1-109

1-109

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 22 MAI 1997

VERGADERING VAN DONDERDAG 22 MEI 1997

(Vervolg-Suite)

ONTWERP VAN PROTESTWET

Algemene bespreking en artikelsgewijze bespreking

PROJET DE LOI SUR LES PROTÊTS

Discussion générale et examen des articles

WETSONTWERP HOUDENDE DIVERSE BEPALINGEN

MET BETREKKING TOT DE PROTESTEN (EVOCATIE)

Algemene bespreking

PROJET DE LOI PORTANT DES DISPOSITIONS DIVERSES

RELATIVES AUX PROTÊTS (ÉVOCATION)

Discussion générale

De voorzitter. ­ Dames en heren, ik stel voor de bespreking van de beide wetsontwerpen samen aan te vatten .

Je vous propose d'examiner ensemble les deux projets de loi. (Assentiment.)

Overeenkomstig het reglement geldt de door de commissie aangenomen tekst als basis voor de bespreking van het geëvoceerde ontwerp. (Zie document nr. 1-556-3 van de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden van de Senaat. Zitting 1996-1997.)

Conformément à notre règlement, le texte adopté par la commission servira de base à notre discussion, pour ce qui concerne le projet relevant de la procédure d'évocation. (Voir document nº 1-556-3 de la commission des Finances et des Affaires économiques du Sénat. Session de 1996-1997.)

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

Het woord is aan de rapporteur.

De heer Coene (VLD), rapporteur. ­ Mijnheer de voorzitter, het verslag van de bespreking in de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden was gisterennamiddag klaar; het werd 's avonds aan de senatoren bezorgd. Volgens ons reglement kunnen de ontwerpen dus nog niet vandaag in plenaire vergadering worden behandeld. De leden van de commissie hebben zich nochtans bereid verklaard de bespreking te laten plaatshebben op voorwaarde dat dit later niet als precedent zal worden ingeroepen. Aangezien er volgende week geen plenaire vergadering zal plaatsvinden, maar de evocatietermijn toch moet worden gerespecteerd, zijn wij eigenlijk verplicht de ontwerpen vandaag te behandelen. Ik zal in mijn verslag dan ook vrij uitvoerig ingaan op de bespreking in de commissie.

De ontwerpen hebben een vrij lange voorgeschiedenis. Een eerste versie, die werd ingediend in mei 1996, heeft aanleiding gegeven tot een uitgebreide discussie in de commissies voor de Justitie van de Kamer en van de Senaat. Ingevolge deze discussie werd het teruggetrokken en werden einde 1996 twee nieuwe ontwerpen ingediend, namelijk het ontwerp van protestwet en het wetsontwerp houdende diverse bepalingen met betrekking tot de protesten. Deze ontwerpen werden verzonden naar de commissie voor de Financiën en de Begroting van de Kamer, waar zij op 27 februari van dit jaar werden goedgekeurd.

Vervolgens heeft de senaatscommissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden op 11 maart 1997 het ontwerp van protestwet voor de eerste maal besproken, aangezien artikel 77 van toepassing is op dit ontwerp. Gedurende deze vergadering oordeelde de commissie het nuttig het wetsontwerp houdende diverse bepalingen met betrekking tot de protesten te evoceren zodat het dossier in zijn geheel door de commissie kan worden behandeld. Het ontwerp werd op 17 maart 1997 dan ook geëvoceerd. Aangezien de onderzoekstermijn op 2 juni 1997 vervalt, zijn wij genoodzaakt vóór deze datum een eindbeslissing te nemen.

In het verslag wordt een geschiedkundige uiteenzetting gegeven over de rol van het handelspapier en over de protesten. Voorts worden een aantal definities en procedures toegelicht. Voor dit aspect van de materie verwijs ik de geïnteresseerde lezer naar het verslag.

Ik zal nu het doel van de voorgestelde hervorming en de formele vorm die zij heeft aangenomen, trachten te omschrijven. Het wetsontwerp wil de veiligheid van het handelspapier en de rationalisatie van het gebruik verzoenen ten einde de kosten voor het behandelen van het handelspapier en voor het opstellen van de protesten te drukken. De hervorming bestaat uit twee delen. Het eerste gedeelte is van technische aard en beoogt de informatica zo veel mogelijk te integreren in het proces dat het handelspapier doorloopt. Het tweede gedeelte beoogt de wetteksten aan te passen aan de technische modernisering.

In de praktijk heeft de hervorming tot gevolg dat al het handelspapier dat is gedomicilieerd bij een kredietinstelling door middel van een bankrekeningnummer, wordt overgedragen aan het Herdiscontering- en Waarborginstituut. Dit instituut zal optreden als centraal beheersorganisme van het handelspapier en van de protesten en zal zich op de vervaldag bezighouden met het incasso via de verrekeningskamer van de Nationale Bank van België. De bankrekeningen zullen dus automatisch worden gedebiteerd en gecrediteerd.

De gegevens zullen tussen het HWI en de kredietinstellingen circuleren via elektronische weg of via fax naargelang de voorkeur van de instelling.

Het HWI zal aan een gerechtsdeurwaarder vragen om protest op te stellen in geval van niet-betaling. De protestakte zal automatisch worden opgesteld door het informaticasysteem van het instituut, dat over alle nodige gegevens beschikt. De gerechtsdeurwaarder moet de akte alleen nog betekenen. De gerechtsdeurwaarder moet dus enkel nagaan of het protest al dan niet correct is.

Het HWI zal in een geautomatiseerd bestand eveneens een repertorium bijhouden van alle protesten.

Dit zal de registratie en de publicatie van de protesten vergemakkelijken. Het zal ook de taken van de administratie van de BTW en van de Registratie en Domeinen aanzienlijk verlichten. Zij zullen zich in de toekomst kunnen beperken tot het registreren van het protest op basis van het repertorium dat al door het HWI werd opgesteld.

Voor de protesten wegens niet-acceptatie en de protesten in verband met handelspapier dat niet voorzien is van een bankrekeningnummer, blijft de procedure van de wet van 1877 behouden. Dit betekent in de praktijk dat het protest wordt opgesteld bij de betrokkene. De gerechtsdeurwaarder moet thans echter ­ en dit is wel een nieuw element in de procedure ­ een voor eensluidend verklaard afschrift van het protest bezorgen aan de centrale depositaris, namelijk het HWI. In beide gevallen staat de centrale depositaris telkens in voor de registratie en de publicatie van de protesten.

Er werden twee wetsontwerpen ingediend. Het ontwerp van protestwet groepeert alle bepalingen die krachtens artikel 77 van de Grondwet in beide Kamers moeten worden behandeld. Alle andere bepalingen werden samengevoegd in het wetsontwerp houdende diverse bepalingen met betrekking tot de protesten.

Het belang van de hervorming voor de banksector is duidelijk. De automatisering en de centralisering van de operaties zullen een vermindering van de administratiekosten met zich brengen. Bovendien zal de veiligheid verhogen, omdat het thans duidelijk zal zijn dat bepaalde handelspapieren al dan niet werden geprotesteerd. In het verleden was dit niet altijd het geval.

Het gebruik van handelspapier wordt bovendien aanzienlijk vergemakkelijkt door aan de gebruikers standaardformulieren ter beschikking te stellen evenals een brochure die aangeeft hoe het formulier moet worden ingevuld.

Door de modernisering van de wijze waarop het handelspapier verwerkt wordt, zal het krediet sneller ter beschikking worden gesteld. Bovendien verkleint het overdragen van gegevens via elektronische weg het risico op vergissingen.

Ten slotte zal de wijziging van de registratie- en de publicatieprocedures ook de Staat ten goede komen, aangezien zijn taak zich voortaan zal beperken tot het ontvangen van het vast recht van 200 frank, terwijl de verplichting om de tabellen met protesten op te stellen wordt overgedragen aan het HWI.

Bij de bespreking in de commissie werden een viertal aandachtspunten naar voren gebracht.

Ten eerste werd betreurd dat er zoveel tijd werd verloren met nodeloos juridisch gekibbel tussen Kamer en Senaat over het bicamerale dan wel monocamerale karakter van sommige bepalingen. Zodoende wordt de wet pas een jaar later van kracht en werd een jaar langer gesukkeld met de verouderde verwerkingsmethoden voor handelspapier.

Ten tweede bestond er een betwisting over het genot van de registratierechten. Voor sommige leden was het niet duidelijk of de registratierechten aan de federale dan wel aan de gewestelijke overheid toekomen. De minister verwees in dit verband naar de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gewesten en de gemeenschappen die duidelijk bepaalt dat alleen de registratierechten op de overdracht van onroerende goederen ten bezwarende titel een gewestelijke belasting zijn en dat griffie- en registratierechten op protesten een federale belasting zijn. De griffierechten worden overigens voor een deel aangewend om het gerecht te financieren.

Ten derde werden een reeks opmerkingen geformuleerd over de centraliserende rol die aan het Herdisconterings- en Waarborginstituut wordt toegewezen. Het HWI is een instelling sui generis, zonder eigen personeel. De instelling bestaat enkel op papier en de haar toegewezen opdrachten worden uitgevoerd door het personeel van de Nationale Bank. Door de centralisatie van de bewerkingen stijgt weliswaar de efficiëntie en dalen de kosten, maar andere instellingen zouden deze opdracht op een goedkopere manier kunnen vervullen dan de Nationale Bank.

In dit verband heeft de minister erop gewezen dat met het toekennen van deze nieuwe bevoegdheden aan het HWI wordt tegemoetgekomen aan het verzoek van de financiële sector om de verwerking van het handelspapier te centraliseren. Het HWI hield zich hiermee reeds in belangrijke mate bezig, zodat de keuze voor de hand lag.

Ten vierde stond ter discussie welke minister zal instaan voor het betalen van de vergoeding aan de centrale depositaris, in casu het HWI. Het wetsontwerp bepaalt dat de Koning de vergoeding bepaalt. In het geval dat de betaling zou geschieden door de minister van Economische Zaken, zou er een probleem rijzen met de controle op de effectieve kosten van de bewerking van protesten, aangezien alleen de minister van Financiën het toezicht uitoefent op het HWI. De kosten waarvan sprake betreffen enkel de kosten die gepaard gaan met het protesteren tegen de niet-betaling van handelspapier. Het centrale beheer van het handelspapier zal door het HWI zelf worden waargenomen, maar de kosten ervan zullen worden gedragen door de financiële instellingen en niet door de houders van handelspapier.

Ten slotte werd erop gewezen dat de informatisering en de centralisering voor gevolg hebben dat alle opdrachten in Brussel worden geconcentreerd en dienen te worden behandeld door de griffies van de Brusselse rechtbanken, die in tegenstelling tot de vroeger gangbare spreiding nu vrijwel alle protesten van het hele land in ontvangst zullen nemen. Voor dit probleem werd geen afdoende oplossing gevonden en uiteindelijk zal worden afgewacht of de praktijk wel tot onoverkoombare problemen zal leiden.

Op grond van de gevoerde discussies, kwam de commissie tot het besluit dat het niet noodzakelijk was amendementen in te dienen. Er werden wel een aantal vormverbeteringen aangebracht. Zij werden in het verslag opgenomen.

De acht aanwezige leden hebben de ontwerpen met eenparigheid van stemmen aangenomen. Het verslag werd eveneens eenparig goedgekeurd.

M. le président. ­ La parole est à M. Hatry.

M. Hatry (PRL-FDF). ­ Monsieur le président, comme l'a dit le rapporteur, que je tiens à féliciter de son travail, ce projet de loi a été adopté à l'unanimité en commission. C'est dire que nous le soutiendrons également en séance publique.

Si je prends la parole maintenant, c'est essentiellement pour souligner, afin que cela ne se reproduise pas à l'avenir, que ce projet illustre malheureusement une série de fausses manoeuvres, de cafouillages, de tâtonnements et d'erreurs dans le travail législatif du Sénat. L'historique de ce cheminement figure d'ailleurs aux pages 2 et 3 du rapport.

Je me permets de signaler que le président de l'institution qui devra gérer les protêts, le vice-gouverneur de la Banque nationale et président de l'I.R.G., M. William Fraeys, m'avait téléphoné au moment où le gouvernement avait déposé ce projet, en mai 1996, pour attirer mon attention sur la nécessité d'aller rapidement de l'avant, le monde économique attendant ce changement destiné à rationaliser et à rendre plus efficace le système des protêts. M. Fraeys partait bien entendu de l'idée que la commission des Finances et des Affaires économiques serait saisie de ce projet. En réalité, ce fut la commission de la Justice. Sans doute, l'ordre du jour de cette dernière n'est-il pas suffisamment chargé et s'est-il avéré nécessaire de le meubler par quelques points additionnels !

Quoi qu'il en soit, la commission de la Justice s'est penchée sur ce projet et elle a évidemment mis en avant des contestations quant à la définition et à la qualité du projet de loi, s'interrogeant sur le fait de savoir si la matière traitée relevait de l'article 77 ou de l'article 78 de la Constitution ou d'un savant mélange des deux articles. Après en avoir longuement délibéré, la commission de la Justice du Sénat a interrogé celle de la Chambre afin de connaître son attitude. Après cet interminable aller-retour, elle arriva à la conclusion que, conformément à la nouvelle doctrine du Conseil d'État, il valait mieux scinder le projet en deux parties, l'une relevant de l'article 77 et l'autre, de l'article 78 de la Constitution.

Chronologiquement, cette saga du premier projet de loi a commencé en mars 1996 pour se terminer en décembre 1996, après des manoeuvres parfaitement inutiles.

On m'avait peut-être reproché un certain manque de feeling à l'égard des problèmes de justice et de droit, mais je me permets de souligner que si la commission des Finances et des Affaires économiques avait été saisie de ce projet, il aurait pu être voté en commission et en séance plénière du Sénat avant les vacances d'été. Malheureusement, il n'en fut rien.

Vous trouverez d'ailleurs en annexe au rapport le texte de trois lettres que j'ai jugé nécessaire, tant comme président de commission que comme sénateur, membre de l'opposition, d'adresser au président de l'I.R.G., pour lui demander d'excuser la lenteur du processus législatif. En effet, je considère que des événements de ce genre portent atteinte à la réputation des parlementaires et nuisent à l'image de leur travail législatif. Avant d'en arriver aujourd'hui au vote de ce projet à caractère essentiellement technique, près de quinze mois se seront écoulés, alors qu'il aurait pu être expédié en trois mois si on avait voulu faire preuve d'un peu de bonne volonté.

Deuxième point : je me vois malheureusement obligé de formuler une critique très nette sur la façon de travailler du Sénat à l'heure actuelle. En effet, comme l'a dit M. Coene, il semble que l'on traite avec une désinvolture certaine les pièces et rapports des commissions ordinaires.

Ainsi, par exemple, j'ai introduit un amendement à un projet de résolution en janvier dernier. Il a fallu attendre quatre mois pour que ce document soit imprimé à l'intention de la commission des Affaires étrangères. Par ailleurs, nous avons reçu hier un projet de rapport sur les protêts comportant de très nombreuses erreurs. Ce document était intitulé « Rapport fait au nom de la commission des Affaires sociales ». De plus, le président de la commission, qui d'après ce texte avait signé le rapport, était notre honoré confrère M. Roger Lallemand et non votre serviteur.

On semble vraiment traiter par dessus la jambe le travail des commissions ordinaires pour consacrer d'autant plus de temps et d'énergie aux autres commissions. Je crois qu'il y a là une erreur de priorité. Ce n'est pas parce que, pour le moment, la radio et la télévision donnent une diffusion majeure aux commissions d'enquêtes, lesquelles remplissent également les pages des journaux, que le principal du travail parlementaire se situe à ce niveau. Il est à mon sens erroné de négliger à ce point le travail des commissions ordinaires car il viendra un moment où les commissions d'enquête prendront fin et le public s'interrogera alors sur les activités du Parlement. Il aura l'impression qu'il ne s'y passe plus rien puisque les commissions d'enquête auront pris fin.

Essayons de revaloriser quelque peu le travail des commissions normales car celles-ci reprendront à un moment donné le principal de l'activité parlementaire. Il n'est donc plus question de continuer à traiter comme des commissions de seconde zone celles qui accomplissent la majeure partie du travail parlementaire et assurent le contrôle du gouvernement, ce qui constitue, jusqu'à nouvel ordre, la tâche principale du Parlement. Il ne nous appartient pas de nous substituer au pouvoir judiciaire, comme d'aucuns en rêvent à l'heure actuelle.

Troisième point : nous confions à nouveau une activité à l'I.R.G., l'Institut de réescompte et de garantie qui, comme l'a dit tout à l'heure le rapporteur, n'a pas de personnel propre. En d'autres termes, c'est la Banque nationale de Belgique qui se chargera de cette activité « modernisée ». La Banque nationale de Belgique voudrait devenir, dans la nouvelle structure du système bancaire européen, une sorte de Federal Reserve Bank of Brussels . Dans l'esprit des dirigeants de la Banque nationale, Bruxelles est l'équivalent de New York. Ils considèrent donc qu'il s'agit de la banque principale par laquelle se déroulent les opérations du marché monétaire de la Banque centrale européenne.

La Banque nationale n'étant pas tout à fait certaine de cette évolution, elle se cherche de nombreuses activités nouvelles. Je ne lui donne pas tout à fait tort à cet égard car elle accomplit généralement du très bon travail. Je tiens à rappeler que la bibliothèque économique de la Banque nationale de Belgique est probablement à l'heure actuelle la plus riche en ouvrages de toutes les bibliothèques économiques et financières de ce pays. Pratiquement tout ce qui paraît est acheté par la banque et aucune bibliothèque universitaire ou d'entreprise n'arrive, de près ou de loin, au niveau de celle de la Banque nationale. C'est donc une mine parfaitement justifiée et justifiable d'informations économiques et financières et c'est très bien ainsi.

Toutefois, par rapport à ses quatorze collègues, à savoir les banques des autres pays membres de l'Union européenne, la Banque nationale a pour le moment un handicap. En effet, elle n'assure pas le contrôle des banques et seule une autre banque d'émission se trouve dans la même situation qu'elle. En d'autres termes, les banques d'émission de treize autres pays vont continuer à assurer la tutelle des banques, rôle qui est joué en Belgique par la Commission bancaire et financière. La Banque nationale n'est pas chargée de cette activité. C'est la raison pour laquelle je considère qu'elle s'obstine à chercher aujourd'hui à se doter d'activités nouvelles.

À cet égard, je rappelle qu'elle s'est vu attribuer par la loi un clearing de valeurs mobilières de fonds publics. Par ailleurs, elle a dans ses responsabilités la gestion de l'Institut des comptes nationaux, et ce dans le but de décharger l'Institut national de statistique et le Bureau du Plan qui n'étaient pas en mesure d'assumer cette tâche, et elle assure également la gestion de la centrale des bilans. Enfin, elle vient de se voir confier le régime des protêts. En principe, je n'ai aucune objection majeure à formuler à cet égard, si ce n'est que de la sorte, un nouveau monopole est créé, et ce au niveau d'une administration qui n'a pas pour tradition de traiter avec le public.

J'ai personnellement déjà eu l'occasion d'assister à des dépôts de bilan à la Banque nationale et ce n'était pas particulièrement agréable. Les fonctionnaires qui vous reçoivent ne sont pas du tout aimables et au moindre problème, ils vous font revenir quelques jours plus tard. C'est dire que si la Banque nationale doit assumer des fonctions de contact avec le public, assorti encore d'un monopole, comme l'émission de billets à l'heure actuelle, l'état d'esprit de l'organisme doit changer et celui-ci doit considérer non pas que le public est à son service mais qu'il est au service de ce dernier.

Dans ce contexte, la mentalité de guichet n'est pas adaptée : il convient de faire preuve de davantage de souplesse, d'ouverture, de sens du contact humain. Pour ma part, c'est une erreur que d'attribuer en masse de telles fonctions monopolistiques à la Banque nationale sans corriger l'état d'esprit du personnel qui se trouve derrière les guichets. Étant donné que certains de nos collègues sont issus de la banque nationale, je ne doute pas que le message soit entendu par la tutelle de cet organisme et que le comportement des agents de la banque sera adapté en fonction de ses nouvelles missions.

Cela étant, monsieur le président, notre groupe votera avec plaisir ce projet technique qui permet une modernisation de procédures en vigueur de longue date. Je me réjouis que nous ayons enfin cette opportunité après un délai de quinze mois d'attente. (Applaudissements.)

M. le président . ­ Plus personne ne demandant la parole, la discussion générale est close et nous passons tout d'abord à l'examen des articles du projet de loi sur les protêts.

Daar niemand meer het woord vraagt, is de algemene bespreking gesloten en vatten wij de artikelsgewijze bespreking aan van het ontwerp van protestwet.

L'article premier est ainsi rédigé :

Article 1er . La présente loi règle des matières visées à l'article 77 de la Constitution.

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid zoals bepaald in artikel 77 van de Grondwet.

­ Adopté.

Aangenomen.

TITRE Ier . ­ Dispositions générales

Chapitre Ier . ­ Des protêts faute de

paiement de lettres de change et de billets

à ordre présentés en Chambre de compensation

Art. 2. Les protêts faute de paiement de lettres de change et de billets à ordre présentés en Chambre de compensation conformément aux articles 38, alinéa 2, et 42, des lois coordonnées sur la lettre de change et le billet à ordre sont dressés par les huissiers de justice auprès d'une institution dénommée « dépositaire central » désignée à cette fin par le Roi.

TITEL I. ­ Algemene bepalingen

Hoofdstuk I. ­ Protesten wegens niet-betaling

van wisselbrieven en orderbriefjes

die in de Verrekeningskamer aangeboden worden

Art. 2. De protesten wegens niet-betaling van wisselbrieven en orderbriefjes die in de Verrekeningskamer aangeboden worden, overeenkomstig artikelen 38, tweede lid, en 42, van de gecoördineerde wetten op de wisselbrief en het orderbriefje, worden opgemaakt door de gerechtsdeurwaarders bij een door de Koning te dien einde aangewezen instelling, die « centrale depositaris » wordt.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 3. L'acte de protêt dressé conformément à l'article 2 contient :

1º les lieu, date et nature du protêt;

2º le type d'effet auquel l'acte de protêt se rapporte;

3º les nom et prénoms, raison sociale ou dénomination particulière du bénéficiaire du billet à ordre ou du tireur de la lettre de change, ainsi que son domicile ou siège social et son numéro d'immatriculation à la taxe sur la valeur ajoutée, s'il y est assujetti;

4º les nom et prénoms, raison sociale ou dénomination particulière du souscripteur du billet à ordre ou du tiré de la lettre de change, ainsi que son acceptation ou non par celui-ci, son domicile ou siège social et son numéro d'immatriculation à la taxe sur la valeur ajoutée, s'il y est assujetti;

5º la date de l'échéance;

6º le montant de l'effet et, s'il est différent, le montant pour lequel l'effet est protesté;

7º le motif du refus qui donne lieu au protêt;

8º le coût détaillé de l'acte;

9º les nom et prénoms de celui qui a dressé l'acte de protêt;

10º la raison sociale de l'établissement de crédit qui a requis le protêt et de celui auquel l'effet a été présenté au paiement.

Art. 3. De overeenkomstig artikel 2 opgemaakte protestakte bevat :

1º plaats, datum en aard van het protest;

2º het soort handelspapier waarop het protest betrekking heeft;

3º de naam en voornamen, firma of bijzondere benaming van de begunstigde van het orderbriefje of van de trekker van de wisselbrief, alsook zijn woonplaats of zetel en zijn nummer van inschrijving in het register van de belasting over de toegevoegde waarde, indien hij in die belastingheffing betrekbaar is;

4º de naam en voornamen, firma of bijzondere benaming van de ondertekenaar van het orderbriefje of van de betrokkene van de wisselbrief, alsook de vermelding of hij de wisselbrief al dan niet geaccepteerd heeft, zijn woonplaats of zetel en zijn nummer van inschrijving in het register van de belasting over de toegevoegde waarde, indien hij in die belastingheffing betrekbaar is;

5º de vervaldag;

6º het bedrag van het handelspapier en, indien dat zou verschillen, het bedrag waarvoor het protest werd opgemaakt;

7º de reden van de weigering die aanleiding geeft tot het protest;

8º de gedetailleerde kosten van de akte;

9º de naam en voornamen van de persoon die de protestakte heeft opgemaakt;

10º de firma van de kredietinstelling die het protest heeft aangevraagd, alsook die van de kredietinstelling aan wie het handelspapier ter betaling aangeboden is.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 4. Le dépositaire central conserve l'acte de protêt; dans les quatre jours de la date du protêt, il délivre aux établissements de crédit visés à l'article 3, 10º, un avis reprenant les mentions essentielles de cet acte et de l'effet protesté.

Lorsque le dernier jour de délai fixé à l'alinéa 1er est un jour de fermeture des bureaux du dépositaire central, ce délai est prorogé jusqu'au premier jour d'ouverture des bureaux qui suit l'expiration du délai.

Art. 4. De centrale depositaris bewaart de protestakte; binnen de vier dagen vanaf de dagtekening van het protest bezorgt hij de kredietinstellingen bedoeld in artikel 3, 10º, een bericht dat de essentiële gegevens van die akte en van het geprotesteerde handelspapier bevat.

Wanneer op de laatste dag van de in eerste lid bedoelde termijn de kantoren van de centrale depositaris gesloten zijn, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende dag waarop de kantoren geopend zijn.

­ Adopté.

Aangenomen.

Chapitre II. ­ Des autres protêts

faute de paiement et des protêts faute d'acceptation

Art. 5. § 1er . Les protêts faute d'acceptation ou de paiement autres que ceux visés à l'article 2 sont dressés par les huissiers de justice.

§ 2. Les protêts sont dressés :

1º au domicile ou siège social indiqué sur l'effet et à défaut d'indication, au dernier domicile ou siège social connu du débiteur;

2º au domicile ou siège social des personnes indiquées sur l'effet soit par le tireur, soit par l'endosseur pour le payer au besoin;

3º au domicile ou siège social du tiers qui a accepté par intervention.

En cas d'indication fausse ou incorrecte du domicile ou siège social, l'huissier de justice constate sur l'acte que le débiteur n'a pas été trouvé.

Hoofdstuk II. ­ Andere protesten wegens

niet-betaling en protesten wegens niet-acceptatie

Art. 5. § 1. De protesten wegens niet-acceptatie of wegens niet-betaling andere dan die bedoeld in artikel 2, worden door de gerechtsdeurwaarders opgemaakt.

§ 2. De protesten worden opgemaakt :

1º aan de woonplaats of zetel aangewezen op het handelspapier, en bij ontbreken van aanwijzing, aan de laatste bekende woonplaats of zetel van de debiteur;

2º aan de woonplaats of zetel van de personen die op het handelspapier, hetzij door de trekker, hetzij door de endossant zijn aangewezen om zo nodig het handelspapier te betalen;

3º aan de woonplaats of zetel van de derde die bij tussenkomst heeft geaccepteerd.

In geval van een valse of onjuiste aanwijzing van de woonplaats of zetel, stelt de gerechtsdeurwaarder in de akte vast dat de debiteur niet is gevonden.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 6. Pour autant qu'elles soient pertinentes au regard du type d'effet auquel elles se rapportent, les mentions énoncées dans l'acte de protêt sont :

1º les mentions reprises à l'article 3, 1º à 9º;

2º le nom du requérant;

3º la présence ou l'absence de celui qui doit payer;

4º le nom de la personne à qui l'avis visé à l'article 7 a été remis.

Art. 6. De protestakte bevat de volgende vermeldingen, in zoverre ze verenigbaar zijn met het soort handelspapier waarop het protest betrekking heeft :

1º de vermeldingen opgesomd in artikel 3, 1º tot 9º;

2º de naam van de verzoeker;

3º de aan- of afwezigheid van degene die moet betalen;

4º de naam van de persoon aan wie het in artikel 7 bedoelde bericht is overhandigd.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 7. Celui qui a dressé le protêt laisse au domicile ou au siège social visé à l'article 5, § 2, un avis mentionnant :

1º le nom et l'adresse du porteur qui a requis le protêt;

2º le nom de celui qui a dressé le protêt;

3º le montant de l'effet protesté.

S'il n'est trouvé personne audit domicile ou siège social, l'acte de protêt énonce ce fait et aucun avis n'est remis.

Art. 7. Hij die het protest heeft opgemaakt, laat op de in artikel 5, 2, bedoelde woonplaats of zetel een bericht na, met volgende vermeldingen :

1º de naam en het adres van de houder die om het protest verzocht heeft;

2º de naam van degene die het protest heeft opgemaakt;

3º het bedrag van het geprotesteerde handelspapier.

Indien niemand wordt aangetroffen aan de bedoelde woonplaats of zetel, vermeldt de protestakte dit feit en wordt geen bericht nagelaten.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 8. Au plus tard le premier jour ouvrable suivant la date du protêt, l'huissier de justice transmet une copie certifiée conforme de l'acte de protêt au dépositaire central.

Si un paiement total ou partiel de l'effet protesté intervient avant l'envoi du tableau prévu à l'article 443 de la loi du 18 avril 1851 sur les faillites, banqueroutes et sursis, l'huissier de justice adresse sans délai au dépositaire central une attestation relatant ce paiement.

Le Roi règle la manière dont la transmission s'opère.

Art. 8. Uiterlijk de eerste werkdag na de dagtekening van het protest maakt de gerechtsdeurwaarder een eensluidend verklaard afschrift van de protestakte over aan de centrale depositaris.

Wordt het geprotesteerde handelspapier geheel of gedeeltelijk betaald voordat de in artikel 443 van de wet van 18 april 1851 betreffende het faillissement, de bankbreuk en het uitstel van betaling, genoemde tabel wordt verzonden, dan zendt de gerechtsdeurwaarder onverwijld een attest over die betaling aan de centrale depositaris.

De Koning regelt de wijze waarop deze documenten overgemaakt worden.

­ Adopté.

Aangenomen.

Chapitre III. ­ Répertoire des actes de protêt

Art. 9. Un répertoire, tenu par le dépositaire central, contient l'indication de tous les actes de protêts. Ce répertoire peut prendre la forme d'un fichier informatisé.

Hoofdstuk III. ­ Repertorium van de protestakten

Art. 9. Een door de centrale depositaris gehouden repertorium vermeldt alle protestakten. Dit repertorium kan de vorm van een computerbestand aannemen.

­ Adopté.

Aangenomen.

Chapitre IV. ­ Dispositions diverses et pénales

Art. 10. § 1er . Le Roi fixe la rémunération du dépositaire central pour l'exécution des prestations de cette institution découlant de l'établissement, l'enregistrement et la publication des protêts.

§ 2. Le Roi règle la forme des actes de protêt visés aux articles 3 et 6 ainsi que celle des avis visés aux articles 4 et 7.

Hoofdstuk IV. ­ Diverse en strafbepalingen

Art. 10. § 1. De Koning bepaalt de vergoeding van de centrale depositaris voor zijn prestaties die voortvloeien uit het opmaken, de registratie en de bekendmaking van de protesten.

§ 2. De Koning bepaalt de vorm van de protestakten bedoeld in de artikelen 3 en 6 en van de berichten bedoeld in de artikelen 4 en 7.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 11. Est puni, de la peine prévue par l'article 38 de la loi du 8 décembre 1992 relative à la protection de la vie privée à l'égard des traitements de données à caractère personnel, le dépositaire central, son préposé ou son mandataire qui a divulgué à quelque personne que ce soit non autorisée à les recevoir, des données à caractère personnel relatives aux effets de commerce protestés qui n'ont pas encore fait l'objet de la publicité visée à l'article 443 de la loi du 18 avril 1851 sur les faillites, banqueroutes et sursis.

Art. 11. Met de straf bepaald in artikel 38 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, wordt de centrale depositaris, zijn aangestelde of zijn lasthebber bestraft, wanneer hij persoonsgegevens die verband houden met het geprotesteerde handelspapier waarvan het protest nog niet werd bekendgemaakt zoals bepaald in artikel 443 van de wet van 18 april 1851 betreffende het faillissement, de bankbreuk en het uitstel van betaling, meedeelt aan om het even welke persoon die niet gerechtigd is ze te ontvangen.

­ Adopté.

Aangenomen.

Art. 12. La présente loi entre en vigueur le même jour que la loi du ... portant des dispositions diverses relatives aux protêts.

Art. 12. Deze wet treedt in werking op dezelfde dag als de wet van ... houdende diverse bepalingen met betrekking tot de protesten.

­ Adopté.

Aangenomen.

M. le président. ­ Il sera procédé tout à l'heure au vote sur l'ensemble du projet de loi.

We stemmen zo dadelijk over het geheel van het wetsontwerp.

En ce qui concerne le projet de loi portant des dispositions diverses relatives aux protêts, relevant de la procédure d'évocation, il sera également procédé tout à l'heure au vote sur l'ensemble.

Wij stemmen zo dadelijk ook over het geheel van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen met betrekking tot de protesten, waarvoor de evocatieprocedure geldt.