1-100

1-100

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 20 MARS 1997

VERGADERING VAN DONDERDAG 20 MAART 1997

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER ANCIAUX AAN DE MINISTER VAN JUSTITIE OVER « HET GELD VAN DE CVP BIJ KB LUX »

QUESTION ORALE DE M. ANCIAUX AU MINISTRE DE LA JUSTICE SUR « L'ARGENT DU CVP À LA K.B. LUX »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Anciaux aan de minister van Justitie over « het geld van de CVP bij KB Lux ».

Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, in de eerste plaats dank ik u dat ik deze vraag mag stellen.

De voorzitter. ­ Wat bedoelt u daarmee, mijnheer Anciaux ?

De heer Anciaux (VU). ­ Niets anders dan wat ik net heb gezegd, mijnheer de voorzitter. Enkele weken geleden rees er immers wel een probleem toen ik over KB Lux een vraag wilde stellen. Vandaag kan dit blijkbaar wel en daarvoor wil ik u danken.

In een Humo -artikel over het boek De discrete charme van een Luxemburgs bankier van Ludwig Verduyn wordt gezegd dat speurders onlangs in het KB Lux-dossier op een belangrijke CVP-schat zijn gestoten. Enige tijd na het losbarsten van de KB Lux-affaire werd reeds gewag gemaakt van het feit dat Mark Eyskens, voormalig CVP-premier, betrokken zou zijn in deze zaak. De CVP-schat staat op een van de speciaal genummerde rekeningen die gebruikt worden voor fiscale witwasoperaties, namelijk rekening 426290, die op naam staat van de Liberiaanse holding Prothea Ltd. Deze holding werd opgericht door een simpele fax te sturen naar de International Trust Company of Liberia. Dat land wordt geteisterd door een burgeroorlog, maar is desalniettemin een waar fiscaal paradijs voor rijke westerlingen.

Uit het boek van De Morgen -journalist Ludwig Verduyn blijkt dat op de Prothearekening geregeld transacties werden verricht, coupons werden geïnd en deviezentransacties werden uitgevoerd. Volgens documenten die ik in mijn bezit heb, bedroeg het saldo van deze rekening op een bepaald ogenblik 1 013 446 970 frank. Om juist te zijn moet ik hier nog 67 centiemen aan toe voegen. Uit het dossier blijkt eveneens dat op 10 januari 1994 KB Lux voor Prothea een back to back -lening regelde ten belope van 300 miljoen frank. Toen het Protheadossier in handen kwam van de speurders, was het vergezeld van een handgeschreven KB Lux-nota waarop stond : « Omzichtig behandelen. Behoort aan een christendemocratisch ex-premier. »

Kan de minister de door Ludwig Verduyn aangebrachte gegevens betreffende Prothea bevestigen ? Heeft hij enig idee over welke christendemocratische ex-premier het hier gaat ? Welke maatregelen zal de minister treffen gegeven de ernst van de beschuldigingen ? Is het niet de hoogste tijd dat er voldoende personeel en materieel ter beschikking wordt gesteld om financiële dossiers in het algemeen en de KB Lux-affaire in het bijzonder tot op het bot uit te spitten ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister De Clerck.

De heer De Clerck, minister van Justitie. ­ Mijnheer de voorzitter, ik heb er geen enkel probleem mee om de vraag van de heer Anciaux te beantwoorden en wil hem alle informatie geven die ik te mijner beschikking heb.

Zijn vragen lijken mij meer evenwichtig dan zijn inleiding. Ik zie dat echter graag door de vingers, aangezien wij allemaal kinderen van de hoop zijn en wij allemaal een zekere tijd nodig hebben om tot een kritische analyse te komen van wat de media ons voorschotelen.

Als minister van Justitie moet ik mij in dergelijke zaken richten tot de gerechtelijke overheden, die toegang hebben tot het dossier, meer in het bijzonder tot de procureur-generaal. In de inlichtingen die ik van hem heb gekregen over het dossier-KB Lux of over de in beslag genomen stukken vind ik geen enkel element dat enige aanduiding geeft voor wat de heer Anciaux zo omstandig en met zoveel plezier heeft voorgelezen. Ik kan hierover niet meer informatie verstrekken, aangezien geen enkel van de aangehaalde elementen in het KB Lux-dossier terug te vinden is. Ik weet ook niet wat verder onderzoek aan het licht zal brengen. Humo of De Morgen zullen misschien nog zaken aan het licht brengen en ik hoop dat hun berichtgeving over dit dossier objectief zal zijn.

Ik wil dieper ingaan op de ernst van de problematiek van de financiële en economische delinquentie. Het KB Lux-dossier is geen alleenstaand feit. Daarnaast hebben wij nog de dossiers van Crédit Lyonnais en van de Fisherbank in Antwerpen, dossiers uit Luik en Neufchâteau, enkele dossiers die steeds weer opduiken, om nog niet te spreken over de talrijke faillissementen. Ik heb al verschillende initiatieven genomen om de procureurs-generaal ertoe aan te zetten deze problemen aan te pakken. In Brussel werd een werkgroep onder leiding van advocaat-generaal De Lentdecker belast met de coördinatieopdracht inzake de afhandeling van alle financiële dossiers in het gerechtelijk arrondissement Brussel, dus niet alleen het dossier-KB Lux.

Op de vergadering van deze coördinatiegroep van 6 maart 1997 werd beslist dat alle personeelsleden van de financiële sectie van de gerechtelijke politie van Brussel, samen 55 personen, met onmiddellijke ingang exclusief de financiële dossiers zouden behandelen hen toevertrouwd door de « financiële magistraten », dit wil zeggen de onderzoeksrechter en parketmagistraten verbonden aan de financiële sectie.

Deze 55 personen komen bovenop de 43 speurders van de derde criminele opsporingssectie van de rijkswacht. Deze opsporingssectie zal uitsluitend dossiers behandelen inzake georganiseerde economische en financiële delinquentie. De procureur-generaal te Brussel heeft de commandant van de rijkswacht verzocht het personeelsbestand van 43 op 50 eenheden te brengen. Ik heb erop aangedrongen steeds op de hoogte te worden gehouden van de personeelssterkte en de ingezette middelen.

Op 27 februari 1997 heb ik de procureurs-generaal per brief verzocht drie inventarissen op te maken. De eerste inventaris betreft het aantal financieel-economische dossiers dat per parket hangende is. In een tweede inventaris dient het aantal personen te worden vermeld van rijkswacht en gerechtelijke politie dat beschikbaar is voor de behandeling van deze dossiers. In een derde inventaris dient te worden vermeld aan welke dossiers voorrang wordt verleend en de gevolgen hiervan op het aantal manschappen. Ik verwacht eerstdaags over de gevraagde inventarissen te beschikken; ik beschik nu al over de meeste gegevens.

De procureurs-generaal moeten beslissen welke dossiers worden behandeld, hoeveel mensen en middelen worden ingeschakeld. De minister van Justitie moet niet in hun plaats beslissen waar er een extra man moet worden geplaatst of waar er iemand te veel is. Hij moet alleen in het kader van het algemene strafrechtelijke beleid waken over het goed functioneren van de diensten en eventuele dysfuncties, waarvan hier duidelijk sprake is, nader onderzoeken.

Het wetsontwerp houdende toekenning van de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie aan ambtenaren van de fiscale administraties ter beschikking gesteld van de procureur des Konings en van de arbeidsauditeur werd in het Parlement ingediend. Dit ontwerp moet ervoor zorgen dat de fiscale ambtenaren gedetacheerd bij de parketten de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie krijgen, niet alleen worden belast met analyses, maar ook werkelijk kunnen optreden, zodat er echte bijstand wordt verleend aan de procureurs of aan de onderzoeksrechters.

Er is ondertussen een nieuwe oproep gedaan, omdat van de zestien voorziene betrekkingen er door demotivatie nog maar zeven blijven bezet. Ik hoop dat met het nieuwe ontwerp de personeelsformatie opnieuw wordt aangevuld.

Wij leggen ook de laatste hand aan het koninklijk besluit tot vaststelling van de regels waarbij ambtenaren van fiscale administraties ter beschikking kunnen worden gesteld van de CDGEFID, een dienst die trouwens zeer goed werk verricht. De eerste teksten zijn in omloop. Ook deze ambtenaren zullen de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie kunnen krijgen, wat erg belangrijk is.

Op 16 september 1996 werd aan de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid de opdracht gegeven te onderzoeken hoe de gegevensuitwisseling tussen alle diensten betrokken bij de strijd tegen de economische en financiële georganiseerde criminaliteit kan worden geoptimaliseerd en of bepaalde beperkingen van het charter van de belastingplichtige kunnen worden weggewerkt of aangepast. Daaromtrent werden adviezen ingewonnen, en werkt men aan een eindtekst. In de loop van april zal door de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid een « forum rond financieel-economische en sociale criminaliteit » worden georganiseerd. Volgende maand weten wij daarover meer.

Ook met het nieuwe faillissementsrecht komen wij tot een vernieuwde aanpak van de financieel-economische delicten. Het parket krijgt hier een belangrijke rol toebedeeld, zoals trouwens ook in het wetsontwerp-Franchimont. Dit zal noodzakelijkerwijs moeten leiden tot een personeelsuitbreiding.

Ook de specialisatie van de rijkswacht en gerechtelijke politie mag niet onvermeld blijven. Volgens de richtlijn van 21 februari 1997 moet de financieel-economische misdaad als een afzonderlijk item worden aangebracht. Iedereen kan zich niet langer met hetzelfde bezighouden, men moet zich gaan specialiseren. Overigens hoop ik dat de integratie van het Hoog Comité van Toezicht en van de Centrale Dienst voor de Bestrijding van de Georganiseerde Financiële en Economische Delinquentie in de gerechtelijke politie verder kan worden geoptimaliseerd.

Bovendien heb ik beslist dat er een aantal externe experts, zoals accountants, ter beschikking zullen worden gesteld van de parketten om het analysewerk te helpen verrichten bij financiële, economische en fiscale dossiers. Ik denk hierbij ook aan de afhandeling van faillissementen waarbij klacht wordt ingediend en waarvan de curator nadien nooit nog iets hoort. Ook dit is een kwaal.

Ten slotte wijs ik er nog op dat het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financieel stelsel voor het witwassen van geld voor advies is ingediend bij de Raad van State. Zo zullen wij de witwaswetgeving kunnen verscherpen. Wij wensen het toepassingsgebied van de wet uit te breiden tot onder meer de vastgoedmakelaars, de notarissen, de gerechtsdeurwaarders, de bedrijfsrevisoren, de externe accountants enzovoort. Voor al deze beroepen zal er een meldingsplicht komen. Zij zullen de financiële informatie die kan wijzen op abnormaliteiten, moeten signaleren bij de Cel voor Financiële Informatieverwerking.

Ik geef al deze elementen als antwoord op een nogal suggestieve vraag en op geruchten en om aan te tonen dat er geen enkel element is dat erop kan wijzen dat de strijd tegen de financieel-economische misdaad niet met alle mogelijke middelen wordt voortgezet.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux voor een repliek.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord en voor de verwijzing naar mijn boek. Ik hoop dat het ook zijn weg zal vinden naar de durvers, wie dat ook mogen zijn.

Het antwoord van de minister verwondert mij toch enigszins. De minister verklaart immers dat geen enkel element kan bewijzen wat ik heb gezegd. Ik zal de minister graag mijn documenten van KB Lux overhandigen, namelijk de brief van 10 januari gericht aan Prothea waarin heel de overeenkomst is opgenomen die ondertekend is, waaraan kopies van uittreksels van rekeningen zijn toegevoegd, enzovoort. Het is zelfs zo dat met de lening van 300 miljoen, die « zogezegd » op dezelfde dag is terugbetaald, SICAV's zijn gekocht bij KB Lux Bond Found. Deze SICAV's zijn perfect terug te vinden. Ik zal de minister deze documenten overhandigen, want ik beschik blijkbaar over meer gegevens dan hij zelf.

Ik betwist helemaal niet dat de minister inspanningen doet om een aantal zaken recht te zetten. Ik heb de minister vroeger reeds ondervraagd over KB Lux en hem er toen al op gewezen dat het niet meer volstaat enkele mensen van de ene dienst naar de andere dienst over te plaatsen. Er moeten deskundige personen extra worden aangeworven. Wij hebben topdeskundigen nodig en daarvoor moet geld worden vrijgemaakt. Dat enkele niet-bekwame mensen van het ene dossier naar een ander worden verplaatst is niet belangrijk. Wij moeten topdeskundigen aannemen.

Ik ben het niet eens met de minister dat enkel de procureurs-generaal daarin hun verantwoordelijkheid moeten opnemen. Ook de minister moet zijn verantwoordelijkheid opnemen. Als de procureurs-generaal niet voldoende mensen plaatsen op belangrijke dossiers, zoals KB Lux en een groot aantal andere dossiers die niet onderzocht worden, dan is er mogelijk sprake van kwade wil. In dat geval is het de politieke verantwoordelijkheid van ons allen en de beleidsverantwoordelijkheid van de minister om te zorgen dat de procureurs-generaal worden verplicht voldoende mensen ter beschikking te stellen van de onderzoeksrechters.

De minister heeft mij enkele weken terug gezegd dat men wacht op een evaluatienota. Wij mogen echter niet langer wachten op deze evaluatienota. Het is dringend nodig dat wij aangeven dat het ons menens is, dat wij geld halen bij diegenen die geld afnemen van de gemeenschap. Dit zal geld kosten, maar ook heel wat geld opbrengen voor de gemeenschap en dus ook voor de kleine belastingbetaler. Deze rechtvaardigheid moeten wij met zijn allen nastreven.

De voorzitter . ­ Het woord is aan minister De Clerck.

De heer De Clerck, minister van Justitie. ­ Mijnheer de voorzitter, ik stel vast dat de heer Anciaux niet goed heeft geluisterd naar mijn antwoord. Wat hij vraagt zijn zaken die ik al heb gerealiseerd en waar ik voortdurend mee bezig ben. Ik vind het gemakkelijk om te wijzen op wat prioritair is en op initiatieven die moeten worden genomen, wanneer die initiatieven reeds in uitvoering zijn. Ik zal mijn eigen lijn blijven bepalen en die zal niet veranderen onder druk van de heer Anciaux. Met alle mogelijke middelen wordt gewerkt aan deze belangrijke dossiers.

Als de heer Anciaux mij informatie wil geven, mag hij dat doen, maar als hij beschikt over informatie die zou kunnen wijzen op strafbare feiten, dient deze informatie aan de geëigende personen, aan de parketmagistraten, te worden gegeven, zodat de informatie op een normale manier in handen van de onderzoeksmagistraat komt. Strafbare feiten moet men niet bekendmaken via De Morgen of Humo of vragen in de Senaat. Als men strafbare feiten kent, moet men die ter beschikking stellen van de geëigende persoon. Ik vind dit ook een element van de nieuwe politieke cultuur.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, ik vraag het woord voor een persoonlijk feit.

De voorzitter . ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU) (persoonlijk feit) . ­ Mijnheer de voorzitter, ik kan moeilijk aanvaarden dat men zegt dat ik met goedkope argumenten aankom op het moment dat ik documenten in mijn bezit heb. Als de minister beweert dat er niets in het dossier zit, dan is het mijn plicht aan iedereen te zeggen dat er wel degelijk documenten zijn. Ik zal deze documenten aan de minister overhandigen zodat ook hij zijn opdracht kan waarmaken, want men heeft hem blijkbaar voorgelogen. Ik zal deze documenten eveneens overhandigen aan de gerechtelijke instanties.

De voorzitter . ­ Het woord is aan minister De Clerck.

De heer De Clerck , minister van Justitie. ­ Mijnheer de voorzitter, ik stel vast dat de documenten die mij worden overhandigd en die de heer Anciaux citeert, niets te maken hebben met een christendemocratische premier, en dat zij enkel betrekking hebben op bepaalde delen van het dossier. Ik zal deze documenten bij het dossier voegen, laten onderzoeken en hem op de hoogte houden van de resultaten.

De heer Vandenberghe (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, ik vraag het woord voor een persoonlijk feit.

De voorzitter . ­ Het woord is aan de heer Vandenberghe voor een persoonlijk feit.

De heer Vandenberghe (CVP) (persoonlijk feit) . ­ Mijnheer de voorzitter, de heer Anciaux heeft zijn mondelinge vraag ingeleid met de suggestie of bewering dat de CVP beschikt over een belangrijke schat en hij suggereert dat die belangrijke schat zich in Luxemburg zou bevinden. Hij heeft dat gesuggereerd zonder daartoe enig bewijs aan te brengen.

Ik wil formeel bevestigen dat de CVP noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks enige rekening heeft of gehad heeft in Luxemburg. Indien houders van rekeningen in Luxemburg zouden hebben beweerd dat zij namens de CVP een rekening kunnen openen in een ander land, dan hebben zij zich schuldig gemaakt aan schriftvervalsing en gebruik van valse hoedanigheden. Een dergelijke handelwijze is geenszins te verzoenen met de normale werking van een democratische partij.

Wij hebben vertrouwen in de minister van Justitie en eisen dat deze zaak volledig wordt opgehelderd, niet alleen opdat ­ indien het nodig zou blijken ­ de wet in al haar strengheid wordt toegepast, maar ook om te verhinderen dat in ons land de Nieuwe Politieke Cultuur zou worden gevestigd, die erin bestaat op lichtzinnige wijze andermans eer en goede naam te besmeuren. (Applaus.)

De voorzitter . ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, wanneer in de pers, zowel in De Morgen als in Humo en in een heleboel andere kranten, wordt verwezen naar het bestaan van een eventuele CVP-schat die zou zijn ontstaan door de constructie die ik heb toegelicht, is het mijn plicht hierover duidelijkheid te vragen. Men kan dit niet afdoen als het vertellen van loze zaken. Deze vraag is gebaseerd op informatie uit de pers, waarover de publieke opinie duidelijkheid wenst.

De voorzitter . ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.