1-93

1-93

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 20 FÉVRIER 1997

VERGADERING VAN DONDERDAG 20 FEBRUARI 1997

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER ANCIAUX AAN DE EERSTE MINISTER OVER « DE MOGELIJKE VERLENGING VAN HET MANDAAT VAN DE HEER WATHELET ALS RECHTER BIJ HET HOF VAN JUSTITIE TE LUXEMBURG »

QUESTION ORALE DE M. ANCIAUX AU PREMIER MINISTRE SUR « LA PROLONGATION ÉVENTUELLE DU MANDAT DE M. WATHELET COMME JUGE À LA COUR DE JUSTICE DE LUXEMBOURG »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Anciaux aan de eerste minister over « de mogelijke verlenging van het mandaat van de heer Wathelet als rechter bij het Hof van Justitie te Luxemburg ».

Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, gewezen minister van Justitie, de heer Wathelet, is een van de dertien rechters bij het Hof van Justitie in Luxemburg. Zij worden benoemd voor een periode van zes jaar. Op 6 oktober 1997 loopt het mandaat van zeven rechters af. Dit is ook het geval voor de heer Wathelet die de termijn vervolledigde van de heer Joliet.

Het hof vraagt een spoedige bekendmaking van de rechters wier mandaat verlengd zal worden teneinde vertraging van de momenteel aanhangige zaken door vervanging te vermijden.

De regeringen van de Lid-Staten beslissen in onderlinge overeenstemming over de benoeming van deze rechters. In de praktijk is het echter zo dat elke nationale regering zijn eigen kandidaat voordraagt.

Rekening houdend met de politieke verantwoordelijkheid van de heer Wathelet als voormalig minister van Justitie in de affaire-Dutroux, is het mijns inziens niet wenselijk dat de Belgische regering de heer Wathelet voor een herbenoeming naar voren schuift. Een in opspraak gekomen minister als rechter bij het Hof van Justitie in Luxemburg schaadt ons gehavend imago nog meer.

Graag ontving ik een antwoord van de eerste minister op de volgende vragen.

Ten eerste, zal de Belgische regering de heer Wathelet voordragen voor een tweede ambtstermijn als rechter bij het Hof van Justitie te Luxemburg ?

Ten tweede, meent de eerste minister dat de heer Wathelet de aangewezen persoon is voor een herbenoeming gelet op zijn dubieuze rol in de affaire-Dutroux ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan de eerste minister.

De heer Dehaene, eerste minister. ­ Mijnheer de voorzitter, begin september 1995 heeft de regering beslist de heer Wathelet voor te dragen als opvolger van wijlen rechter Joliet voor de verdere uitoefening van diens mandaat en voor het daarop volgende mandaat. De regering ziet op het ogenblik geen enkele reden om haar beslissing te herzien.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux voor een repliek.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de voorzitter, ik wist wel dat de eerste minister korte antwoorden geeft. Eigenlijk had ik verwacht dat hij zou zeggen : « We moeten de problemen pas oplossen op het ogenblik dat we ermee geconfronteerd worden. » Ik wilde dan ook op tijd een duidelijk antwoord van de regering. Dit klare antwoord van de eerste minister ontgoochelt mij echter ten zeerste. Eigenlijk houdt hij geen enkele rekening met het enorme ongenoegen dat bij de publieke opinie leeft tegenover de heer Wathelet die als minister van Justitie in het dossier-Dutroux toch duidelijk heeft gefaald. Blijkbaar houdt hij geen enkele rekening met het signaal van de publieke opinie. Hij doet alsof er niets aan de hand is, gaat over tot de orde van de dag, lacht alle bezorgdheid die bij de bevolking leeft gewoon weg en reageert alsof zulke vragen eigenlijk onverantwoord zijn. Ik heb de indruk dat de eerste minister nogmaals schade toebrengt aan het imago van ons land ­ wat mij op zich een zorg zal zijn ­ maar vooral aan het imago van het politiek bedrijf. Zijn verantwoordelijkheid op dit vlak is de jongste maanden zo enorm groot geworden en zijn arrogantie zo hemeltergend dat ik van zijn antwoord alleen met afgrijzen kennis kan nemen.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.