1-90 | 1-90 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCE DU JEUDI 30 JANVIER 1997 |
VERGADERING VAN DONDERDAG 30 JANUARI 1997 |
De voorzitter . Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Hostekint aan de vice-eerste minister en minister van Economie en Telecommunicatie over « de toegang tot de bankdiensten voor personen met beperkte bestaansmiddelen ».
Het woord is aan de heer Hostekint.
De heer Hostekint (SP). Mijnheer de voozitter, via de pers vernemen wij dat verschillende banken en bankfilialen weigeren OCMW-cheques uit te betalen en dat zij bestaansminimumtrekkers liever niet aan hun loketten zien verschijnen. Tienduizenden mensen worden op die manier een minimale bankservice ontzegd.
Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie Jan Peeters werd hierover deze week geïnterpelleerd in de Kamer. Hij verwees naar de onderhandelingen die de minister van Economische Zaken op het ogenblik voert met de banken om tot een charter te komen waarin deze zich ertoe verbinden een minimumpakket aan diensten te garanderen voor iedere burger die daarom vraagt. De banken blijken hieromtrent bijzonder weigerachtig en zouden de onderhandelingen zelfs blokkeren.
Het regeerakkoord bepaalt nochtans dat elke burger de toegang tot basisdiensten moet worden gewaarborgd. Een bankrekening en toegang tot bankdiensten behoren mijns inziens tot de basisvereisten om op een normale manier in het maatschappelijk verkeer te functioneren. Het electronisch betaalverkeer wordt immers hoe langer hoe meer de maatschappelijke standaard. Het feit dat mensen zonder financiële middelen niet meer bij de banken terecht kunnen creëert een nieuwe vorm van sociaal-economische uitsluiting. Toegang tot de bankdiensten moet dan ook een recht zijn.
Hieromtrent wil ik de vice-eerste minister volgende vragen stellen. Wat werd er gedaan om te verhinderen dat banken duizenden gezinnen met een klein inkomen, zoals ouderen met een klein pensioen, werklozen en bestaansminimumtrekkers als oninteressante klanten weren ?
Het gesprek met de banken lijkt niet veel op te leveren. Overweegt de vice-eerste minister het uitvaardigen van een wettelijke regel om de banken, die zich bij de onderhandelingen bijzonder hard opstellen, te verbieden personen als klant te weigeren omwille van hun laag inkomen ?
Indien het al juist is dat mensen, van wie de rekening vaak onder nul staat, slechts kleine bedragen storten, geen andere bankproducten kopen en bijgevolg een kostenfactor voor de banken betekenen, kan er dan geen onderling solidariteitsfonds opgericht worden volgens wettelijke regels, zodat de inspanning hiervoor gelijk onder de banken wordt verdeeld ?
De voorzitter . Het woord is aan vice-eerste minister Di Rupo.
De heer Di Rupo , vice-eerste minister en minister van Economie en Telecommunicatie. Mijnheer de voorzitter, ik deel de bezorgdheid van de heer Hostekint in verband met personen met een heel klein inkomen die door de banken worden uitgesloten. Werklozen en bestaansminimumtrekkers zijn hiervan de belangrijkste slachtoffers. De kredietinstellingen voeren geen uniform beleid terzake. Het bezit van een bankrekening is essentieel om zich burger te voelen en garandeert de noodzakelijke band met het sociale leven.
In het kader van de strijd tegen de sociale uitsluiting moet voor dit probleem een oplossing worden gezocht. In de eerste plaats stel ik voor van overheidswege een universele basisdienst op te leggen aan de banksector naar het voorbeeld van de basisdiensten die ik heb opgelegd aan Telecom en aan De Post. Het beheerscontract dat met De Post werd afgesloten zorgt ervoor dat iedereen vanaf de leeftijd van twaalf jaar kan beschikken over een lopende rekening met bijhorende bankkaart en toegang krijgt tot de diensten voor overschrijvingen, domiciliëringen, enzovoort.
Avant de m'atteler à la rédaction d'un projet de loi, j'ai invité en octobre dernier les représentants du secteur bancaire à étudier l'élaboration d'une charte des services bancaires de base à laquelle les banques pourraient adhérer volontairement. En faisant cela, je m'inspirais du modèle français.
Dans l'hypothèse de l'adhésion d'un nombre suffisant de banques, l'objectif visé pourrait être considéré comme rencontré.
Tout récemment, l'Association belge des banques m'a transmis un document intitulé « Charte relative aux services bancaires de base ». Ce document était destiné à être soumis à l'adhésion volontaire des institutions bancaires. J'ai communiqué mes observations à l'Association belge des banques qui en a pris acte et a décidé d'apporter certaines améliorations. J'attends une nouvelle version de ce document dans les prochains jours.
Comme je tiens beaucoup à la concertation entre les professionnels et les consommateurs au sein du Conseil de la consommation, je soumettrai, à l'avis de ce dernier, la charte relative aux services bancaires de base, dès que sa nouvelle version me sera parvenue.
La mise en place d'un fonds de solidarité ne me paraît pas souhaitable à ce stade. Contrairement à ce que l'on pourrait penser, les comptes en négatif rapportent des moyens financiers à certaines institutions bancaires en raison de la hauteur des intérêts débiteurs appliqués. Par ailleurs, les frais réclamés pour la tenue d'un compte courant avec tous ses accessoires virements et cartes pour les opérations électroniques ne sont pas négligeables non plus. Selon certaines institutions, ces frais peuvent être de l'ordre de 3 000 francs par an. Les services bancaires de base ne devraient pas dès lors représenter un facteur de coût significatif supplémentaire pour les banques.
En conclusion, je crois que les négociations qui sont entamées avec l'Association belge des banques au sujet de l'exclusion bancaire sont sur le point d'aboutir favorablement. J'attache bien entendu beaucoup d'importance à l'avis qui sera rendu par le Conseil de la consommation. Je veillerai également à faire procéder à une évaluation régulière du système mis en place. À toutes fins utiles, une proposition de loi imposant un service bancaire minimum a été déposé dans notre honorable assemblée par notre collègue, le sénateur Poty.
Je termine en remerciant l'honorable membre de sa contribution et en l'assurant que nous resterons extrêmement vigilants dans ce domaine.
De voorzitter . Het woord is aan de heer Hostekint voor een repliek.
De heer Hostekint (SP). Mijnheer de voorzitter, ik dank de vice-eerste minister voor zijn antwoord. Het verheugt mij dat hij onze bezorgdheid op dat vlak deelt. Hij zegt dat de onderhandelingen met de banken toch enig resultaat hebben gehad. Er is een document voorgelegd dat nog zal worden verfijnd. Als ik het dus goed begrijp zullen de banken, indien er een charter wordt afgesloten, werken op basis van vrijwilligheid. Vreest hij dan niet dat bepaalde banken in dat geval verstek zullen geven ? Zou het niet beter zijn hiervoor een wetgevend inititatief te nemen zodat alle banken verplicht zullen zijn een minimaal aantal bankverrichtingen aan te bieden ? Het voorbeeld van De Post is zeer nuttig. Wanneer de banken die service op vrijwillige basis kunnen aanbieden, zal er tussen de banken een zekere concurrentievervalsing ontstaan, zoals dat nu al het geval is met De Post. Velen zijn klant bij De Post omwille van die minimum service. De banken schuiven de verantwoordelijkheid voor de minst vermogende klanten af op de rug van de openbare sector.
M. le président . La parole est à M. Di Rupo, vice-Premier ministre.
M. Di Rupo , vice-Premier ministre et ministre de l'Économie et des Télécommunications. Monsieur le président, nous n'allons pas rouvrir le débat.
Je comprends le sens de l'intervention de notre collègue.
Nous avons choisi une voie qui est la suivante : en ce qui concerne La Poste, là où nous exercions une autorité directe dans le cadre du contrat de gestion, nous avons rendu certaines mesures obligatoires.
Pour le reste, nous faisons confiance aux institutions et essayons de travailler sur la base du dialogue que nous entretenons avec elles.
Si cet échange devait réellement se révéler infructueux, nous pourrions alors, comme M. Hostekint l'a indiqué, rendre également certaines mesures obligatoires. Mais selon moi, la formule du dialogue est préférable.
De voorzitter . Het incident is gesloten.
L'incident est clos.