1-109

1-109

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 22 MAI 1997

VERGADERING VAN DONDERDAG 22 MEI 1997

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER HOSTEKINT AAN DE MINISTER VAN LANDBOUW EN DE KLEINE EN MIDDELGROTE ONDERNEMINGEN OVER « DE RECENTE CIJFERS INZAKE HET GEBRUIK VAN HORMONEN IN DE VEETEELT »

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER HAPPART AAN DE MINISTER VAN LANDBOUW EN DE KLEINE EN MIDDELGROTE ONDERNEMINGEN EN AAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID EN PENSIOENEN OVER « DE TOENAME VAN HET HORMONENGEBRUIK BIJ HET VETMESTEN VAN RUNDEREN »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. HOSTEKINT AU MINISTRE DE L'AGRICULTURE ET DES PETITES ET MOYENNES ENTREPRISES SUR « LES CHIFFRES RÉCENTS RELEVÉS DANS L'EMPLOI DES HORMONES DANS L'ÉLEVAGE »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. HAPPART AU MINISTRE DE L'AGRICULTURE ET DES PETITES ET MOYENNES ENTREPRISES ET AU MINISTRE DE LA SANTÉ PUBLIQUE ET DES PENSIONS SUR « LA RECRUDESCENCE DE L'EMPLOI D'HORMONES DANS L'ENGRAISSEMENT DES BOVINS »

De voorzitter. ­ Aan de orde zijn de vragen om uitleg van de heren Hostekint en Happart.

De minister van Volksgezondheid en Pensioenen antwoordt mede namens zijn collega.

Het woord is aan de heer Hostekint.

De heer Hostekint (SP). ­ Mijnheer de voorzitter, aangezien ik reeds verschillende vragen om uitleg tot de minister van Volksgezondheid heb gericht, is het wenselijk dat minister Pinxten zelf op mijn vraag antwoordt, maar hij zal wel een goede reden hebben om hier niet aanwezig te zijn.

Reeds sedert het einde van de jaren 80 worden wij regelmatig gealarmeerd door berichten aangaande het gebruik van hormonen in de veeteelt. Ondertussen is het duidelijk dat het hier niet gaat om marginale praktijken van enkele landbouwers, maar om een wijdverspreide ontsporing die een bepaald milieu tientallen miljoenen winsten oplevert. Er zijn voorbeelden genoeg gekend. Dat milieu bekommert zich niet om de schadelijke gevolgen voor de consument.

Een typische exponent uit dit milieu is de levenslang geschorste veearts Daniel Demaret uit Roeselare, de « hormonenspin », die ik tamelijk goed ken. Eergisteren is hij door de Correctionele Rechtbank van Kortrijk veroordeeld tot een effectieve gevangenisstraf van vier jaar en een geldboete van vier miljoen frank. Dat zal hem wellicht een zorg zijn, want sedert jaren houden procedureslagen en wettelijke spitsvondigheden hem uit de gevangenis. De man heeft trouwens de schaapjes op het droge want hij is onder meer eigenaar van ten minste tien apotheken, vier klinische laboratoria en een aantal zakenkantoren. De boete van vier miljoen frank zal hij dus wel met een glimlach betalen.

Door het uitblijven van een tijdig ingrijpen door de overheid is de toestand van kwaad naar erger geëvolueerd. Intussen is duidelijk geworden dat de hormonenfraude aanleiding heeft gegeven tot een netwerk van criminelen, die er niet voor terugdeinzen aanslagen te plegen op degenen die hen in de weg lopen. Sedert 1990 heeft deze hormonenmaffia al verschillende aanslagen gepleegd. Uiteraard denken wij hierbij in de eerste plaats aan de laffe moord op Karel Van Noppen twee jaar geleden, die jammer genoeg nog altijd niet is opgelost. Uit een recent antwoord van de minister van Justitie op mijn vraag over aanslagen op andere keurders, blijkt dat in zeven van de acht dossiers nog geen resultaat is geboekt.

Twee weken geleden werd het jaarverslag 1996 van de nationale hormonencel van de rijkswacht aan de regering overhandigd. Bij die gelegenheid werden de resultaten bekend gemaakt van de onderzoeken naar het gebruik van hormonen in de veeteelt. In tegenstelling tot het optimisme van oktober 1996 blijkt uit deze resultaten dat er een sterke toename is van het aantal positieve gevallen gedurende de eerste drie maanden van dit jaar, in vergelijking met dezelfde periode van vorig jaar. Zo zou er een stijging zijn van 5,15 % in 1997, tegenover 0,94 % voor dezelfde periode van vorig jaar. Het aantal positieve gevallen bij gerichte controles zou dan weer gestegen zijn tot 29,72 % tegenover 5,88 % vorig jaar. Ongeveer de helft van het aantal bedrijven dat aan gerichte controles is onderworpen, zou positief zijn.

Bovendien is het opvallend dat deze resultaten de resultaten van de controle door volksgezondheid in de slachthuizen, die de afgelopen jaren wezen op een daling van de positieve gevallen, tegenspreken. Ook hier is het niet gepast om reeds victorie te kraaien. Het is immers opvallend dat van de positieve stalen die in 1996 bij gerichte IVK-controles in de slachthuizen werden aangetroffen, 96 % werd gevonden door de 15 veeartsen van de IVK-hormonencel terwijl de overige 4 % werd gevonden door de 540 DMO's, dierenartsen met bijzondere opdracht die voor het IVK werken. Er rijzen dus vragen, zeker voor de minister van Volksgezondheid, bij de manier van werken van die 540 DMO's.

Zoals bekend is de hormonenmaffia zeer inventief in het omzeilen van de wet. Ze werkt met hormonencocktails in lage doses, gesofisticeerde injectiemethodes, wachttijden voor de slachting enzovoort. Herhaaldelijk blijkt dat de controles de realiteit en de wetenschap achterna hollen. Zo worden bij huiszoekingen spuiten en flacons aangetroffen terwijl de resultaten van de onderzochte dieren negatief zijn.

Nochtans keurde het Parlement in 1994 één van de strengste hormonenwetten ter wereld goed met zware boetes, zware gevangenisstraffen, inbeslagname van de positieve dieren en desnoods van de ganse veestapel en sluiting van het bedrijf. Sindsdien werden verschillende keren maatregelen aangekondigd om de controles op het gebruik van hormonen in de veeteelt te verbeteren. Tevens werd beloofd werk te maken van een effectieve vervolging. Dit is het probleem bij uitstek. Men beschikt over een wettelijk instrumentarium. Het is nu aan de rechterlijke macht om te vervolgen en streng te sanctioneren. De onderzoeksresultaten die zopas bekend werden gemaakt, wekken terecht de vrees dat al deze maatregelen niet tot de gewenste resultaten hebben geleid.

Ik herinner eraan dat de SP-fractie in de Kamer in 1993 ­ de heer Colla was toen fractieleider ­ een voorstel tot oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie heeft ingediend. Ik meen dat alle fracties, behalve het Vlaams Blok, dit voorstel toen hebben ondertekend. De recente onderzoeksresultaten van de rijkswacht tonen nogmaals aan dat dit voorstel nog niets van zijn actualiteitswaarde heeft verloren.

Op geregelde tijdstippen worden door de verschillende diensten cijfers bekendgemaakt betreffende de onderzoeksresultaten, die nu eens wijzen op een daling ­ zoals in 1996 ­ dan weer op een stijging van het aantal positieve gevallen. In antwoord op een actuele vraag in de Kamer op 15 oktober 1996, maakte de minister van Landbouw nog gewag van een daling van het aantal positieve gevallen, zowel bij de routinecontroles als bij de gerichte controles. In hoeverre geven dergelijke controleresultaten een correct beeld van de werkelijke evolutie inzake het gebruik van hormonen in de veeteelt ? In welke mate worden deze cijfers vervalst door het gebruik van technieken die de opsporing verhinderen of aanzienlijk bemoeilijken ? Ik vermeld in dit verband het gebruik van hormonencocktails die telkens geringe hoeveelheden van elk product bevatten.

De minister van Landbouw heeft voor de media aangekondigd te zullen wachten op de onderzoeksresultaten van april alvorens een crisisberaad te beleggen. Wanneer zullen deze resultaten worden bekendgemaakt ? Waarom worden nieuwe maatregelen uitgesteld ? Heeft de minister dienaangaande al bepaalde intenties ?

De diverse maatregelen die gedurende de afgelopen jaren door de overheid werden genomen ten einde de hormonenmaffia uit te schakelen, blijken niet tot een echte ommekeer te hebben geleid. Waaraan is het uitblijven van concrete resultaten op het terrein te wijten ?

Ondanks de overproductie in de vleessector blijft men in de veeteelt gebruik maken van productiestimulerende middelen. De hormonenfraude blijkt een lucratieve handel te zijn, die door de gebruikelijke controles en sancties moeilijk in te dijken valt. Zijn de problemen niet in de eerste plaats te wijten aan de Europese landbouwpolitiek, die de landbouwers ertoe dwingt een steeds grotere productiviteit na te streven ?

In een uitgelekt tussentijds rapport van de Wereldhandelsorganisatie betwijfelen deskundigen het schadelijke karakter van het gebruik van sommige hormonen in de veeteelt. Zulks past in de strategie van de Verenigde Staten om hun vleesproducten in Europa te kunnen invoeren. Algemeen wordt verwacht dat de Wereldhandelsorganisatie dit tussentijds rapport zal volgen.

Wat is het standpunt van de minister met betrekking tot dit rapport ? Zal België zich neerleggen bij een uitspraak van de Wereldhandelsorganisatie om het invoerverbod van hormonenvlees op te heffen ?

M. le président. ­ La parole est à M. Happart.

M. Happart (PS). ­ Monsieur le président, mes questions sont complémentaires par rapport à celles posées par l'orateur précédent.

Je me demande notamment, monsieur le ministre, si l'augmentation des cas positifs est due au fait que les recherches sont mieux menées, au hasard ou à une modification éventuelle de l'organisation. Des recherches effectuées essentiellement dans les abattoirs permettent-elles de découvrir les techniques sophistiquées ? Ne serait-il pas préférable de les orienter davantage vers les fermes et les sites d'engraissement ?

Depuis 1989, ont été mis sur pied, en Wallonie, une série d'organismes de contrôle volontaire qui ont établi un programme relativement efficace en matière de recherche de ces nouvelles techniques d'engraissement à base d'hormones.

L'orateur précédent ayant soulevé de nombreux points, je ne vous poserai que quelques questions.

Je voudrais savoir si certains engraisseurs recourent à nouveau de façon systématique au traitement hormonal de leur bétail. Tout le cheptel est-il traité, comme c'était le cas voici sept ou huit ans, ou les techniques ont-elles changé ?

Je voudrais connaître le nombre exact de cas positifs constatés depuis le début de l'année 1997. Ces cas ont-ils été enregistrés lors de contrôles aléatoires, donc occasionnels, ou ces découvertes sont-elles le résultat des enquêtes menées au sujet de certains réseaux de trafiquants d'hormones ?

Les cas positifs ont-ils été décelés dans les abattoirs ou dans les fermes ? De quelles exploitations proviennent les animaux traités aux hormones ? Pouvez-vous nous communiquer des adresses ?

Quels produits ont été utilisés pour traiter le bétail ?

Le gouvernement compte-t-il prendre des mesures énergiques ­ consistant, par exemple, à renforcer les moyens des cellules d'enquête ­ pour lutter contre l'engraissement illégal des bovins ? Dans cette optique, peut-être serait-il opportun d'étudier la façon dont les organismes de contrôle volontaire fonctionnent, de façon à utiliser les procédés les plus efficaces pour découvrir les nouvelles techniques d'engraissement ? Celles-ci sont particulièrement sophistiquées. Le recours aux injections a pratiquement disparu, cédant la place à l'application de pommades de contact cutané qui ne laissent aucune trace et assurent un effet prolongé dans le temps.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Vergote.

De heer Vergote (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, uit de controles naar hormonengebruik gedurende de eerste drie maanden van dit jaar blijkt een verontrustende toename van het aantal positieve resultaten ten opzichte van dezelfde referentieperiode vorig jaar. Dat wordt gemeld in het verslag van de nationale hormonencel. Deze conclusie is des te pijnlijker daar de ministers van Volksgezondheid en Landbouw in februari nog uitpakten met gunstige cijfers om aan te tonen hoe effectief hun aanpak van de hormonenfraude wel was. Hun cijfers wekten de indruk dat het probleem van hormonenresiduen in vlees marginaal was geworden. Werden deze cijfers bij toeval precies in de maand februari aangekondigd ? Neen, want in februari wordt de moord op Karel Van Noppen herdacht en is de aandacht van het publiek voor de bestrijding van de hormonenfraude dus iets scherper dan gewoonlijk.

Wij constateren tot onze grote spijt dat de bestrijding van de hormonenfraude wordt gekenmerkt door machteloosheid en geringe efficiëntie. De vetmesters nemen immers meer en meer hun toevlucht tot geraffineerde cocktails en lotions waardoor ze de controleurs van het IVK steeds een stapje voor zijn. Tegenover zoveel spitstechnologie blijft de overheid machteloos.

Verder blijken de controles veelal kleine vetmesters te treffen en blijven de grote om diverse redenen steeds buiten schot. Deze aanpak getuigt van weinig efficiëntie, te meer daar massa's runderen naar Franse vetmesterijen worden overgebracht en weer als karkassen of als versneden vlees in België worden geïmporteerd.

Jammer genoeg bereiken ons ook berichten over communautaire verschillen in de bestrijding van de hormonenfraude. Uit publicaties blijkt dat het gerechtelijk apparaat van 1992 tot 1995 ongeveer 2 600 hormonendossiers heeft behandeld, waarvan 90 % in Vlaanderen. Van de overblijvende 10 % in Wallonië werden drie vierden geseponeerd. In anderhalf jaar tijd werden in het Waalse landsgedeelte niet meer dan twee personen gestraft wegens het gebruik van hormonen of aanverwante delicten. In de twee voornoemde gevallen heeft de Correctionele Rechtbank van Doornik telkens een boete van 10 000 frank opgelegd. In diezelfde periode werden in Vlaanderen liefst 117 definitieve veroordelingen uitgesproken, waaronder gevangenisstraffen van vier jaar en boetes tot 10 miljoen frank.

De heer Colla, minister van Volksgezondheid en Pensioenen. ­ Mijnheer Vergote, zou het niet kunnen dat dit probleem hoofdzakelijk in Vlaanderen bestaat ?

De heer Vergote (VLD). ­ Die vraag zou ik u moeten stellen, mijnheer de minister.

De heer Colla, minister van Volksgezondheid en Pensioenen. ­ Toch zoudt u er goed aan doen u dat zelf af te vragen, alvorens verder te wandelen op de weg die u bent ingeslagen...

De heer Vergote (VLD). ­ Mijnheer de minister, u bent het antwoord op die vraag schuldig, niet ik.

De heer Colla, minister van Volksgezondheid en Pensioenen. ­ Mijnheer Vergote, u hebt toch al eens gehoord van een retorische vraag ?

De heer Vergote (VLD). ­ Mijnheer de minister, ik verwacht van u een antwoord op die vraag.

Mijnheer de voorzitter, ook externe factoren ondergraven de strenge hormonenaanpak in ons land. De hormonenoorlog tussen de Verenigde Staten en Europa duurt inmiddels bijna tien jaar en het duiveltje van het Amerikaanse hormonenvlees steekt weer de kop op. Enkele weken geleden liet de arbitragecommissie van de Wereldhandelsorganisatie weten dat voor het Europese invoerverbod op het met hormonen behandeld vlees uit de Verenigde Staten geen wetenschappelijke gronden bestaan. Deze uitspraak maakt de Verenigde Staten juridisch weerom een stuk sterker.

Het is overduidelijk dat de Belgische consument geen met hormonen behandeld vlees wil. Het bewijs daarvan ligt in de spectaculaire daling van de verkoop van rundvlees en de daaraan verbonden daling van de prijzen. Ook de landbouwsector is vragende partij voor hormonenvrij rundvlees. De rentabiliteit van de kweekbedrijven is de afgelopen jaren immers sterk gedaald.

Graag kreeg ik van de minister een antwoord op volgende vragen.

Ten eerste, hoe kan men de discrepantie verklaren tussen de optimistische cijfers van de regering in februari en de alarmerende cijfers van de hormonencel ? Welke cijfers zijn correct ?

Ten tweede, beschikt de minister reeds over de cijfers van april en bevestigen zij de trend van de periode januari-maart ?

Ten derde, welke maatregelen zal de minister nemen om de hormonenfraude effectiever te bestrijden ?

Ten vierde, hoe verklaart men de discrepantie op het vlak van hormonenbestrijding tussen Vlaanderen en Wallonië en welke maatregelen worden er genomen om een gelijke behandeling in beide landsdelen te waarborgen ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, in het kader van de vragen om uitleg van de heren Hostekint en Happart wil ik ook graag enkele opmerkingen formuleren bij het jaarverslag 1996 van het Centraal Bureau voor Opsporingen over de nationale hormonencel en de strijd tegen de hormonenmaffia.

Wanneer ik het verslag doorneem, vind ik een aantal in het oog springende elementen en ik wil deze toch even meegeven. De vijftien leden van de IVK-hormonencel zorgen samen voor 96 % van de positieve monsters. Bij hun onderzoeken scoren zij 200 op 2 280, dit is 8,8 % positieve monsters. Alle andere betrokkenen samen, ambtenaren van de keurkringen en anderen, in het totaal een vijfhonderdtal mensen, zorgen voor de andere 4 % positieve monsters. Zij scoren 8 op 3 294 of 0,2 %. Dit is toch wel verwonderlijk en mijns inziens is hier een taak voor het IVK weggelegd. De basis, namelijk de mensen in de slachthuizen en op de werkvloer, zouden beter kunnen scoren en de druk op de malafide vetmesters kunnen opvoeren.

In 1996 werd zo maar even 2 200 liter hormonencocktail in beslag genomen. Dit is goed voor de behandeling van ruim 650 000 runderen, dit wil zeggen van de totale veestapel die per jaar in België wordt geslacht.

Er bestaat een internationale samenwerking met Nederland, Duitsland, Italië, het Verenigd Koninkrijk en met de UCLAF en deze wordt nog geïntensifieerd. Dat is een goede zaak. Toch staat deze samenwerking nog maar in haar kinderschoenen en moet er nog veel werk worden verzet.

De globale misdaadanalyse staat na een jaar en tien maanden CBO-werking nog vrijwel nergens. Ik verzin dit niet, het staat op pagina 8, punt 1.5, van het verslag.

Het lijkt een beetje op de processie van Echternach. Er wordt wel behoorlijk geïnvesteerd in de vorming van rijkswachters en ambtenaren van het departement van Landbouw. Dat is alvast een positief element uit het verslag. Ook positief is de aansluiting op het Sanitel-runderidentificatiesysteem van het departement van Landbouw. Een ander knelpunt daarentegen is de samenwerking van de hormonencel met andere diensten, meer bepaald met de gerechtelijke politie, de farmaceutische inspectie en de douane. Net zoals vorig jaar wordt in het verslag aangedrongen op een beleid dat pro-actieve recherche met bijzondere opsporingstechnieken mogelijk maakt. Tot zover de vaststellingen.

Ik wens ook nog een paar opmerkingen te maken over de samenstelling van de hormonencel van het CBO. Het verslag meldt dat de cel uit elf personen bestaat : één officier van de rijkswacht, namelijk kapitein Patrick Boel, één keur-onderofficier, vier onderofficieren, één misdrijfanalist, één programmeur-analyst, één opsteller, één klerk en één typist. Dat lijkt indrukwekkend, maar sinds wanneer zijn deze personen in de hormonencel werkzaam ? Er zijn immers aanwijzingen dat er, op kapitein Boel na, een groot verloop van personeel is. Dat belemmert uiteraard de ontwikkeling van deskundigheid.

Een andere opmerking betreft de dagelijkse gegevensuitwisseling tussen de hormonencel en de heer Timperman. Uit discrete contacten met deze laatste blijkt dat hij daar zo zijn twijfels bij heeft. Sinds september 1996 worden er, bijvoorbeeld, geen gegevens meer ingebracht in de rijkswachtcomputer. Dit mankement moet dringend worden verholpen.

Ten derde, de hormonencel heeft nu, in samenwerking met het departement van Landbouw en het IVK 2 200 liter hormonencocktail in beslag genomen, voldoende voor de behandeling van 650 000 dieren. Toch is dit nog altijd maar het topje van de ijsberg. Daarover is iedereen het blijkbaar eens. Dit kan erop wijzen dat de screening en de gerichte controles van de departementen van Landbouw en van Volksgezondheid geen nauwkeurige weergave brengen van de werkelijkheid.

Ten vierde, het verslag onderstreept mijns inziens nogmaals dat de hormonenbestrijding in ons land niet als een prioritair punt op de agenda staat. Het verslag brengt een reeks problemen aan in verband met de hormonenbestrijding, problemen die des te groter blijken naarmate men niet de kleintjes maar de echte top wil aanpakken. Voegt men daar nog aan toe dat de heer Timperman recentelijk eigenlijk werd gedegradeerd, dan zal men begrijpen dat ik enigszins twijfel aan de echtheid van de wil om de hormonenmafia aan te pakken. Het VTM-nieuws van zaterdag 10 mei meldde trouwens dat het aantal positieve gevallen opnieuw stijgt, zoals daarnet ook nog door de heer Hostekint werd gezegd. Het ligt nu vijf maal hoger dan tijdens dezelfde periode in 1996.

Uit dit alles trek ik twee conclusies.

Dit verslag ondersteunt meer dan ooit het standpunt dat de heer Vandemeulebroecke en de VU reeds sinds 1987 verdedigen, namelijk dat er hoogdringend een task force voor de hormonenbestrijding moet komen, onder leiding van een magistraat met een nationale operationele bevoegdheid. Die magistraat moet beschikken over een multidisciplinaire cel met gespecialiseerde ambtenaren van het departement van Landbouw, meer bepaald dierenartsen en landbouwkundige ingenieurs, van het departement van Volksgezondheid, eveneens dierenartsen, maar ook apothekers, van het departement van Justitie, te weten misdrijfanalysten, van het departement van Financiën, belastingdeskundigen en douaniers, met criminologen en computerdeskundigen, met de gerechtelijke politie en ten slotte met de rijkswacht.

Misschien kan de hervorming van de politiediensten aangegrepen worden om deze denkrichting verder uit te werken. Jammer genoeg stoot zij blijkbaar op enige weerstand van de minister van Justitie, maar zij wordt aan de andere kant fel gesteund door de mensen in het veld. Ik verwijs hiervoor naar de verklaringen van magistraat Timperman in De Morgen en van verscheidene mensen van de VU.

Bovendien moet er dringend ook een internationale task force komen, wellicht in het kader van de UCLAF, de dienst voor de bestrijding voor de fraude van de Europese Commissie. De hormonenmafia is immers een onderdeel van de internationale georganiseerde misdaad en moet dus bij uitstek internationaal worden aangepakt.

Tot slot formuleer ik nog twee korte bedenkingen. De heer Vergote had het daarnet over de communautaire tegenstellingen in deze kwestie, maar de minister wierp de oratorische vraag op of het probleem zich misschien vooral in Vlaanderen voordoet. Hij zou wel eens gelijk kunnen hebben. Toch mogen wij ons daarop niet blind staren. Het hormonenprobleem is een internationale aangelegenheid. Ik vraag mij trouwens af of Wallonië op dit terrein werkelijk zo braaf is. Het zou mij verwonderen.

Wat echter niet te verklaren is ­ en daarvan was ik niet op de hoogte ­ is het veel groter aantal seponeringen door justitie evenmin als de veel lichtere straffen bij veroordelingen. Dat moet toch eens worden onderzocht. Meer zeg ik daarover niet.

De heer Hostekint en ook mevrouw Dardenne wezen vanmiddag reeds op het probleem van de invoer uit Amerika van vlees afkomstig van dieren die met natuurlijke hormonen zijn behandeld. De beslissing die door de Wereldhandelsorganisatie zal worden genomen, is niet onbelangrijk. Het is ook niet toevallig dat dit geschil bij dit orgaan aanhangig werd gemaakt. In deze wereld wordt alles immers ondergeschikt gemaakt aan de vrije handel. Als socialist zou de minister gevoelig moeten zijn voor mijn noodkreet.

De heer Colla, minister van Volksgezondheid en Pensioenen. ­ Ben ik dat niet ?

De heer Anciaux (VU). ­ Dit was natuurlijk een retorische uitspraak. Ik heb soms wel de indruk dat ik hier sta « als een roepende in de woestijn ».

Laten wij even veronderstellen dat de Amerikaanse lobby erin slaagt de Wereldhandelsorganisatie een economische beslissing te doen nemen en dat Europa zich daarbij neerlegt. In dat geval heeft de minister een grote verantwoordelijkheid. Zal hij de volksgezondheid dan laten primeren op de vrije handel ? Zal België deze cocktails van natuurlijke hormonen aanvaarden, terwijl men weet dat ze wel degelijk schadelijk zijn ? De enige wetenschappelijke onderzoeken die daarover werden gemaakt ­ meestal dan nog verricht door wetenschappelijke instellingen gesubsidieerd door de aanmakers van deze hormonen en door universiteiten die daarvoor gekend zijn ­ tonen aan dat natuurlijke hormonen afzonderlijk ingespoten in het oor geen schadelijke gevolgen hebben.

Geen enkel onderzoek heeft echter kunnen aantonen dat een cocktail van natuurlijke hormonen geen schadelijke gevolgen heeft en deze hormonen worden alleen maar in cocktails toegediend. Een aantal deskundigen, die trouwens door Europa zijn aangesproken ter verdediging in het geschil tegen de Amerikanen, hebben met heel wat wetenschappelijke onderzoeken echter bewezen dat deze mengelingen ernstige gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid.

Ik hoop dat de minister op dat moment duidelijk zal maken dat de volksgezondheid belangrijker is dan de puur economische belangen van een vrij arrogant land in de wereld en dat België, desnoods eenzijdig, een invoerverbod zal blijven handhaven.

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Colla.

De heer Colla, minister van Volksgezondheid en Pensioenen. ­ Mijnheer de voorzitter, over de invoer uit Amerika van vlees afkomstig van dieren die met natuurlijke hormonen werden behandeld, kan ik kort zijn aangezien ik daarop vanmiddag al uitvoerig heb geantwoord.

Ik herhaal dat zowel minister Pinxten als ik daar helemaal tegen zijn en dat wij alles zullen doen om een Europees verbod op de invoer van dit vlees te handhaven. Ik wil aan deze discussie nog één argument toevoegen. Zelfs indien zou blijken, hetgeen ik betwijfel, dat het gebruik onschuldig zou zijn, blijf ik er toch tegen gekant omdat ik van mening ben dat men, wanneer het wordt toegelaten, de poort terug wagenwijd openzet voor het gebruik van niet-natuurlijke hormonen. Eens de poort wordt opengezet, moet er een controle zijn op de malafide praktijken terzake.

Indien Europa toch overstag gaat, zullen wij ons moeten beraden. Ik hoop dat ik degenen die zich voor dit dossier interesseren op onze golflengte kan krijgen, zodat wij voet bij stuk kunnen houden. Wij mogen onze krachten echter niet overschatten en moeten realistisch blijven. Een invoerverbod voor België alleen is moeilijk controleerbaar en in de praktijk binnen de Europese Unie praktisch onuitvoerbaar.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, wat de minister zegt is juist. Wat betreft de gekkekoeienziekte echter hebben enkele landen van de Europese Unie, weliswaar tijdelijk, een unilateraal invoerverbod afgekondigd.

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Colla.

De heer Colla, minister van Volksgezondheid en Pensioenen. ­ Ik beweer niet dat het onmogelijk is, het wordt alleen heel moeilijk om een dergelijke controle uit te oefenen.

Wij moeten de cijfers en de gegevens waarover wij beschikken nuchter op een rijtje zetten. De commotie is opnieuw opgelaaid naar aanleiding van de bekendmaking van de cijfers voor het eerste trimester van 1997. Wat de cijfers van het departement Landbouw betreft maak ik zoals steeds een onderscheid tussen de steekproefgewijze en de gerichte onderzoeken.

Je voudrais dire à M. Happart, qui m'a interrogé concernant les contrôles aléatoires, qu'en 1996 on a trouvé des animaux positifs dans 1,4 % des entreprises inspectées. Pour les trois premiers mois de 1997, ce pourcentage s'élève à 5,1, un total de douze entreprises ayant été soumises au contrôle.

Ik probeer hiermee de zaken niet te verdoezelen of te minimaliseren. Wij moeten de cijfers alleen correct bekijken. Slechts een relatief beperkt aantal bedrijven is in de eerste drie maanden op deze wijze door Landbouw gecontroleerd. Uit de cijfers van Landbouw voor de steekproefgewijze controles in de bedrijven blijkt dat in 1996 gemiddeld 0,4 % van de runderen positief werd bevonden. Voor de eerste drie maanden van 1997 is dit opgelopen tot 1,9 %.

Deuxième type de recherches et d'enquêtes : les recherches orientées. Les chiffres y relatifs sont, par définition, plus élevés car ils sont basés sur la fameuse liste noire où figurent les entreprises ayant déjà posé des actes répréhensibles. Le nombre d'entreprises « positives » s'élevait à 10 % en 1996 et à 30 % pour les trois premiers mois de 1997.

Het aantal positief bevonden monsters via gerichte onderzoeken bedroeg in 1996 gemiddeld 6,3 % en in de eerste drie maanden van 1997 5,6 %. Van het ministerie van Landbouw beschik ik over een indicatie voor april. Het aantal positief bevonden dieren na steekproefgewijs onderzoek is gestegen tot 3,4 %, terwijl het gemiddelde voor de eerste drie maanden 1,9 % bedroeg. Eenzelfde tendens blijkt zich te manifesteren bij de bedrijven. De cijfers van de maand april bevestigen de stijgende tendens die in het eerste trimester van 1997 is ingezet.

Les chiffres « santé publique » portent sur les contrôles réalisés dans les abattoirs. Je ne dispose que des chiffres relatifs aux trois premiers mois de 1997. On constate à ce niveau une évolution en sens contraire. En effet, sur le plan des contrôles orientés, la moyenne s'élevait en 1996 à 3,7 % et pour les trois mois de 1997 à 0,7 %.

De heer Hostekint (SP). ­ De cijfers die de minister aanhaalt met betrekking tot de controles in de slachthuizen door het ministerie van Volksgezondheid zijn bevredigend. Er is echter een groot verschil tussen de cijfers van controles die worden uitgevoerd door de dierenartsen met een opdracht bij het IVK enerzijds en van controles door de vaste inspecteurs van het Instituut voor Veterinaire Keuring. Beschikt de minister over die cijfers afzonderlijk ?

De heer Colla, minister van Volksgezondheid en Pensioenen. ­ Ik zal de gegevens laten opzoeken en ze bezorgen aan de heer Hostekint.

Alvorens over te gaan tot het formuleren van conclusies, zal ik de cijfers in een evolutief perspectief situeren. De heer Vergote verwijt mij soms dat ik te vroeg victorie heb gekraaid. In 1995, 1996 en begin 1997 hebben wij een verbetering van de cijfers ten opzichte van de voorgaande jaren vastgesteld. Ik heb toen echter uitdrukkelijk gezegd dat wij in dit dossier nooit op onze lauweren mogen rusten voor het laatste misbruik is weggewerkt en dat er geen reden was tot euforie. Men moet de huidige cijfers echter vergelijken met de cijfers uit het verleden. Uit de cijfers van het ministerie van Landbouw blijkt dat in 1988 de positieve gevallen bij gerichte controles op de bedrijven gemiddeld 48 % bedroegen. In de slachthuizen werd een hoogtepunt bereikt in 1990, toen het aantal positieve controles gemiddeld 30 % bedroeg.

De heer Anciaux (VU). ­ Volgens het jaarverslag bedraagt het percentage bij de gerichte controles in landbouwbedrijven 47,7 % voor de periode mei-december 1995.

De heer Colla, minister van Volksgezondheid en Pensioenen. ­ Dat is volgens mij niet juist. Deze cijfers zijn, naar ik vermoed, gebaseerd op onderzoek van de diensten van Landbouw en Volksgezondheid en van de rijkswacht, na vaststelling dat er op een bepaald bedrijf iets misloopt. Naarmate men meer gericht controleert, verhoogt het percentage, wat meteen de effectiviteit van het optreden bewijst. Niemand ontkent echter dat hiermee het probleem van de baan is.

Wij boeken in elk geval vooruitgang, hoewel wij in de eerste drie maanden van het jaar een opstoot hebben gekend. Waaraan is die te wijten ? Allereerst wijs ik op het verschil tussen de cijfers van Landbouw en die van Volksgezondheid. Dit heeft mijns inziens te maken met de meer geraffineerde methodes die thans in het landbouwbedrijf worden aangewend en met het feit dat tussen de inspuiting en de overbrenging van het dier naar het slachthuis blijkbaar meer tijd wordt gelaten, waardoor er in het vlees geen residu meer is.

De opstoot die wij thans vaststellen, is te wijten aan op elkaar inspelende factoren. Ook kan niet worden ontkend dat het milieu opnieuw de kop opsteekt. De verbeterde technieken die onder meer door de controleurs van het departement van Landbouw worden aangewend en de vaste wil om het probleem uit te roeien, verklaren mede de hogere cijfers.

Ik pleit er dan ook voor niet te panikeren over de opstoot van de eerste drie maanden van dit jaar en op de ingeslagen weg verder te gaan.

Iedereen die het dossier kent, weet dat wij door de maatregelen die de afgelopen jaren werden genomen, wellicht de strengste wetgeving hebben. Ik wil enkele bepalingen in herinnering brengen : de zwarte lijst, de strengere boetes en gevangenisstraffen, het financieren van het wetenschappelijk onderzoek door het IVK in de referentielaboratoria, de aanstelling bij het IVK van « libero's » die tous azimuts optreden en de gespecialiseerde equipes.

Bovendien rusten wij niet op onze lauweren. Ik hoop dat de « gemoderniseerde » hormonenwet die recentelijk door de Kamer van volksvertegenwoordigers werd goedgekeurd, eerstdaags zal worden gepubliceerd. Deze wet legt nog strengere beperkingen op aan het gebruik van herverdelers om therapeutische redenen, verplicht de publicatie van de vonnissen, legt de kosten van de vernietiging van dieren volledig ten laste van de vetmester, legt de kosten voor het onderzoek van de veestapel volledig ten laste van de eigenaar in het geval dat er flesjes of spuiten op het bedrijf worden gevonden, en schrijft de onmiddellijke ter beschikkingstelling van alle in beslag genomen flesjes of poeders aan de referentielaboratoria voor. Deze wet breidt het arsenaal aan fraudebestrijdingsmiddelen dus aanzienlijk uit.

Welke maatregelen heeft de regering genomen sinds ze kennis heeft van het bewuste verslag en van de onrustwekkende cijfers van de eerste drie maanden van dit jaar ?

Collega Pinxten en ikzelf hebben aan de Ministerraad niet alleen voorgesteld om de heer Timperman met de coördinatie van de fraudebestrijding te belasten, maar ook om alle betrokken departementen door te lichten en de gebruikte methodes te analyseren met het oog op de onmiddellijke verbetering ervan. Tegen uiterlijk half juni moeten alle leemtes en gebreken zijn gekend en dienen gepaste remedies te worden voorgesteld.

Tegelijkertijd zal ook verder worden gewerkt aan de responsabilisering van alle verantwoordelijken op het terrein.

Tot slot wil ik nog even ingaan op de bijkomende vragen van de heer Anciaux en op de opmerkingen van de heer Hostekint.

Op het ogenblik worden nog nauwelijks controles uitgevoerd door de ambtenaren zelf.

Ik ben zinnens de verschillen tussen de beide landsgedeelten nog eens grondig te bekijken, maar een gedeeltelijke verklaring hiervoor is wellicht te vinden in het optreden van onze vliegende equipe. Men mag me evenwel niet laten zeggen wat ik niet bedoeld heb. Toch weten we nu reeds dat deze equipe niet in het wildeweg rondvliegt; zij treedt op omdat ze vermoedens heeft of over bepaalde indicaties beschikt. Deze aanpak verhoogt uiteraard de pakkans.

Toch kan ik niet onder stoelen of banken steken dat het zowel bij de volksvertegenwoordigers van de meerderheid als deze van de oppositie moeilijk lag om de principes van de cumulatie en de rotatie voor de DMO's ingang te doen vinden. Wij moeten misschien ook in eigen boezem kijken. De veeartsen mogen ons dan lief zijn, hun lobbying bij zowel de oppositie als de meerderheid laat geen kans voorbijgaan. Ik zeg dat in alle openheid. De weerstanden tegen de principes van de cumulatie en de rotatie zijn dientengevolge niet mals. Ik kon het niet nalaten dit even te signaleren.

Collega Anciaux, voor de verbetering van een internationale task force ben ik vragende partij. De internationale coördinatie staat nog in de kinderschoenen. De wetgeving en de controles in Frankrijk bijvoorbeeld zijn nu eenmaal een heel stuk minder streng. Ik zoek hierin evenwel geen verontschuldiging, ik kan alleen maar met des te meer overtuigingskracht op Europees niveau aandringen op verbetering.

Op het domein van de volksgezondheid wil ik het probleem van de farmaceutische inspectie op de medicatie en de grondstoffen verder uitspitten. Daar ligt een taak voor de onmiddellijke toekomst.

Mijnheer de voorzitter, de vragen met betrekking tot het justitiële beleid kunnen mijns inziens beter aan de bevoegde minister worden gesteld. Dat is de enige correcte houding die ik in deze kan aannemen.

Ik betreur een beetje dat deze discussie niet vooraan op de dagorde van de hoge assemblee werd geplaatst, toch hoop ik de Senaat met mijn uitleg te hebben kunnen overtuigen van de aanpak die wij voorstaan.

J'en viens à présent aux questions posées par M. Happart.

Vous comprendrez aisément, monsieur Happart, qu'il m'est impossible de vous révéler les noms des entreprises concernées, car cela relève de l'enquête. J'ai cependant un certain nombre d'éléments plus précis à vous communiquer, plus particulièrement sur le plan des produits qui ont été découverts.

In de laboratoria werd vooral methylboldenol en dexametazon gevonden. Dit betekent dat de corticosteroïden in elk geval in opgang zijn. Het probleem is ook dat deze producten in andere landen tijdens de controle niet worden opgespoord.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Hostekint.

De heer Hostekint (SP). ­ Mijnheer de voorzitter, niemand, ook niet de oppositie, zal beweren dat dit probleem niet tot de prioriteiten en de taak van de minister van Volksgezondheid behoort. Hij moet immers waken over de gezondheid van de bevolking. Wij weten dat hij sinds zijn ambtsaanvaarding van plan is werkelijk iets fundamenteels te doen tegen het gebruik van hormonen in de veeteelt.

Ik had eveneens een vraag gesteld over de verschillen in structuur van de landbouw tussen Vlaanderen en Wallonië, omdat ik meen dat daarin een deel van de verklaring van het gebruik van hormonen ligt. Eenzelfde verschil kan worden vastgesteld op het vlak van de mestoverschotten, die in Vlaanderen eveneens een zeer groot probleem vormen, ook voor de volksgezondheid. Vlaanderen heeft sinds een aantal jaren een landbouw die volkomen is afgestemd op de Europese politiek. Daarbij komt het erop aan zoveel mogelijk te produceren om zoveel mogelijk subsidies van de Europese Unie binnen te halen. Volgens mij verklaart dit ook het gebruik van hormonen. Vele landbouwbedrijven zijn in handen gekomen van veevoederbedrijven die hun dieren gewoon bij individuele boeren plaatsen.

Tijdens de vorige legislatuur was ik voorzitter van de commissie voor de Landbouw en de Middenstand en ik herinner mij nog de discussies die destijds werden gevoerd. Ik ben geen specialist op dat vlak, maar iedereen zal het toch met mij eens moeten zijn dat de landbouw in Vlaanderen wordt gedomineerd door één instantie, namelijk de Boerenbond, die op alle vlakken de touwtjes zeer stevig in handen heeft. Dit geldt zowel voor de financiering van de landbouw via haar financieringsmaatschappij, als voor haar bindingen met de inspectie op de landbouwbedrijven.

Ik herinner mij zeer goed dat wij tijdens de vorige legislatuur hebben voorgesteld één inspectiedienst op te richten. Dit voorstel werd, als ik mij niet vergis, gesteund door de toenmalige minister van Volksgezondheid, de heer Santkin. Wij wilden de inspectiediensten van Volksgezondheid en Landbouw zoveel mogelijk coördineren en indien mogelijk zelfs samenvoegen. Dit voorstel stuitte echter telkens op het veto van de CVP en van bepaalde belangengroepen achter deze partij.

Daar ligt een belangrijke verklaring voor bepaalde fenomenen en voor de verschillen in resultaten van de controle op de landbouwbedrijven en in de slachthuizen. Wanneer op dat vlak geen maatregelen worden genomen dan zal er weinig veranderen in het hormonengebruik.

Overigens ben ik terzake nogal pessimistisch, want jammer genoeg wordt alles in de samenleving gedomineerd door geld en door het grootkapitaal. Kleine landbouwers hebben het moeilijk om het hoofd boven water te houden, onder meer door de verplichtingen die door bepaalde machtsgroepen worden opgelegd. Structureel moet er in elk geval nog veel veranderen om de hormonenproblematiek onder controle te krijgen.

De huidige Vlaamse landbouwstructuur is nauw verbonden met de Europese landbouwpolitiek, daarom zou ik het op prijs stellen dat wij bij een volgende gelegenheid over deze problematiek van gedachten kunnen wisselen met de minister van Landbouw.

M. le président. ­ La parole est à M. Happart.

M. Happart (PS). ­ Monsieur le président, je remercie le ministre de sa réponse.

Toutefois, vous n'avez pas répondu à l'une de mes questions, monsieur le ministre, à savoir de quelles exploitations proviennent ces animaux traités aux hormones. Ce n'est évidemment pas le nom des personnes concernées que je voudrais connaître mais j'aimerais savoir dans quelles provinces se situent ces exploitations.

S'il vous est impossible de répondre aujourd'hui, monsieur le ministre, pouvez-vous me transmettre ces précisions par écrit ?

M. Colla, ministre de la Santé publique et des Pensions. ­ La réponse à cette question ne pose aucun problème mais je n'ai pas les données précises sous les yeux. Je m'informerai auprès de mon collègue et vous transmettrai les renseignements. Bien entendu, vous pouvez aussi vous adresser directement au ministre Pinxten.

De voorzitter. ­ Mijnheer Vergote, heel uitzonderlijk geef ik u het woord voor een korte repliek.

De heer Vergote (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, ik ben blij dat u mij de kans biedt de minister te danken voor zijn antwoord. De oppositie, en zeker de VLD, steunt de minister in zijn strijd voor de totale uitroeiïng van de hormonen in de veeteelt. Het probleem van internationale samenwerking, waarvoor ik speciaal naar Frankrijk heb verwezen, moet dringend in EU-verband worden opgelost.

Graag zou ik de cijfers van de controles in landbouw uitgesplitst zien tussen enerzijds de traditionele landbouwbedrijven en anderzijds de veeteeltbedrijven die niet grondgebonden zijn.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.