1-127

1-127

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 10 JUILLET 1997

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 10 JULI 1997

(Vervolg-Suite)

PROPOSITION DE RÉSOLUTION RELATIVE À L'EMBARGO CONTRE CUBA ET À LA LOI HELMS-BURTON

Discussion

VOORSTEL VAN RESOLUTIE BETREFFENDE HET EMBARGO TEGEN CUBA EN DE WET-HELMS-BURTON

Bespreking

Mme la présidente. ­ Mesdames et messieurs, le Sénat est appelé à se prononcer sur la proposition de résolution.

De Senaat moet zich nu uitspreken over het voorstel van resolutie.

La proposition de résolution est ainsi rédigée :

« Le Sénat,

­ Considérant que les États-Unis appliquent, depuis 1962, un embargo économique, financier et commercial total à l'égard de la république de Cuba;

­ Considérant qu'à la suite de la désagrégation de l'Union soviétique, l'économie de Cuba s'est tout à fait effondrée;

­ Prenant acte que la « Cuban Democracy Act » (loi Torricelli) adoptée par le Congrès américain et signée par le président Bush le 23 octobre 1992, qui étend l'embargo contre Cuba, se fonde sur le principe inadmissible de l'extraterritorialité et est donc contraire au libre exercice de la souveraineté des États;

­ Prenant acte de la « Cuban Democracy Act » (loi Helms-Burton) adoptée par le Congrès américain et signée par le président Clinton le 12 mars 1996, qui durcit l'embargo contre Cuba et étend encore le principe contestable en droit international de l'extraterritorialité;

­ Considérant que la « Cuban Democracy Act », qui est contraire au droit international et a été rejetée par la Communauté internationale, a des conséquences graves pour les entreprises belges et européennes;

­ Considérant que le blocus économique, commercial et financier pratiqué par les États-Unis a des conséquences très néfastes pour la population cubaine et la prive de vivres, de médicaments et de biens de première nécessité;

­ Prenant acte de la résolution 5010 adoptée le 2 novembre 1995 par l'Assemblée générale des Nations unies en faveur de la levée du blocus économique, commercial et financier de Cuba, qui a aussi été votée par la Belgique;

­ Prenant acte du fait que, le 26 septembre 1995, l'Union européenne a, par la voix du ministre espagnol des Affaires étrangères Javier Solana, condamné le blocus contre Cuba et que ce point de vue a également été approuvé par la Belgique;

­ Prenant acte de la résolution du Parlement européen du 24 mai 1996 relative au commerce avec Cuba, l'Iran et la Libye;

­ Prenant acte du fait que la Commission européenne a porté plainte, à la mi-juin 1996, contre les États-Unis auprès de l'Organisation mondiale du commerce pour violation de la Convention sur le commerce mondial du G.A.T.T. de 1994;

­ Prenant acte du fait que l'Union européenne a suspendu, en avril 1997, sa plainte auprès de l'Organisation mondiale du commerce, après que les États-Unis eurent promis de limiter l'application de la loi Helms-Burton;

­ Prenant acte du fait que la Chambre des représentants des États-Unis a fait de nouvelles tentatives, à la mi-juin 1997, pour durcir la politique des visas à l'égard des hommes d'affaires étrangers, des membres de leur famille et des actionnaires d'entreprises qui investissent à Cuba.

Le Sénat,

Exprime son soutien à la Commission européenne et au Conseil dans leur rejet des éléments extraterritoriaux que comporte la législation commerciale actuelle des États-Unis;

Condamne la loi Helms-Burton et toutes les dispositions prises unilatéralement par les États-Unis contre le libre-échange mondial, dont les effets extraterritoriaux portent préjudice aux intérêts économiques et commerciaux de l'Union européenne, de ses États membres et, dès lors, de la Belgique;

Appelle le Congrès et le gouvernement des États-Unis à tout mettre en oeuvre pour respecter le système commercial multilatéral dans le cadre de l'O.C.M. et pour poursuivre son développement;

Appelle le Congrès et le gouvernement des États-Unis à conclure un accord définitif avec l'Union européenne au sujet des investissements à Cuba;

Demande au gouvernement belge d'insister auprès du gouvernement et du Congrès des États-Unis pour qu'ils mettent un terme à l'embargo économique, commercial et financier contre Cuba;

Prie le gouvernement belge de ne pas se conformer au contenu de la loi Helms-Burton;

Demande au gouvernement belge de prendre les initiatives requises à cet égard, de sorte que les entreprises belges et/ou les entreprises ayant un siège en Belgique puissent développer normalement leurs échanges commerciaux avec Cuba;

Demande au gouvernement belge de prendre les initiatives qui s'imposent pour éviter que des entreprises établies sur le territoire de l'Union européenne se soumettent aux mesures extraterritoriales de la loi Helms-Burton;

Prie le gouvernement belge d'étendre l'aide humanitaire à la population de Cuba et de mettre en oeuvre, à cet effet, des programmes axés sur les besoins élémentaires de la population;

Demande à son président de faire parvenir la présente résolution au gouvernement belge, à l'Assemblée nationale cubaine, au secrétaire général des Nations unies, au président et au Congrès des États-Unis, à la Commission européenne, au Parlement européen et au Parlement latino-américain. »

« De Senaat,

­ Overwegende dat de Verenigde Staten sedert 1962 ten opzichte van de Republiek Cuba een volledig economisch, financieel en handelsembargo toepassen;

­ Overwegende dat de economie van Cuba als gevolg van het uiteenvallen van de Sovjetunie volledig is ingestort;

­ Akte nemend van de door het Congres van de Verenigde Staten aangenomen « Cuban Democracy Act » (wet Torricelli), ondertekend door president Bush op 23 oktober 1992, die het embargo tegen Cuba uitbreidt en is gebaseerd op het ontoelaatbare beginsel van de extraterritorialiteit, en dus in strijd is met de vrije uitoefening van de soevereiniteit van de Staten;

­ Akte nemend van de door het Congres van de VS aangenomen « Cuban Democracy Act » (wet-Helms-Burton), ondertekend door president Clinton op 12 maart 1996, die het embargo tegen Cuba nog verstrakt en het internationaalrechtelijk betwistbare beginsel van de extraterritorialiteit nog uitbreidt;

­ Overwegende dat de « Cuban Democracy Act », die strijdig is met het internationaal recht en door de internationale gemeenschap werd verworpen, ernstige gevolgen heeft voor Belgische en Europese bedrijven;

­ Overwegende dat de economische, handels- en financiële blokkade door de Verenigde Staten zeer nadelige gevolgen heeft voor de Cubaanse bevolking en haar de voedingsmiddelen, medicijnen en eerste levensbehoeften ontzegt;

­ Akte nemend van de resolutie 5010 die door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 2 november 1995 werd aangenomen voor de opheffing van de economische, commerciële en financiële blokkade van Cuba en die ook door België werd gestemd;

­ Akte nemend van het feit dat de Europese Unie op 26 september 1995, bij monde van de Spaanse minister van Buitenlandse Zaken Javier Solana, de blokkade tegen Cuba veroordeeld heeft en dit standpunt mee werd goedgekeurd door België;

­ Akte nemend van de resolutie van het Europees Parlement met betrekking tot de handel met Cuba, Iran en Libië van 24 mei 1996.

­ Akte nemend van het feit dat de Europese Commissie medio juni 1996 klacht heeft neergelegd tegen de VS bij de Wereldhandelsorganisatie, wegens schending van de wereldhandelsovereenkomst GATT van 1994;

­ Akte nemend van het feit dat de Europese Unie in april 1997 haar klacht bij de Wereldhandelsorganisatie heeft opgeschort, na toezeggingen van de Verenigde Staten om de toepassing van de wet-Helms-Burton te beperken;

­ Akte nemend van het feit dat het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden medio juni 1997 nieuwe pogingen onderneemt om het visabeleid ten opzichte van buitenlandse zakenlui, hun familieleden en aandeelhouders van bedrijven die in Cuba investeren, te verstrengen.

De Senaat,

Betuigt zijn steun aan de Europese Commissie en de Raad in hun afwijzing van de extraterritoriale elementen in de huidige handelswetgeving van de VS;

Veroordeelt de wet-Helms-Burton en alle door de VS eenzijdig getroffen bepalingen tegen de vrije wereldhandel, waarvan de extraterritoriale gevolgen schade berokkenen aan de economische en handelsbelangen van de Europese Unie, haar Lid-Staten en dus ook België;

Doet een beroep op het Congres en de regering van de VS om alles in het werk te stellen om het multilaterale handelsstelsel in het kader van de WHO te eerbiedigen en verder te ontwikkelen.

Doet een beroep op het Congres en de regering van de Verenigde Staten om tot een definitief akkoord te komen met de Europese Unie met betrekking tot investeringen in Cuba;

Verzoekt de Belgische regering er bij de regering en het Congres van de Verenigde Staten op aan te dringen een einde te maken aan het economisch, handels- en financieel embargo tegen Cuba;

Verzoekt de Belgische regering zich niet te voegen naar de inhoud van de wet-Helms-Burton;

Verzoekt de Belgische regering in dit verband de vereiste initiatieven te nemen, zodat de Belgische ondernemingen en/of ondernemingen met een zetel in België hun handel met Cuba normaal kunnen afwikkelen;

Verzoekt de Belgische regering de nodige initiatieven te nemen om te voorkomen dat in de Europese Unie gevestigde ondernemingen zich onderwerpen aan de extraterritoriale maatregelen van de wet-Helms-Burton;

Verzoekt de Belgische regering de humanitaire steun aan de bevolking van Cuba uit te breiden en daartoe programma's op te zetten die gericht zijn op de elementaire behoeften van de bevolking;

Verzoekt haar voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Belgische regering, de Nationale Volksvergadering van Cuba, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de president en het Congres van de Verenigde Staten, de Commissie van de Europese Unie, het Europees Parlement en het Latijns-Amerikaanse parlement. »

Het woord is aan de rapporteur.

Mevrouw Thijs (CVP), rapporteur. ­ Het voorstel van resolutie betreffende het embargo tegen Cuba en de wet-Helms-Burton, ingediend door de heer Hostekint en mevrouw Sémer, werd op 3 juli jongstleden in de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden besproken.

Dit voorstel beoogt de opheffing van het economisch embargo van de Verenigde Staten tegen Cuba. Sinds 1962 was de Cubaanse economie volledig afgestemd op de voormalige Sovjetunie en de Comecon. De ineenstorting van het communisme leidde echter bijna tot een volledig isolement van de Cubaanse economie. De meest elementaire goederen zoals voedsel, geneesmiddelen en andere producten van medische aard werden noodgedwongen gerantsoeneerd. De alomgeprezen Cubaanse gezondheidszorg kwam daardoor in de problemen. Bovendien verslechterde in 1992 de economische situatie door de wet-Torricelli. Deze wet verbiedt aan Amerikaanse bedrijven in binnen- en buitenland elke vorm van handel met Cuba, met uitzondering van toegestane leveranciers in het kader van de humanitaire hulp en voedselhulp. Bovendien krijgen koopvaardijschepen die Cuba aandoen geen toegang tot de Amerikaanse havens.

In 1996 werd deze wet nog verstrengd door de aanvaarding van de wet-Helms-Burton. Hierin zitten ook een aantal niet-aanvaardbare elementen van extraterritorialiteit. Zo worden de Amerikaanse rechtbanken bevoegd om zich uit te spreken over de schade-eisen van VS-onderdanen tegen buitenlanders die voordeel halen uit de geconfisqueerde goederen in Cuba.

Deze beide wetten zijn flagrant in strijd met het internationaal recht, met de GATT-overeenkomsten en met de internationale akkoorden, gesloten in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. Deze wetten werden dan ook meerdere malen openlijk betwist door de internationale gemeenschap. De indieners beklemtonen met hun resolutie de humanitaire gevolgen van de Amerikaanse wet-Helms-Burton, maar tegelijkertijd benadrukken ze dat de Senaat de bezorgdheid deelt van de Amerikaanse regering en het Amerikaans Congres om de democratie, de mensenrechten en het ontbreken van economische hervormingen op Cuba.

Tijdens de algemene bespreking wijst een commissielid op de moeilijkheid om vanuit België met de nodige kennis te oordelen over de beweegredenen van de Amerikanen en over de Cubaanse situatie. Meerdere commissieleden wijzen echter op de desastreuze gevolgen van de boycot voor de gewone Cubaanse bevolking. Het gebrek aan geneesmiddelen en aan basisvoedsel, zoals melk voor zuigelingen, zijn schrijnend. De resolutie heeft ook een signaalfunctie naar de Verenigde staten en naar de Europese Unie.

De indieners van het voorstel waren bereid amendementen te aanvaarden op voorwaarde dat de strekking van de resolutie gehandhaafd bleef. Er werden dan ook verscheidene amendementen ingediend.

De initiatiefnemers van de resolutie zelf stelden een eerste amendement voor om de resolutie, die van 9 juli 1996 dateert, te actualiseren.

Een tweede amendement beoogde de schrapping van de paragraaf die een dialoog tussen België en Cuba en het sluiten van een samenwerkingsakkoord tussen de Europese Unie en Cuba bepleitte. De indieners van dit amendement argumenteerden dat deze paragraaf niet relevant is voor de eigenlijke bedoeling van de resolutie, namelijk de veroordeling van de Amerikaanse embargowet. Verder kan de Belgische regering volgens hen niet ijveren voor het sluiten van een samenwerkingsakkoord tussen de Europese Unie en het weinig democratische regime in Cuba.

Uiteindelijk verklaarden alle leden zich akkoord met de paragraaf die de nadruk legt op de Belgische verantwoordelijkheid op humanitair vlak. Deze paragraaf ligt meer in de lijn van het geheel van de resolutie. Beide amendementen werden eenparig aangenomen. Het geamendeerde voorstel van resolutie werd uiteindelijk eenparig door de commissieleden aangenomen.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Hostekint.

De heer Hostekint (SP). ­ Mijnheer de voorzitter, in de eerste plaats dank ik de rapporteur voor haar zeer degelijk en accuraat verslag dat zeer goed de besprekingen in de commissie weergeeft.

Het voorstel van resolutie dat ik samen met mevrouw Sémer heb ingediend, dateert van precies één jaar geleden, maar is door zijn inhoud en draagkracht nog steeds even actueel als toen. Om het voorstel ook aan de meest recente evoluties aan te passen werden bovendien nog twee amendementen ingediend.

Fundamenteel zijn wij van mening dat het economisch embargo tegen Cuba en de wet-Helms-Burton hun doel totaal voorbijschieten. Ook wij beseffen heel goed dat Cuba nog steeds geen politieke democratie is en dat fundamentele hervormingen in de economie op zich laten wachten. Wij delen dus de bezorgdheid van vele collega's voor het respecteren van de democratische rechten en mensenrechten in Cuba, maar wij menen dat de wet-Helms-Burton en het embargo de slechte relaties tussen Havana en Washington enkel bestendigen en fundamentele hervormingen in Cuba zelf in de weg staan. Paradoxaal genoeg betekent het embargo een versterking van de machtspositie van Fidel Castro, die daardoor steeds de nationalistische reflex kan aanspreken en de Verenigde Staten met de vinger wijzen voor alles wat in zijn land verkeerd loopt.

De economische boycot tegen Cuba houdt handel en investeringen tegen. Het opheffen hiervan zal het regime in Havana verplichten een meer open koers te varen en meer respect te tonen voor het recht op vrije meningsuiting en de democratische principes in het algemeen.

Daarnaast berust de wet-Helms-Burton op onaanvaardbare extraterritorialiteit-principes waardoor de Verenigde Staten andere landen in zekere zin verplichten hun beleid te volgen. Washington bemoeit zich als het ware met de handels- en de staatsaangelegenheden van andere naties, maar alvorens hierop verder in te gaan, wil ik kort de voorgeschiedenis en de totstandkoming van de wet-Helms-Burton bespreken.

Het economisch embargo tegen Cuba dateert van 1959 toen Fidel Castro er na het verdrijven van dictator Batista aan de macht kwam.

In de loop van de jaren 60 werd het embargo voortdurend verscherpt totdat elke vorm van handel met Cuba in 1962 werd verboden. Vanaf toen was Cuba verplicht zijn economie volledig af te stemmen op de Sovjetunie en op de Comecon-landen.

Met de val van het IJzeren Gordijn on het eind van de jaren 80 verloor Cuba zijn belangrijkste handelspartners. Dit luidde meteen een periode in van economische crisis die tot op de dag van vandaag verder duurt.

In het begin van de jaren 90 probeerde Fidel Castro het tij te doen keren door een aantal belangrijke economische hervormingen te realiseren om zo de belangstelling van buitenlandse investeerders te wekken.

De mogelijke impact van deze hervormingen werd echter in de kiem gesmoord door de wet-Torricelli, die in 1992 door de Amerikaanse president George Bush werd ondertekend. Deze wet verbiedt elke vorm van handel met Cuba en voegt daar bepalingen aan toe die ook ver buiten de grenzen van de Verenigde Staten gevolgen hebben. Bedrijven die op één of andere manier eigendom zijn van ­ of gecontroleerd worden door Amerikanen, mogen geen handel drijven met Cuba. Deze maatregel is eveneens van toepassing op de Europese filialen van deze Amerikaanse bedrijven. Verder krijgen schepen die Cuba aandoen gedurende zes maanden geen toegang tot Amerikaanse havens.

De wet-Torricelli heeft bijgevolg zware economische gevolgen voor Cuba. Als gevolg van de wet haalde bijvoorbeeld de Amerikaanse supermarktketen Wal-Mart in haar winkels in Canada alle in Cuba vervaardigde pyjama's uit de rekken enkel en alleen omdat in de thuisbasis van de onderneming, de Verenigde Staten, handel met Cuba strafbaar is.

Ook de sociale gevolgen van de wet-Torricelli bleven niet uit. De prijs van niet-levensnoodzakelijke producten werd verhoogd, er moest voortaan inkomensbelasting worden betaald, de werklozensteun werd verminderd, de zieken- en gezondheidszorg werd teruggeschroefd en het voedsel werd gerantsoeneerd.

In maart 1996 werd de traditioneel al heel gespannen verhouding tussen Cuba en de Verenigde Staten nog verder op de proef gesteld toen in volle presidentiële verkiezingscampagne van de Verenigde Staten twee burgervliegtuigjes uit Miami door Cuba werden neergehaald. Onder druk van de Cubaanse gemeenschap in Florida, die een zeer belangrijke financier is van de campagne van de kiescampagne van alle presidentskandidaten in de Verenigde Staten, werd toen door twee republikeinse senatoren Helms en Burton een wetsvoorstel ingediend waardoor Cuba vandaag nog meer wordt geïsoleerd. Het voornaamste doel van deze wet is de Europese invloed op Cuba te verkleinen. In tegenstelling tot Amerika probeert Europa immers betere relaties op te bouwen met het Caraïbische eiland.

Titel 3 van de wet-Helms-Burton bepaalt dat Amerikaanse burgers buitenlandse bedrijven of individuen voor het Amerikaanse gerecht kunnen dagen, indien blijkt dat deze geprofiteerd hebben van geconfisqueerde eigendommen op Cuba. President Clinton heeft tegen de uitvoering van deze bepalingen zijn veto gesteld in augustus 1996 en ook in februari van dit jaar. Concreet betekent dit dat er op dit ogenblik geen schadeclaims kunnen worden ingediend bij Amerikaanse rechtbanken.

Het is duidelijk dat de wet-Helms-Burton elementen bevat van extraterritorialiteit. De Verenigde Staten overtreden hiermee de vrijhandelsregels van de Wereldhandelsorganisatie. Het internationale recht aanvaardt immers niet dat handelsbeperkende maatregelen, genomen ter verdediging van nationale belangen, ook worden opgelegd aan derde landen. Terecht heeft dit extraterritoriaal karakter van de wet-Helms-Burton op internationaal niveau heel wat stof doen opwaaien. Canada trekt zich van dit embargo terecht niets aan en heeft president Clinton meermaals gevraagd om de wet-Helms-Burton af te voeren. Ook in Europa was er heel wat kritiek te horen op de verscherping van het Amerikaans embargo. Half oktober 1996 werd door de ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie hieromtrent een klacht ingediend bij de Wereldhandelsorganisatie. Deze klacht werd intussen ingetrokken, na een akkoord tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten om het dispuut onderling te regelen. Delegaties van de Europese Unie en de Verenigde Staten hebben hierover vorige maand nog onderhandeld.

Voor de Verenigde Staten is Cuba een « buitenlandse aangelegenheid » die niet kan worden behandeld door de Wereldhandelsorganisatie, een onlogische redenering wanneer men weet dat de Verenigde Staten zelf de handelspolitiek gebruiken om hun buitenlandse politieke doelstellingen te bereiken. Het valt op dat de druk op Cuba verder wordt opgevoerd telkens wanneer er belangrijke verkiezingen zijn in de Verenigde Staten. Dit is het beste bewijs dat de Verenigde Staten zijn buitenlands beleid intern gebruikt. Cuba als een gevaar voor de nationale veiligheid van de Verenigde Staten als argument gebruiken kan trouwens de spelregels van de Wereldhandelsorganisatie zwaar op de proef stellen. Eén van de hoofdopdrachten van de Wereldhandelsorganisatie is immers het oplossen van handelsdisputen waardoor handelsoorlogen in de toekomst zoveel mogelijk kunnen worden vermeden.

Samen met mevrouw Sémer vraag ik de Senaat om het voorstel van resolutie omtrent het embargo tegen Cuba en de wet-Helms-Burton te steunen, zoals dit trouwens in de commissie eenparig is gebeurd, omwille van het schadelijke extraterritoriale karakter van de wet en in de hoop dat de opschorting van het economisch embargo tegen Cuba na 38 jaar eindelijk zal leiden tot het herstel van de relaties tussen Cuba en de Verenigde Staten en vooral tot het op gang brengen van fundamentele democratische hervormingen in Havana.

Er is nog een bijkomend element waarom ik samen met mevrouw Sémer namens de SP-fractie dit voorstel van resolutie heb ingediend. De socialisten zouden per definitie de zwakkeren en de mensen die het sociaal moeilijk hebben moeten verdedigen. Dit geldt uiteraard ook op internationaal vlak. De Verenigde Staten zijn een wereldmacht. Men vergeet soms wel eens dat zij nog altijd op dezelfde imperialistische manier optreden als ten tijde van de Koude Oorlog. Wanneer men de verhouding tussen een wereldmacht als de Verenigde Staten en een dwergstaat met een bevolking van ongeveer 10 miljoen mensen zoals Cuba bekijkt, meen ik dat wij als socialisten en democraten de plicht hebben om dit klein land, deze zwakke Staat, te helpen. In de commissie heeft voorzitter Vautmans terecht opgemerkt dat een embargo nooit de machthebbers treft. Het versterkt integendeel hun positie. Het embargo treft altijd de gewone man, de gewone vrouw en het gewone kind. Dit geldt eveneens voor het embargo tegen Irak.

Al is België een klein land en al is de Senaat een kleine democratische vergadering, toch meen ik dat een goedkeuring van dit voorstel van resolutie een belangrijk signaal kan geven, in de eerste plaats aan de regering, maar ook aan de internationale gemeenschap. (Applaus.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Boutmans.

De heer Boutmans (Agalev). ­ Mevrouw de voorzitter, onze fractie zal deze resolutie graag goedkeuren. De wet-Helms-Burton is een zoveelste toepassing van de jarenlange boycotpolitiek die de Verenigde Staten tegen het kleine Cuba hebben toegepast sinds de revolutie in Cuba op 1 januari 1959 een ander regime aan de macht heeft gebracht. Deze revolutie vond overigens niet door een staatsgreep plaats, zoals in het commissieverslag ten onrechte staat. De Verenigde Staten hebben eigenlijk niet zoveel lessen in mensenrechten te geven aan Cuba. Bovendien hebben zij alles gedaan om het land kapot te krijgen en het lot van de mensen die er wonen te verzwaren.

Zeker, Cuba heeft behoefte aan meer pluralisme en aan vrijheid van organisatie, zoals de Verenigde Staten behoefte hebben aan een overbrugging van de enorme kloof tussen arm en rijk en tussen zwart en blank, en aan een vermindering van de invloed van de grote geldschieters op de politiek. In Cuba is er misschien weinig keuze om een president aan te wijzen, maar in de Verenigde Staten kan men uitsluitend kiezen tussen twee kandidaten die eerst werden geselecteerd door degenen die voldoende geld hebben om een kiescampagne te bekostigen.

Cuba is ongetwijfeld een probleemland, maar in deze tijd van aandacht voor kinderrechten wil ik erop wijzen dat in Cuba ­ in tegenstelling tot vele andere Latijns-Amerikaanse landen die niet worden geboycot ­ vrijwel alle kinderen naar school gaan, behoorlijk onderwijs krijgen, niet op straat bedelen en niet op straat worden vermoord. Voorts bestaat er in Cuba nog steeds geen kinderarbeid op grote schaal.

Het is zeer goed dat de Senaat zal stemmen over deze resolutie, die in de commissie eenparig werd goedgekeurd. Ik betreur echter dat de paragraaf werd geschrapt waarin de wens werd uitgesproken de dialoog tussen België en Cuba intenser voort te zetten en te ijveren voor een samenwerkingsakkoord tussen de Europese Unie en Cuba. Indien deze tekst opnieuw wordt ingediend, zal ik dit zeker toejuichen. Ik leg mij er echter bij neer dat de indieners de consensus in de commissie niet willen doorbreken. Ik verkies de tekst in zijn oorspronkelijke versie, wat mij echter niet zal beletten dit voorstel van resolutie met veel enthousiasme goed te keuren. (Applaus.)

De voorzitter. ­ Daar niemand meer het woord vraagt, is de bespreking gesloten.

Plus personne ne demandant la parole, la discussion est close.

Wij stemmen later over het voorstel van resolutie.

Il sera procédé ultérieurement au vote sur la proposition de résolution.

Dames en heren, onze agenda van vanochtend is afgewerkt.

Mesdames, messieurs, l'ordre du jour de la matinée est épuisé.

De Senaat vergadert opnieuw vanmiddag om 15 uur.

Le Sénat se réunira cet après-midi à 15 heures.

De vergadering is gesloten.

La séance est levée.

(De vergadering wordt gesloten om 12.50 uur.)

(La séance est levée à 12 h 50.)