1-98

1-98

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 13 MARS 1997

VERGADERING VAN DONDERDAG 13 MAART 1997

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER GOOVAERTS AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN FINANCIËN EN BUITENLANDSE HANDEL OVER « DE NATIONALE LOTERIJ »

QUESTION ORALE DE M. GOOVAERTS AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DES FINANCES ET DU COMMERCE EXTÉRIEUR SUR « LA LOTERIE NATIONALE »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Goovaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel over « de Nationale Loterij ».

Minister Poncelet antwoordt namens zijn collega.

Het woord is aan de heer Goovaerts.

De heer Goovaerts (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, met alle respect voor de minister van Landsverdediging en voor zijn onderlegdheid inzake financiën, moet ik toch betreuren dat de minister van Financiën niet zelf op deze niet-onbelangrijke vraag kan antwoorden, temeer daar hij persoonlijk betrokken was bij de privatisering van een aantal overheidsbedrijven.

In 1994 werd de Nationale Loterij verplicht vijftien miljard frank aan de Schatkist te betalen om het monopolie van de openbare loterij tot in 2001 te behouden alsook een jaarlijkse monopolierente van 2,5 miljard frank. Om deze vijftien miljard te kunnen ophoesten, werd een lening aangegaan bij de Belgische banken voor een bedrag van veertien miljard frank terugbetaalbaar in 2001 met een jaarlijkse interestlast van één miljard zeventig miljoen frank.

De nettowinst van de Nationale Loterij moet worden verdeeld over projecten van algemeen nut. Voor de terugbetaling van de lening dienen reserves te worden aangelegd. Om meer geld op te halen, dient de Nationale Loterij steeds nieuwe producten te lanceren om de speelzucht van het publiek aan te wakkeren.

In dit verband zou ik van de minister willen vernemen welke de rentevoorwaarden zijn voor de lening van veertien miljard frank, hoe de Nationale Loterij het kapitaal schikt terug te betalen en of er daartoe reserves werden aangelegd. Verder wilde ik ook vernemen wie de projecten van algemeen nut bepaalt, of dat op jaarbasis gebeurt en of er verplichte projecten zijn die jaarlijks recht hebben op een deel van de winst. Zo ja, over welke projecten gaat het hier dan en hoeveel ontvangen zij ?

Ten slotte zou ik willen weten of de minister het ethisch verantwoord vindt dat het publiek wordt aangezet tot spelen om de staatskas te spijzen.

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Poncelet.

De heer Poncelet, minister van Landsverdediging. ­ Mijnheer de voorzitter, aangezien vice-eerste minister Maystadt als minister van Buitenlandse Handel verplichtingen in het buitenland dient na te komen, zal ik zijn antwoord voorlezen.

Met betrekking tot de rentevoorwaarden van de lening van veertien miljard, stel ik voor een kopie met de cijfergegevens van de heer Maystadt aan de vraagsteller te overhandigen. Ik denk dat het voorlezen van tabellen in openbare vergadering niet nuttig is.

De Nationale Loterij zal het ontleende kapitaal op de vermelde vervaldagen terugbetalen. Het bedrag van vijftien miljard frank bestaat uit een lening van veertien miljard en één miljard frank aan eigen middelen, immaterieel vast activum-concessie, en wordt tussen 1995 en 2001 volgens een vastgelegd schema afgeschreven. Ook van dit schema zal ik een kopie aan de vraagsteller overhandigen.

De tegenwaarde van de afschrijvingen wordt telkenjare gevoegd bij de beleggingsportefeuilles van de Nationale Loterij, actief beheerd door de ASLK-Bank en het Gemeentekrediet van België. De portefeuilles in kwestie werden samengesteld met het oog op de creatie van voldoende financiële reserves voor de terugbetaling van de ontleende kapitalen.

Op de vraag wie instaat voor het bepalen van de projecten van algemeen nut en welke bedragen hiervoor worden uitgetrokken, kan ik antwoorden dat de bestemming van de winsten van de Nationale Loterij wordt geregeld door de artikelen 15 tot 18ter van de wet van 22 juli 1991 betreffende de Nationale Loterij.

Er kan tevens worden verwezen naar het antwoord van de minister van Financiën op de parlementaire vraag nummer 721 van 21 januari 1997 van mevrouw Van de Casteele, lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers, en op de parlementaire vraag nummer 515 van 6 mei 1996 van de heer Wauters, eveneens lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers. In deze antwoorden wordt gedetailleerd uiteengezet op welke wijze en volgens welke criteria de winsten van de Nationale Loterij worden verdeeld. Ik zal de heer Goovaerts ook een kopie van deze antwoorden bezorgen.

De laatste vraag van de heer Goovaerts betrof de ethische aspecten van het organiseren van loterijen in het algemeen. Dit thema is niet nieuw en heeft overigens reeds aanleiding gegeven tot discussies in het Parlement tijdens de bespreking van de wet van 31 december 1851 op de loterijen en van de wetten van 5 juli 1964 en 22 juli 1991 betreffende de Nationale Loterij. De wetgever was steeds van oordeel dat een algemeen verbod op loterijen onvermijdelijk clandestiene loterijen zou doen ontstaan. Daarom vond hij het opportuun de organisatie van een openbare loterij toe te vertrouwen aan een openbare instelling zoals de Nationale Loterij. Door haar lange ervaring kan deze instelling bevestigen dat de verschillende vormen van loterijen met biljetten die zij organiseert, nooit aanleiding hebben gegeven tot afhankelijkheid die een marginale groep personen zou kunnen aanzetten tot het stellen van onverantwoorde daden. Men moet zich er overigens van bewust zijn dat de sfeer die in een boekhandel heerst helemaal niet te vergelijken is met de sfeer in een zaal die uitsluitend bestemd is voor spelen of in drankgelegenheden waar spelautomaten staan. De morele en ethische aspecten kunnen overigens aanleiding geven tot eindeloze discussies.

Mijnheer de voorzitter, tot zover het antwoord van vice-eerste minister Maystadt. Ik zal de heer Goovaerts een kopie van de tabellen en de cijfers bezorgen.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Goovaerts voor een repliek.

De heer Goovaerts (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord en maak er graag twee opmerkingen bij. Als er inderdaad meer dan een eeuw geleden, en ook een dertigtal jaar geleden, reeds werd gediscussieerd over spelen en loterijen en de filosofie van de wetgever was dat loterijen moeten worden georganiseerd om te verhinderen dat er illegale kansspelen worden ingericht, dan moeten wij dit waarderen. Mijns inziens is de Nationale Loterij de jongste jaren toch wel over deze grens gegaan en is zij een onderneming geworden die het spel eigenlijk exploiteert om economische redenen en niet langer om sociale en andere problemen te voorkomen. Men begrijpt wel wat ik bedoel.

Ik verwacht dan ook dat de regering ervoor zal zorgen dat in ons land geen verdere spelinfrastructuur, zoals casino's, wordt uitgebouwd. Casino's zijn immers volledig gericht op het exploiteren van de speelzucht van de mensen.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Weyts.

De heer Weyts (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, is het mogelijk de cijfers te laten opnemen in de Parlementaire Handelingen, zodat ook de andere senatoren erover kunnen beschikken ?

De voorzitter. ­ De cijfers werden niet geciteerd. Dat is dus onmogelijk. De heer Goovaerts kan u natuurlijk een kopie geven van de lijst.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.