenomen in de nota van het achtpartijenoverleg omvat deze opdracht in elk geval de dossiers die omwille van hun complexiteit en hun specificiteit behandeld moeten worden op federaal niveau. Het betreft inzonderheid die dossiers met een grensoverschrijdend karakter of een band met de georganiseerde criminaliteit. Gezien de techniciteit van deze problematiek zullen evenwel de vragen m.b.t. de exacte draagwijdte van deze opdracht en de relaties tussen het federaal parket enerzijds en de parketten- generaal en de parketten van eerste aanleg anderzijds, noodzakelijk voor de uitoefening van de strafvordering, een globaal antwoord krijgen in een afzonderlijke wettekst. Deze tekst zal rekening moeten houden met het geheel van de in gang gezette hervormingen, in het bijzonder met de andere hervormingen inzake de verticale herstructurering van het openbaar ministerie. Zij zal eveneens rekening moeten houden met de gevolgen voor de strafprocedure van de nieuwe wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van de opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, die in werking zal treden ten laatste op 2 oktober 1998.
De tweede opdracht die overeenkomt met één van de opdrachten die de wet op dit ogenblik toevertrouwt aan de nationaal magistraten (artikel 144bis , § 3, 1 º, van het Gerechtelijk Wetboek) is de coördinatie van de uitoefening van de strafvordering.
De derde opdracht, die eveneens overeenkomt met één van de opdrachten die de wet op dit ogenblik toevertrouwt aan de nationaal magistraten (artikel 144bis , § 3, 1º, van het Gerechtelijk Wetboek), is het vergemakkelijken van de internationale samenwerking.
De vierde opdracht tenslotte bestaat erin het toezicht uit te oefenen op de algemene en bijzondere werking van de federale politie, die zal worden opgericht door de wet tot organisatie van de geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus.
Rekening houdend met de absolute noodzaak om deze tweede wet aan te nemen ten einde de opdrachten van het federale parket te kunnen preciseren, bepaalt het wetsvoorstel dan ook dat de datum van inwerkingtreding van de wet bepaald zal worden bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
6.3. Bevoegdheden van de federale procureur-generaal
Om de federale procureur-generaal en de federale magistraten toe te laten hun taken naar behoren uit te oefenen, wordt hun de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie toegekend. Bovendien beschikken de federale procureur-generaal en, via hem, alle federale magistraten, bij de uitoefening van hun opdrachten, over alle wettelijke bevoegdheden van de procureur des Konings, net zoals dit op dit ogenblik het geval is voor de nationaal magistraten krachtens artikel 47bis van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 4 maart 1997 (dat artikel 47ter zal worden). Deze bevoegdheden zijn noodzakelijk om de eerste opdracht van de federale procureur-generaal, namelijk de uitoefening van de strafvordering, volwaardig uit te oefenen. Zij zijn eveneens noodzakelijk om de andere opdrachten, met name de coördinatie van de strafvordering en het vergemakkelijken van de internationale samenwerking terdege uit te voeren.
6.4. De specifieke taken van de federale magistraten
De minister van Justitie kan, na advies van de federale procureur-generaal, één of meerdere leden van het federaal parket belasten met de exclusieve uitvoering van specifieke taken die toevertrouwd zijn aan de federale procureur-generaal. Het betreft één van de specifieke taken die thans door de nationaal magistraten worden uitgeoefend : het vergemakkelijken van de internationale samenwerking. Daarnaast gaat het om de taken bij de nieuwe politiestructuur. Zo is bepaald dat een eerste federale magistraat het toezicht uitoefent over de algemene werking van de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie. Een tweede federale magistraat is belast met het specifieke toezicht op de werking van de dienst ter bestrijding van de corruptie. Een derde federale magistraat is voorzitter van het controleorgaan inzake het informatiebeheer. Tenslotte zijn nog verschillende federale magistraten betrokken bij het toezicht over de verwerking van de gerechtelijke informatie. Evenzo kan, wat de uitoefening van de strafvordering en de coördinatie ervan betreft, de federale procureur-generaal eveneens één of meer leden van het federaal parket belasten met de exclusieve uitvoering ervan. De magistraten die met deze specifieke taken zijn belast, zullen uitsluitend deze taken vervullen.
6.5. De mogelijkheden van versterking van het federaal parket voor de uitoefening van de strafvordering
Naast de permanente « pool » van federale magistraten die het federaal parket uitmaken, regelt de wet een dubbele mogelijkheid om een beroep te doen op parketmagistraten van eerste aanleg of beroep om de kern van het federale parket te versterken in het raam van de uitoefening van de strafvordering in welbepaalde dossiers. Het federaal parket is immers samengesteld uit een limitatief aantal permanente leden, waarvan er enkele specifieke taken zullen hebben, die hen gedeeltelijk of volledig onbeschikbaar maken om gelijktijdig andere functies uit te oefenen. Daarom kan het noodzakelijk zijn om uit de parketten van eerste aanleg of beroep het nodige personeel te putten, om dossiers van een zekere omvang op te volgen of zelfs integraal te behandelen. In een aantal gevallen zal het trouwens verkiesbaar zijn het dossier te laten te behandelen door een magistraat van een lokaal parket, gezien zijn bijzondere kennis van het terrein of van de bewuste problematiek, zelfs indien het terzelfdertijd noodzakelijk blijft dat het dossier behandeld wordt onder de onmiddellijke leiding en toezicht van de federale procureur-generaal, om reden van zijn complexiteit en specificiteit.
Twee mogelijkheden zijn dus geregeld om in deze gevallen een versterking van het federaal parket toe te laten. De eerste bestaat erin dat de federale procureur-generaal, voor een welbepaald dossier, zijn bevoegdheden tijdelijk, geheel of gedeeltelijk delegeert aan een lid van het parket van eerste aanleg of beroep die deze bevoegdheden uitoefent vanuit zijn standplaats. Om te vermijden dat zulk een delegatie negatieve gevolgen heeft voor de werking van het betrokken parket, bepaalt de tekst dat een dergelijke delegatie moet gebeuren in overleg met de bevoegde procureur-generaal of procureur des Konings, waarvan de betrokken magistraat afhangt.
De tweede mogelijkheid is dat de minister van Justitie een lid van het parket van eerste aanleg of beroep machtigt tijdelijk en voor een welbepaald dossier de bevoegdheden van het openbaar ministerie in het federaal parket uit te oefenen. Deze tweede mogelijkheid viseert het geval, waar men het, om praktische redenen (met name de noodzaak om in teamverband te werken met de andere magistraten van het federaal parket), verkiesbaar acht dat de magistraat fysiek gedetacheerd wordt vanuit zijn parket en direct in de schoot van het federaal parket werkt. Om te vermijden dat een dergelijke delegatie negatieve gevolgen heeft op de werking van het parket waaronder de betrokken magistraat ressorteert, bepaalt de wet dat deze delegatie moet gebeuren bij ministerieel besluit en in overleg met de betrokken procureur-generaal of procureur des Konings.
In beide gevallen oefenen deze magistraten hun ambt uit onder de onmiddellijke leiding en toezicht van de federale procureur-generaal.
De oprichting van een raad van procureurs des Konings vloeit voort uit de bekommernis om het verticale overleg tussen procureurs des Konings en procureurs-generaal te versterken met een horizontaal overleg tussen de eerstelijns-korpschefs onderling. Op die manier verstevigt men de banden tussen de parketten van het gehele grondgebied en verrijkt men de reflectie die het College van procureurs-generaal moet houden ten einde te komen tot een coherente uitwerking en coördinatie van het strafrechtelijk beleid, overeenkomstig artikel 143bis , § 2, 1º, van het Gerechtelijk Wetboek.
De instelling van deze raad moet eveneens gezien worden in het licht van de andere hervormingen die kaderen in de verticale herstructurering van het openbaar ministerie, inzonderheid de integrale afhandeling van dossiers door de parketten van eerste aanleg en de herdefiniëring van de rol van de parketten-generaal.
Het wetsvoorstel richt een adviesorgaan, de raad van procureurs des Konings op. De adviesverlenende taak van dit orgaan is zeer algemeen en betreft enerzijds de harmonisering en de uniforme toepassing van de regels dat wil zeggen de toepassing van een samenhangend vervolgingsbeleid, overeenkomstig de verantwoordelijkheid die artikel 28ter , § 1, tweede lid, ingevoegd door de wet van 12 maart 1998, aan de procureur des Konings toevertrouwt en anderzijds elke zaak die verband houdt met de opdrachten van het openbaar ministerie.
Dit adviesorgaan laat in de eerste plaats aan de eerstelijns-magistraten toe uitdrukking te geven aan hun verzuchtingen en standpunten : er is bijgevolg bepaald dat de raad kan vergaderen en advies verlenen op eigen initiatief, op de wijze bepaald in het huishoudelijk reglement van de raad van procureurs des Konings, dat zal worden aangenomen op voorstel van de raad en na advies van het College van procureurs-generaal en door de Koning zal worden goedgekeurd.
Dit orgaan staat vervolgens ter beschikking van het College van procureurs-generaal ten einde dit College in staat te stellen op een meer inzichtelijke wijze zijn taak in het raam van de uitwerking van het strafrechtelijk beleid te vervullen. De raad vergadert bijgevolg ook en geeft ook advies op vraag van het College.
De bestemmelingen van de adviezen van de raad van procureurs des Koning, of het nu gaat om een advies op eigen initiatief of op vraag van het College, zijn vooreerst het College van procureurs-generaal, en vervolgens de minister van Justitie, aan wie de agenda's en de verslagen van de vergaderingen, alsmede de adviezen systematisch worden toegezonden. Op die manier kunnen de adviezen van de eerstelijns-magistraten de reflectie van het College voeden, in het raam van haar eigen bevoegdheden, en kan ook de minister er kennis van nemen die er, onafhankelijk van de houding van het College ertegenover, lessen uit kan trekken.
Het College van procureurs-generaal kan thans reeds een beroep doen op de leden van het openbaar ministerie bij de hoven van beroep bij de uitvoering van zijn opdrachten. Deze mogelijkheid blijft behouden en wordt zelfs uitgebreid tot alle leden van het openbaar ministerie, met uitzondering van het parket-generaal bij het Hof van Cassatie. De wet schrijft voor dat dit slechts kan nadat het advies van de betrokken korpschef is ingewonnen en dat het hier een tijdelijke maatregel betreft.
In eerste instantie is immers thans bepaald dat het College van procureurs-generaal eveneens versterkt zal worden met een aantal magistraten, die op permanente wijze aan het College worden toegevoegd en het College bijstaan bij de realisatie van zijn wettelijke opdrachten. Deze magistraten worden derhalve « bijstandsmagistraten » genoemd. Zij worden aangewezen overeenkomstig dezelfde procedure als die voor de federale magistraten.
Artikel 2
Dit artikel regelt het principe van de uitbreiding van de bevoegdheid op het niveau van het ressort van het hof van beroep.
Artikel 3
Dit artikel verankert het principe van de integrale afhandeling van de individuele dossiers in eerste aanleg en in beroep door de magistraten van het parket van eerste aanleg, tenzij in de gevallen door de wet bepaald.
Artikel 4
Dit artikel wijzigt artikel 143 van het Gerechtelijk Wetboek teneinde de functie van federale procureur-generaal in te voeren. Dit artikel heeft anderzijds eveneens betrekking op het herdefiniëren van de opdrachten van de procureurs-generaal.
Artikel 5
Dit artikel wijzigt artikel 143bis van hetzelfde wetboek, ingevoegd door de wet van 4 maart 1997, betreffende het College van procureurs-generaal, teneinde rekening te houden met de creatie van de functie van federale procureur-generaal.
Deze bepaling leidt tevens tot de versterking van het College van procureurs-generaal door de uitbreiding van § 4 van dit artikel.
Paragraaf 8 wordt ook gewijzigd om te waarborgen dat er een betere synergie is tussen het college en de betrokken diensten van de minister van Justitie die welbepaalde taken hebben voor wat betreft strafrechtelijk beleid (het ministerie van Justitie, waarvan verscheidene directoraten-generaal bijzondere opdrachten hebben binnen dit domein in het bijzonder de directoraten-generaal strafwetgeving en rechten van de mens, rechterlijke orde, strafinrichtingen en de dienst voor het strafrechtelijk beleid) : de adviseur-generaal van de dienst voor het strafrechtelijk beleid en de secretaris-generaal van het ministerie van Justitie worden systematisch geïnformeerd over de werkzaamheden van het College en ontvangen rechtstreeks de agenda's en de verslagen van de vergaderingen.
Artikel 6
Dit artikel vervangt artikel 144bis , ingevoegd door de wet van 4 maart 1997, en betreft de nationaal magistraten. De nieuwe bepaling betreft het federaal parket. De kenmerken daarvan werden reeds aangegeven in het algemeen deel van deze memorie.
Artikel 7
Dit artikel omschrijft de opdrachten van de procureurs-generaal binnen hun ressort ten aanzien van de parketten van eerste aanleg.
Artikel 8
Dit artikel heft artikel 147 op.
Artikel 9
Dit artikel vervangt artikel 148 betreffende het toezicht op de officieren van gerechtelijke politie. Deze nieuwe bepaling neemt artikel 9 van het Wetboek van strafvordering over, dat betrekking heeft op uitoefening van de taken van gerechtelijke politie, zoals dit wordt gewijzigd door dit voorstel, door voor te schrijven dat de federale procureur-generaal alle taken van gerechtelijke politie uitoefent. Hij kent bovendien aan de federale procureur-generaal dezelfde toezichtsbevoegdheden toe over de officieren van gerechtelijke politie als die welke momenteel zijn toevertrouwd aan de procureurs-generaal bij de hoven van beroep.
Artikel 10
Dit artikel heft artikel 149 op.
Artikel 11
Dit artikel wijzigt het tweede lid van artikel 150 en herbevestigt het principe van de integrale afhandeling van de individuele dossiers door de procureur des Konings, ook in beroep en voor het hof van assisen.
De aanpassing van de omvang van de gerechtelijke arrondissementen op grond van de analyse van de ideale schaal voor het optimaal functioneren van een parket en op grond van het relevante cijfermateriaal blijft een prioriteit.
Artikel 12
Dit artikel voegt een artikel 150bis toe aan het Gerechtelijk Wetboek. Deze nieuwe bepaling stelt een raad in van procureurs des Konings, overeenkomstig de richtlijnen die zijn aangegeven in het algemeen deel van deze memorie.
Artikel 13
Dit artikel wijzigt artikel 152 en richt binnen het parket van eerste aanleg een afdeling op belast met economische, financiële en sociale zaken.
Artikelen 14 en 15
Deze artikelen heffen de artikelen 153 en 154 op.
Artikel 16
Dit artikel bepaalt dat de behandeling van sociaalrechtelijke zaken voor de politierechtbanken en de rechtbanken van eerste aanleg bij voorrang door de magistraten van de economisch, financiële en sociale afdeling zal gebeuren.
Artikelen 17 tot 20
Deze artikelen wijzigen de artikelen 185, 186 en 327ter van het Gerechtelijk Wetboek teneinde rekening te houden met de creatie van een federaal parket.
Artikel 21
Dit artikel wijzigt artikel 355bis van hetzelfde Wetboek om de federale procureur-generaal gelijk te stellen, wat betreft de wedde, met de andere procureurs-generaal en de federale magistraten met de advocaten-generaal bij de hoven van beroep.
Artikel 22
Dit artikel vervangt artikel 400, betreffende de tucht, teneinde te voorzien dat de federale procureur-generaal onderworpen is aan het toezicht van de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, en dat de federale magistraten onderworpen zijn aan het toezicht van de federale procureur-generaal.
Artikel 23
Dit artikel wijzigt artikel 414 teneinde rekening te houden met de wijziging aangebracht in artikel 400.
Artikel 24
Dit artikel brengt meerdere wijzigingen aan in artikel 9 van het Wetboek van strafvordering, betreffende de uitoefening van de taken van gerechtelijke politie. Allereerst wordt voorzien dat de taken van gerechtelijke politie, zo nodig, worden uitgeoefend onder het gezag van de federale procureur-generaal. Vervolgens wordt de verwijzing naar de politiediensten gewijzigd teneinde rekening te houden met het organieke wetsvoorstel. Tenslotte wordt voorzien dat de federale procureur-generaal zelf de taken van gerechtelijke politie uitoefent, onder het gezag van de hoven van beroep, en dat de federale magistraten deze taken vervullen onder het gezag van de federale procureur-generaal.
Artikel 25
Het opschrift van hoofdstuk IVbis, momenteel gewijd aan de nationaal magistraten, wordt gewijzigd in « De federale procureur-generaal ».
Artikel 26
Dit artikel wijzigt artikel 47bis , ingevoegd door de wet van 4 maart 1997, dat artikel 47ter dient te worden, tengevolge van een hernummering. Deze bepaling geeft aan de federale procureur-generaal (in plaats van aan de nationaal magistraten in de huidige tekst) dezelfde bevoegdheden als die welke de procureur des Konings heeft.
Artikel 27
Dit artikel vervangt artikel 279 van het Wetboek van strafvordering, dat artikel 148 van het Gerechtelijk Wetboek overneemt, en voorziet dat het toezicht over de officieren van gerechtelijke politie niet alleen verzekerd wordt door de procureurs-generaal bij de hoven van beroep maar, al naar gelang van het geval, eveneens door de federale procureur-generaal.
Artikel 28
Dit artikel wijzigt artikel 43bis van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken, overeenkomstig de beginselen die zijn uiteengezet in het algemeen deel van deze memorie.
Artikel 29
Dit artikel bevat een overgangsbepaling die beoogt dat de aanwijzing van de eerste federale procureur-generaal op hetzelfde moment plaatsgrijpt als de eerste aanwijzing van de procureurs-generaal bij de hoven van beroep, tengevolge van de inwerkingtreding van de wet betreffende de hoge raad voor de justitie; en dit om de toepassing van de taalregels opgenomen in dit voorstel te vergemakkelijken.
Artikel 30
Dit artikel heeft betrekking op de inwerkingtreding van deze wet op de datum die bepaald zal worden bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
Rekening houdend met het feit dat de exacte draagwijdte van de taken en bevoegdheden die worden toevertrouwd aan de verschillende instanties binnen het openbaar ministerie niet bepaald is door dit voorstel, maar geregeld zal worden in andere wetgevende initiatieven, zal de inwerkingtreding van deze wet ook afhangen van de wijziging of de inwerkingtreding van andere wetten. Dit wettelijk kader moet de operationaliteit van de voorgestelde hervorming waarborgen.
Hugo VANDENBERGHE. Roger LALLEMAND. Frederik ERDMAN. Joëlle MILQUET. Hugo COVELIERS. Michel FORET. Bert ANCIAUX. Claude DESMEDT. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 137 van het Gerechtelijk Wetboek worden de woorden « of van de rechtbank » geschrapt.
Art. 3
In artikel 138 van hetzelfde Wetboek wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd :
« De territoriaal bevoegde procureur des Konings staat in voor de uitoefening van de strafvordering, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, behalve voor de uitzonderingen bepaald door de wet. »
Art. 4
In artikel 143 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º het eerste lid, waarvan de tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met de woorden « en een federale procureur-generaal voor het gehele grondgebied van het Rijk. »;
2º in het tweede lid, waarvan de tekst samen met het derde lid en het vierde lid § 2 zal vormen, wordt het woord « Hij » vervangen door de woorden « De procureur-generaal bij het hof van beroep » en ditzelfde lid wordt aangevuld met de woorden « in het geval van voorrecht van rechtsmacht en in de gevallen en op de wijze bepaald door de wet »;
3º in § 2 wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd :
« De procureur-generaal oefent de strafvordering uit in de door de wet bepaalde gevallen. »;
4º in § 2, laatste lid, worden de woorden « ; ook op de zittingen van de kamers, wanneer hij het geraden acht » geschrapt;
5º het artikel wordt aangevuld met een § 3, luidende :
« § 3. De federale procureur-generaal voert, in de gevallen en op de wijze bepaald door de wet, onder het gezag van de minister van Justitie, en door toedoen van de minister tot wiens bevoegdheid de Arbeid behoort voor de aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheden van de arbeidsgerechten, alle opdrachten van het openbaar ministerie uit bij de hoven van beroep, de arbeidshoven, de hoven van assisen en de rechtbanken over het gehele grondgebied van het Rijk. »
Art. 5
In artikel 143bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door de wet van 4 maart 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º in § 1, eerste zin, waarvan de tekst het eerste lid zal vormen, worden tussen de woorden « De procureurs-generaal bij de hoven van beroep vormen samen » en de woorden « een college » de woorden « met de federale procureur-generaal » ingevoegd;
2º in § 1, tweede zin, waarvan de tekst het tweede lid zal vormen, worden de woorden « voor de procureurs-generaal bij de hoven van beroep en alle leden van het openbaar ministerie die onder hun toezicht en leiding staan » vervangen door de woorden « voor alle leden van het openbaar ministerie, met uitzondering van degenen die de opdrachten van het openbaar ministerie bij het Hof van Cassatie uitoefenen »;
3º Paragraaf 4 wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Voor het uitvoeren van zijn opdrachten wordt het College op permanente wijze bijgestaan door bijstandsmagistraten, wier aantal wordt bepaald door de wet.
Voor de uitvoering van zijn opdrachten kan het college, na advies van de betrokken korpschef, tijdelijk een beroep doen op leden van het openbaar ministerie, met uitzondering van degenen die de opdrachten van het openbaar ministerie bij het Hof van Cassatie uitoefenen. »;
4º Paragraaf 5, vierde lid, wordt aangevuld met de woorden « , met uitzondering van de federale procureur-generaal. »;
5º in § 8 wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd :
« Het ambt van federale procureur-generaal is onverenigbaar met het voorzitterschap van het college. »;
6º in § 8, tweede lid, waarvan de tekst het derde lid zal vormen, worden de woorden « aan de procureurs des Konings, aan de arbeidsauditeurs en aan de nationaal magistraten » vervangen door de woorden « aan de adviseur-generaal voor het strafrechtelijk beleid en aan de secretaris-generaal van het ministerie van Justitie ».
Art. 6
Artikel 144bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door de wet van 4 maart 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« § 1. De federale procureur-generaal is belast met de leiding van het federaal parket, dat is samengesteld uit federale magistraten, wier aantal wordt bepaald door de wet, die onmiddellijk onder zijn toezicht en leiding staan. Hun opdrachten strekken zich uit over het hele grondgebied van het Rijk.
De federale procureur-generaal kan voor welbepaalde dossiers en in overleg met de betrokken procureur-generaal of procureur des Konings zijn bevoegdheden tijdelijk geheel of gedeeltelijk opdragen aan een lid van een parket-generaal of van een parket van de procureur des Konings, die deze uitoefent vanuit zijn standplaats.
De minister van Justitie kan tevens, op voorstel van de federale procureur-generaal en in overleg met de bevoegde procureur-generaal of procureur des Konings, een lid van een parket-generaal of van een parket van de procureur des Konings opdracht geven om in het federaal parket de opdrachten van het openbaar ministerie tijdelijk uit te oefenen in het kader van welbepaalde dossiers.
De magistraten bedoeld in het tweede en het derde lid oefenen op dat ogenblik hun ambt uit onder de onmiddellijke leiding en toezicht van de federale procureur-generaal. »
§ 2. Onverminderd artikel 143, § 3, wordt de federale procureur-generaal met de volgende opdrachten belast, in de gevallen en op de wijze bepaald door de wet :
1º de strafvordering uitoefenen;
2º zorgen voor de coördinatie van de uitoefening van de strafvordering;
3º de internationale samenwerking vergemakkelijken;
4º het toezicht uitoefenen op de algemene en bijzondere werking van de federale politie, zoals bepaald in de wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveau's.
§ 3. Onverminderd artikel 44/7 van de wet op het politieambt, kunnen een of meer leden van het federaal parket specifiek worden belast met de uitvoering van een of meer van de in § 2, 3º en 4º, bedoelde opdrachten door de minister van Justitie, na advies van de federale procureur-generaal, en met de uitvoering van een of meer van de in § 2, 1º en 2º, bedoelde opdrachten door de federale procureur-generaal. »
Art. 7
Artikel 146 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :
« Onverminderd artikel 143ter van dit Wetboek of andere wettelijke bepalingen, staan de procureurs-generaal bij de hoven van beroep, op de wijze bepaald door de wet, binnen hun ressort in voor :
1º onder hun leiding de coherente uitwerking en de coördinatie van het strafrechtelijk beleid;
2º de realisatie van een permanente audit bij de parketten van eerste aanleg;
3º de ondersteuning van de parketten van eerste aanleg;
4º de integrale kwaliteitszorg. »
Art. 8
Artikel 147 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art. 9
Artikel 148 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :
« De federale procureur-generaal oefent onder het gezag van de minister van Justitie alle opdrachten van gerechtelijke politie uit. Hij oefent tevens toezicht uit op alle officieren van gerechtelijke politie wanneer zij opdrachten uitvoeren overeenkomstig artikel 144bis, §§ 1 en 2.
De procureurs-generaal bij de hoven van beroep oefenen in de overige gevallen, onder het gezag van de minister van Justitie, toezicht uit over alle officieren van gerechtelijke politie en openbare en ministeriële ambtenaren van hun rechtsgebied. »
Art. 10
Artikel 149 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art. 11
In artikel 150 van hetzelfde Wetboek wordt het tweede lid vervangen door de volgende bepalingen :
« Hij oefent, onverminderd de bepalingen van de artikelen 143 en 146, de opdrachten van het openbaar ministerie uit bij de arrondissementsrechtbank, de rechtbank van eerste aanleg, de rechtbank van koophandel, de arbeidsrechtbank en de politierechtbanken van het arrondissement en, met toepassing van artikel 138, tweede lid, bij het hof van beroep.
Onverminderd de bepalingen van de artikelen 143 en 146, oefent de procureur des Konings van het arrondissement waar het gerechtelijk onderzoek is uitgevoerd, de opdrachten van het openbaar ministerie uit bij het hof van assisen.
Hij kan, in overleg met de procureur-generaal, deze bevoegdheid opdragen aan een lid van het parket-generaal. »
Art. 12
In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 150bis ingevoegd, luidende :
« Artikel 150bis . De procureurs des Konings vormen samen een raad, raad van procureurs des Konings genoemd.
De raad van procureurs des Konings heeft tot taak het college van procureurs-generaal ambtshalve of op diens verzoek te adviseren over de harmonisatie en de uniforme toepassing van de regels en over elke zaak die verband houdt met de opdrachten van het openbaar ministerie.
De raad wijst, telkenmale voor de duur van een gerechtelijk jaar, onder zijn leden een voorzitter en een vice-voorzitter van de andere taalrol aan, die de voorzitter in geval van afwezigheid of verhindering vervangt.
De Koning keurt het huishoudelijk reglement van de raad van procureurs des Konings goed, op voorstel van de raad en na advies van het college van procureurs-generaal.
De raad vergadert op eigen initiatief of op verzoek van het college van procureurs-generaal en minstens eenmaal per trimester.
De agenda en de verslagen van de vergaderingen en de adviezen worden toegezonden aan de minister van Justitie, aan het college van procureurs-generaal en aan de leden van de raad. »
Art. 13
Artikel 152 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepalingen :
« In elk parket is er een afdeling belast met economische, financiële en sociale materies, waarbij een of meer substituten alsmede een of meer eerste substituten worden benoemd. Er kan evenwel slechts één economische, financiële en sociale afdeling bestaan voor meerdere arrondissementen, overeenkomstig de bepalingen van het bijvoegsel bij dit Wetboek.
De oudstbenoemde eerste substituut voert, als hoofd van de afdeling bedoeld in het eerste lid, de titel van auditeur.
Enkel de leden van deze afdelingen oefenen, onder het toezicht en de leiding van de procureur des Konings, de opdrachten van het openbaar ministerie uit bij de arbeidsrechtbanken en de rechtbanken van koophandel en, behoudens de uitzonderingen bepaald door de wet, bij de arbeidshoven. »
Art. 14
Artikel 153 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art. 15
Artikel 154 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art. 16
Artikel 155 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
« De strafvordering wegens een overtreding van de wetten en de verordeningen over een van de aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten, wordt voor de politierechtbanken en voor de rechtbanken van eerste aanleg en, behoudens de uitzonderingen bepaald door de wet, voor de hoven van beroep, bij voorrang uitgeoefend door de leden van de economische, financiële en sociale afdeling van het parket. »
Art. 17
In artikel 185 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 15 juli 1970 en gewijzigd bij de wet van 17 februari 1997 en bij de wet van 4 maart 1997, worden in het tweede lid de woorden « de nationale magistraten » vervangen door de woorden « het federaal parket ».
Art. 18
In artikel 186 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 7 juli 1969, de wet van 11 juli 1994 en de wet van 4 maart 1997, worden in het vierde lid van de Franse tekst, de woorden « une loi spéciale » vervangen door de woorden « une loi particulière ».
Art. 19
In artikel 186 van hetzelfde Wetboek worden in het laatste lid de woorden « de nationaal magistraten » vervangen door de woorden « het federaal parket ».
Art. 20
In artikel 327ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 maart 1997, worden de woorden « en 327bis , vierde lid, » geschrapt en wordt het woord « nationaal » vervangen door het woord « federale ».
Art. 21
Artikel 355bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 maart 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Artikel 355bis . De federale procureur-generaal geniet dezelfde wedde als bepaald in artikel 355 voor de procureurs-generaal bij de hoven van beroep.
De federale magistraten genieten dezelfde wedde als bepaald in artikel 355 voor de advocaten-generaal bij de hoven van beroep. »
Art. 22
Artikel 400 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 4 maart 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Onverminderd de toepassing van de artikelen 143bis en 143ter oefent de minister van Justitie toezicht uit op alle ambtenaren van het openbaar ministerie, de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie op de federale procureur-generaal en op alle procureurs-generaal bij de hoven van beroep, de federale procureur-generaal op de federale magistraten en de procureurs-generaal op de leden van het parket-generaal, op de procureurs des Konings en zijn substituten. »
Art. 23
Artikel 414 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepalingen :
« De procureur-generaal bij het hof van beroep en de federale procureur-generaal kunnen de onder hen staande magistraten van het openbaar ministerie als straf de waarschuwing, de enkele censuur en de censuur met berisping opleggen.
De procureur-generaal bij het Hof van Cassatie oefent dezelfde bevoegdheid uit ten aanzien van de advocaten-generaal bij dat hof, de federale procureur-generaal en de procureurs-generaal bij de hoven van beroep.
Evenzo kan de minister van Justitie elke ambtenaar van het openbaar ministerie waarschuwen en censureren of aan de Koning voorstellen hem te schorsen of af te zetten. »
Art. 24
Artikel 9 van het Wetboek van strafvordering, gewijzigd bij de wet van 10 juli 1967, de wet van 10 oktober 1967 en de wet van 11 februari 1986, en aangevuld bij de wet van 3 augustus 1992 en de wet van 4 maart 1997, wordt vervangen als volgt :
« De gerechtelijke politie wordt, onder het gezag van de hoven van beroep en, binnen zijn bevoegdheden onder het gezag van de federale procureur-generaal, uitgeoefend volgens de hierna gemaakte onderscheidingen :
1º door de bijzondere veldwachters en door de boswachters, door de burgemeesters en de schepenen, door de procureurs des Konings en hun substituten, door de rechters in de politierechtbank en door de leden van de federale politie en van de lokale politie bekleed met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie;
2º door de federale procureur-generaal en, onder zijn gezag, door de federale magistraten en door de leden van de parketten-generaal binnen het kader van de hun overeenkomstig artikel 144bis , § 1, tweede en derde lid, toevertrouwde opdrachten. »
Art. 25
Het opschrift van hoofdstuk IVbis van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :
« Hoofdstuk IVbis De federale procureur-generaal »
Art. 26
Artikel 47ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 maart 1997 en vernummerd bij de wet van ..., wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Artikel 47ter . Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden beschikt de federale procureur-generaal over alle wettelijke bevoegdheden van de procureur des Konings. In het kader daarvan kan hij over het gehele grondgebied van het Rijk alle daden van opsporing of van gerechtelijk onderzoek verrichten of gelasten die tot deze bevoegdheden behoren, alsmede de strafvordering uitoefenen. »
Art. 27
Artikel 279, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door het volgende lid :
« Alle officieren van gerechtelijke politie staan onder toezicht van, al naar gelang van het door de wet gemaakte onderscheid, de procureur-generaal bij het hof van beroep of de federale procureur-generaal. »
Art. 28
In artikel 43bis van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º paragraaf 4, eerste en tweede lid, gewijzigd bij de wet van 23 september 1985 en bij de wet van 4 maart 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« § 4. Niemand kan tot procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel of tot federale procureur-generaal worden benoemd indien hij het bewijs niet levert van de kennis van de Nederlandse en van de Franse taal. De wet bepaalt het aantal federale magistraten, evenals de regels die op hen van toepassing zijn inzake het gebruik der talen in gerechtszaken, inzake diploma en inzake de vereisten betreffende de talenkennis.
De opeenvolgende federale procureurs-generaal en procureurs-generaal bij het hof van beroep te Brussel moeten luidens hun diploma behoren tot verschillende taalstelsels. Wanneer evenwel de federale procureur-generaal of de procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel zijn ambt neerlegt vóór het einde van zijn mandaat, wordt dit mandaat voleindigd door een procureur-generaal die luidens zijn diploma tot hetzelfde taalstelsel behoort. »
2º het artikel wordt aangevuld met een § 5, luidende :
« § 5. Het College van procureurs-generaal telt evenveel leden van het Franse taalstelsel als van het Nederlandse taalstelsel. »
Art. 29 (Overgangsbepaling)
De aanwijzing van de eerste federale procureur-generaal neemt een aanvang de dag van de eerste bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de infunctietreding van de leden van de hoge raad voor de justitie.
Art. 30
Deze wet treedt in werking op de datum die wordt bepaald bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
Hugo VANDENBERGHE. Roger LALLEMAND. Frederik ERDMAN. Joëlle MILQUET. Hugo COVELIERS. Michel FORET. Bert ANCIAUX. Claude DESMEDT. |