1-81

1-81

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 19 DÉCEMBRE 1996

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 19 DECEMBER 1996

(Vervolg-Suite)

DOTATIE VAN DE SENAAT ­ UITGAVEN VAN HET DIENSTJAAR 1995, BEGROTING VOOR HET DIENSTJAAR 1996 EN BEGROTINGSRAMINGEN VOOR HET DIENSTJAAR 1997

Bespreking

DOTATION DU SÉNAT ­ DÉPENSES DE L'EXERCICE 1995, BUDGET POUR L'EXERCICE 1996 ET PRÉVISIONS BUDGÉTAIRES POUR L'EXERCICE 1997

Discussion

De Voorzitter. ­ Wij vatten de bespreking aan van de Dotatie van de Senaat. Uitgaven van het dienstjaar 1995, begroting voor het dienstjaar 1996 en begrotingsramingen voor het dienstjaar 1997.

Nous abordons l'examen de la Dotation du Sénat. Dépenses de l'exercice 1995, budget pour l'exercice 1996 et prévisions budgétaires pour l'exercice 1997.

De bespreking is geopend.

La discussion est ouverte.

Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, toen het stuk dat wij nu bespreken gisteren werd verspreid, kon ik niet aanwezig zijn op de vergadering van de Senaat. Daardoor heb ik het pas vandaag kunnen inzien. Toch heb ik geprobeerd dit document te doorgronden en er enkele opmerkingen bij te formuleren.

Ten eerste vind ik het erg spijtig dat in de detaillering geen vergelijking wordt gemaakt tussen de resultaten van 1995 en 1996, of tenminste met 11/12den van 1996. Dit zou nochtans heel wat verduidelijkingen kunnen brengen, te meer daar de begroting van 1996 voor een stuk een copie is van de begroting 1995. Daardoor wordt het voor ons erg moeilijk om de verschillende onderdelen te beoordelen. 1995 was natuurlijk een overgangsjaar, maar 1996 is het eerste normale jaar van deze Senaat zodat het bijzonder interessant ware geweest hierover wel zoveel mogelijk details in het stuk te laten opnemen.

Ten tweede, wij moeten ons uitspreken over de begroting 1996 en over de begrotingsramingen voor het dienstjaar 1997. Voor 1997 zijn wij natuurlijk goed op tijd, voor 1996 natuurlijk niet, waarmee ik zeker geen verwijt wil sturen naar het college van quaestoren. Wat wij hier doen is alleszins geen goed voorbeeld voor de Regering.

Als ik nu verder op de cijfers inga, is het mij niet duidelijk over welk bedrag de Senaat beschikt. Bepaalt de Senaat dit zelf of wordt dit vastgesteld door de Regering ? Als we geen rekening houden met de zware investeringen, dan daalt de begroting lichtjes. Dit is positief, gelet op de besparingen die voor België noodzakelijk zijn. Ik heb overigens de indruk dat de Senaat krijgt wat hij vraagt. De pot is blijkbaar onuitputbaar. Ik snap dit niet goed en zou willen begrijpen hoe de begrotingstechniek die hierbij wordt toegepast, werkt. De begroting 1997 werd opgemaakt uitgaande van een stijgingspercentage van de index van 1,67 pct. Voor sommige posten zie ik echter helemaal geen verhoging en voor andere een verhoging die niet overeenstemt met 1,67 pct. Ik vraag me bijgevolg af waarop sommige bedragen zijn gebaseerd.

Sta me toe nu op de details in te gaan. Bij punt 1.1 merk ik dat in 1996 voor het « Secretariaat Voorzitter Senaat en Fractievoorzitters » 97 miljoen werd uitgetrokken. In 1997 wordt dat bedrag opgetrokken tot 102,75 miljoen. Ik maak even een kleine berekening. Uitgaande van de regel dat een fractie voor elk lid 1,4 miljoen krijgt om personeel aan te werven, moet ik 63 senatoren vermenigvuldigen met 1,4 miljoen en 8 senatoren met 700 000 frank. Immers 8 senatoren zijn maar de helft waard van hun collega's. Ik kom aldus op 93,8 miljoen voor 1996. Dat betekent een verschil van 3,2 miljoen met de uitgetrokken kredieten. Wellicht moet ik daaruit besluiten dat die 3,2 miljoen eigenlijk bedoeld waren voor het Secretariaat van de Voorzitter. In 1997 wordt de post « Secretariaat Voorzitter Senaat en Fractievoorzitters » met 5,75 miljoen verhoogd. Blijkbaar worden alle senatoren weer op gelijke voet geplaatst. Ik kan daar alleen maar gelukkig om zijn. Om de discriminatie tussen de senatoren weg te werken wordt dus 5,6 miljoen uitgetrokken. Er blijft dan nog 150 000 frank over die volgens mij terecht bij de begroting voor het « Secretariaat van de Voorzitter » kunnen worden gevoegd, waardoor deze post van 3,2 op 3,35 miljoen komt. Zo kan het secretariaat worden uitgebreid. Met de financiële middelen die voorhanden zijn, kunnen alle senatoren nu op gelijke voet worden gesteld, een vraag die ik een jaar lang in alle kalmte heb gesteld, eerst aan de quaestoren en daarna aan het Bureau.

Ik stel vast dat de financiële middelen daarvoor alleszins voorhanden zijn. Ik kan nog altijd niet begrijpen waarom men meer dan een jaar geleden deze discriminatie tot stand heeft gebracht, waarom men een zekere discriminatie heeft ingevoerd voor de secretariaten van de fracties door hun dotaties te koppelen aan het al dan niet erkend zijn, aan het al dan niet vertegenwoordigd zijn in de commissies.

De heer Moens, ondervoorzitter, treedt opnieuw als voorzitter op

De dertig stemmen die wij tekort kwamen om een vierde Senaatzetel te krijgen, kosten ons nu miljoenen.

Wanneer men aan elke senator 1,4 miljoen frank geeft om personeel aan te werven dan kan ik met de beste wil van de wereld niet aanvaarden dat men discrimineert op basis van de grootte van de fractie. Grote fracties worden immers al bevoordeeld omdat zij veel meer personeel kunnen aanwerven dan kleine fracties. Voor het feit dat een kleine fractie daarbovenop nog eens de helft moet inleveren, kan ik geen enkele zinnige uitleg vinden. Indien men wenst dat alle fracties ten volle meewerken aan de werkzaamheden van de Senaat en de geloofwaardigheid van de politiek en van de instelling helpen verbeteren, moeten de kleinere fracties juist meer middelen krijgen. Dat vraag ik echter niet. Ik vraag alleen een evenwaardige behandeling.

Vorig jaar heb ik de verkiezingsuitslagen naast elkaar gelegd. Ik doe dat vandaag niet, want dat zou vreemde resultaten geven. Ik vind het echter niet meer dan normaal dat wij allen met gelijke wapens kunnen strijden. De verhoging van de financiële middelen maakt dit perfect mogelijk. Ik neem aan dat deze verhoging niet zal worden gebruikt om degenen die al veel krijgen, nog meer te geven zodat degenen die het al met minder moeten stellen, nog minder krijgen. Ik ben niet vlug verontwaardigd, maar als dit het geval is, zal ik mijn verontwaardiging over de daken uitschreeuwen. Ik verwacht van het Bureau dat het deze discriminatie wegwerkt.

Ik heb nog een vraag bij artikel 1, punt 2, dat betrekking heeft op de fractiesecretariaten. In 1996 was er reeds een verhoging met 5,5 miljoen tegenover de uitgaven in 1995. Voor 1997 is er een verhoging met 4 888 000 frank. Ik kan uit het verslag niet opmaken waarom die verhoging nodig was en hoe deze middelen worden verdeeld. Graag kreeg ik daarover bijkomende uitleg.

Het bedrag voor wedden en vergoedingen van het personeel is verhoogd met 24 miljoen. In 1995 was er reeds een verhoging met 40 miljoen. Ik ben daar niet tegen, maar aangezien we niet over details beschikken heb ik daarover een vraag. Worden deze middelen alleen gebruikt voor verhogingen van wedden en vergoedingen of wordt daarmee bijkomend personeel aangeworven ? Dit lijkt mij erg belangrijk, gelet op de huidige hoge werkloosheid.

Ik heb dan nog een algemene opmerking die ik onder geen enkele rubriek kan rangschikken. Er wordt heel wat meer geld vrijgemaakt voor de luxe van de senatoren zoals voor het verstrekken van lichte maaltijden, fruit en dranken tijdens de vergaderingen. Is er in een bedrag voorzien voor uitstappen, feestjes, een betere leefomgeving, betere lokalen, radio, televisie, enzovoort, voor het personeel ? Kortom, wordt er geld uitgetrokken om het ons personeel aangenamer te maken ?

In artikel 12 van de begroting worden de toelagen voor de parlementaire assemblees en verenigingen bepaald. Ik merk dat er daar een verhoging is van 16 433 643 frank uitgaven in 1995 naar 18 650 000 frank uitgetrokken krediet in 1997. Ik heb het geluk gehad om Zuid-Afrika te kunnen bezoeken met een interparlementaire organisatie die mij een zeer interessante NGO leek, maar die niet op het lijstje vermeld staat. Wanneer kunnen wij een debat organiseren over de vraag van welke verenigingen de Senaat lid is ? Het gaat tenslotte over een bedrag van 18,5 miljoen frank voor lidgelden en dergelijke.

Artikel 14 gaat over de informatica. In 1995 werd hiervoor een bedrag van 12,8 miljoen gebruikt. In 1996, werd er 60 miljoen voor ingeschreven. Dit bedrag was waarschijnlijk wel nodig voor 1996 want er werden grootse zaken aangekondigd. Ik heb echter nog maar weinig concrete resultaten gezien. Op het secretariaat van onze fractie is er nog maar weinig veranderd. Voor 1997 maakt men een bedrag van 30 miljoen vrij, de helft van wat voor 1996 werd ingeschreven. Impliceert dit dat de grootste uitgaven reeds gedaan zijn en dat men nu in een uitvoeringsfase zit ? Deze halvering is wellicht verantwoord, maar ik kan er niet onmiddellijk over oordelen.

In verband met artikel 15 c), diversen, heb ik twee opmerkingen. In 1995 werd er 108 250 frank vrijgemaakt voor advocatenhonoraria. Zijn er nog lopende processen waarbij de Senaat is betrokken ? Zijn er advocaten die voor de Senaat optreden ? Bovendien werd er in 1995 tot mijn verbazing 223 875 frank uitgegeven voor de controlecommissie rubriek : honoraria, verkiezingsuitgaven en boekhouding politieke partijen. Betalen wij aan de leden van deze commissie honoraria ? Ik vind dit vreemd en zou op deze vraag graag een antwoord krijgen.

Ten slotte komen we tot het grootste bedrag in de begroting. Voor de terugbetaling van het aandeel van de Senaat in de aankoop van het bibliotheekgebouw wordt een bedrag gevraagd van 166 750 000 frank. Zonder dit bedrag zou de begroting 1997 duidelijk onder de begroting van vorig jaar liggen. Ik vraag mij af of wij de beslissing om de bibliotheek te verhuizen hadden moeten nemen. Het nieuwe gebouw kost een half miljard. Ons aandeel bedraagt meer dan 166 miljoen, dat is geen peulschil. Kan dit op een moment dat in het Huis van de parlementsleden veel minder leden rondlopen dan in de eerste helft van 1995 ? Was het echt nodig om de bibliotheek te verhuizen ? Als ik hier ben en naar de bibliotheek wil gaan is het toch handig om geen te grote afstand te moeten afleggen. Ofschoon ik weet dat er in het gebouw nog een kleine cel gevestigd is, vrees ik dat het feit dat de bibliotheek in een apart gebouw is ondergebracht een ongunstig effect zal hebben op het opzoekwerk. Wellicht is het al te laat om hieraan nog iets te veranderen, maar uiteindelijk hangt alles toch af van de goedkeuring van de dotatie.

Vermits onze fractie niet wordt betrokken bij de besprekingen in de commissies, ben ik verplicht mijn bedenkingen te formuleren in de plenaire vergadering.

M. le Président. ­ La parole est à M. Bock, président du collège des questeurs.

M. Bock (PRL-FDF), président du collège des questeurs. ­ Monsieur le Président, je remercie M. Anciaux, à la fois de son intervention et du ton qu'il lui a donnée. M. Delcroix fournira dans quelques instants les précisions souhaitées. Je m'en tiendrai donc à quelques informations plus générales.

M. Anciaux a émis une première remarque, soulignant que les onze douzièmes de 1996 devraient aujourd'hui être connus, puisque nous sommes à la mi-décembre. Je voudrais préciser que nous aurons encore à payer des factures relatives à l'année 1996 jusqu'au mois de février ou de mars 1997 et que, pour cette raison, nous ne pouvons donner aujourd'hui de réponse exacte quant aux onze douzièmes du budget 1996, même si la fin de l'année est proche.

Pour ce qui est de la dotation du Sénat, la Constitution précise effectivement que le Sénat fixe lui-même ses dotations. Il faut toutefois noter que le vote sur les dotations relève de la Chambre. Vous mettez là le doigt sur un des aspects du système qui fait que si nous fixons nous-mêmes nos dotations, il revient toutefois à la Chambre d'introduire les éventuels amendements.

Je profite volontiers de l'occasion pour souligner que nous avons travaillé en parfaite collaboration avec le ministre du Budget et je me réjouis que le Sénat ait obtenu des arrangements honorables pour notre dotation. Je rappelle également qu'au moment où le Gouvernement avait demandé des réductions, nous avons pu justifier notre situation. Les présidents de la Chambre et du Sénat et le ministre du Budget sont arrivés à un accord et nos collègues de la Chambre ont bien voulu approuver les amendements nécessaires.

Par ailleurs, M. Anciaux a relevé que notre budget a diminué par rapport à l'année dernière, hors dépenses de capital. En effet, la question de la bibliothèque a posé problème. D'ailleurs, le Sénat était moins enthousiaste que la Chambre à propos du déménagement de la bibliothèque. Il faut cependant préciser qu'en vertu de la nouvelle Constitution, la Chambre doit désormais abriter également les documents relatifs aux naturalisations ainsi que les services de l'ombudsman. Cela explique que la part de la Chambre est plus importante et que celle du Sénat dans l'ensemble des dépenses de 500 millions s'élève à 167 millions.

M. Anciaux a également abordé la question de l'achat du bâtiment. Ce dernier a été acquis dans les conditions où il pouvait l'être; puisqu'il était à vendre, que pouvions-nous faire d'autre ? Je rappelle que le maintien de la bibliothèque dans ses anciens locaux posait un réel problème de sécurité, les plafonds et donc les planchers n'étant plus suffisamment solides, compte tenu du poids des ouvrages entreposés.

Pour information, au mois de juin dernier, un problème similaire s'est posé dans les locaux de la comptabilité, où nous avons dû entreprendre de toute urgence des travaux estimés à un montant de 4 à 5 millions. Globalement, compte tenu des besoins de la Chambre et de la nécessaire harmonie entre nos deux assemblées, je pense que la solution intervenue n'est pas mauvaise. De ce fait, notre boni de 74 millions devient un moins de l'ordre de 80 millions. Mais, dans le même temps, notre patrimoine ­ ou nos investissements ­ a augmenté de 167 millions, ce qui n'est pas négligeable.

Vous avez formulé des remarques au sujet des secrétariats du Président et des groupes. M. Delcroix vous donnera tout à l'heure les chiffres précis à cet égard. Il faut savoir que les montants en cause tiennent compte de la programmation sociale et d'une indexation de 1,67 p.c. dont vous avez parlé.

Vous regrettez ne pas avoir été associé aux travaux, et je vous comprends. Lorsque l'on est depuis longtemps dans l'opposition, on est sans doute plus attentif à cela. Si mon parti remplissait un jour les conditions pour avoir accès aux commissions, je serais associé à ce genre de débat et je crois que je devrais m'incliner.

Lorsque votre Vice-Premier ministre, M. Schiltz, était ministre du Budget, il participait à l'établissement de la dotation du Sénat. De plus, des représentants de votre groupe étaient membres du Bureau où avait lieu la discussion y relative.

La situation était différente de celle d'aujourd'hui : les groupes qui n'étaient pas reconnus n'avaient aucun droit en ce domaine. Les questeurs n'étant que les exécutants, il ne leur appartient pas de prendre position décisive en la matière.

Le Règlement ne prévoit rien pour le problème qui nous occupe et le montant que nous avons accordé ne doit pas être considéré comme un cadeau ou une charité, mais comme un geste du Bureau.

En fait, soit nous appliquions le Règlement et nous ne donnions rien, ce qui eut été plus facile pour nous, soit nous ne l'appliquions pas et nous donnions la totalité.

Pour montrer notre bonne volonté, nous avons fait une sorte de compromis. Nous n'avons pas appliqué les adages dura lex sed lex et nous avons suivi une voie médiane; nous estimons avoir posé un geste significatif.

M. Delcroix vous fournira tout à l'heure tous les chiffres utiles, mais soyez convaincu que nous avons pris cette décision de façon tout à fait collégiale, agissant avec conviction et de bon coeur.

Vous avez encore posé une question au sujet des membres de la commission électorale. Effectivement, ils ne reçoivent aucune indemnité, même si des dépenses leur incombent parfois.

J'espère avoir réussi à vous faire comprendre notre point de vue. Mes deux collègues, Mme Delcourt et M. Delcroix, vous apporteront dans quelques instants les réponses souhaitées. M. Delcroix interviendra plus particulièrement sur les problèmes informatiques et de NOMOS pour le travail législatif passé et à venir.

Je vous remercie une fois encore de vos remarques, monsieur Anciaux, ainsi que du ton que vous avez utilisé.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Delcroix.

De heer Delcroix (CVP). ­ Mijnheer de Voorzitter, ik zal trachten op de bemerkingen van de heer Anciaux een antwoord te geven en wat de heer Bock heeft gezegd aan te vullen. Ik meen dat er een misverstand is gerezen. Wij moeten hier niet de begroting 1996 goedkeuren. Dat hebben wij vorig jaar gedaan. Zij wordt hier alleen vermeld als vergelijkingspunt. Wij stellen nu voor de begroting 1997 goed te keuren. Vermits wij de resultaten van 1996 nog niet kennen, vergelijken wij ze met de resultaten van de begroting 1995.

De heer Bock heeft uiteengezet hoe wij ons budget bepalen. Wij doen dat inderdaad autonoom en dat is grondwettelijk bepaald. Wij zenden ze over aan de Regering en aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, die erover moet stemmen. Wat de index betreft, zegt de heer Anciaux dat sommige posten stijgen, andere niet en vraagt hij hoe wij komen tot een indexatie met 1,67 pct. Wij kijken waar de voorbije jaren werd geïnvesteerd, of er aanwervingen plaatsvonden en of die trend zich verder zal zetten. De begroting 1997 is dus wel beredeneerd.

De belangrijkste zorg van de heer Anciaux is de discriminatie van de kleinere fracties. Hij betwist de ordentelijkheid van het Reglement dat in het verleden tot stand is gekomen toen ook zijn fractie in het Bureau zat. Kleinere fracties werden toen gepenaliseerd, onder meer ook omdat het Vlaams Blok niet tot de erkende fracties behoorde.

Ingevolge een aantal vragen die in de loop van het jaar werden gesteld, hebben wij getracht om een lijn te trekken in de beslissingen en passen wij de 50 pct.-regeling toe voor de niet-erkende fracties.

Wat de financiering van politieke partijen betreft wordt een ander systeem toegepast. De Volksunie krijgt ongeveer 18,5 miljoen en de subsidie voor de fractie bedraagt iets meer dan zeven miljoen. Voor de medewerkers van de fractievoorzitter wordt op jaarbasis 2,2 miljoen uitgetrokken. Daarbuiten zijn er nog enkele kleine posten zoals de tussenkomst in de kosten voor informatica : 25 000 frank per lid per legislatuur, wat 75 000 frank maakt. Er zijn ook nog de kranten die ter beschikking worden gesteld. Voor de VU-fractievoorzitter zijn er dat een tweetal. Het zijn allemaal kleine posten, maar de som van al die onderdelen verklaart grotendeels het soms grote verschil tussen de bedragen die de verschillende fracties krijgen.

De Quaestuur heeft verschillende berekeningen gemaakt en heeft de vraag of de notie « erkende fractie » moet worden gehandhaafd voorgelegd aan het Bureau, aangezien het hier niet alleen om aan financiële, maar ook om een politieke beslissing gaat.

Wat de wedden en vergoedingen betreft, is de stijging in 1996 eerder bescheiden ten opzichte van de uitgaven in 1995. Het is overigens niet uitgesloten dat de stijging in 1996 nog kleiner zal zijn. De stijging met ongeveer 25 miljoen in 1997 tegenover 1996 is mede het gevolg van het feit dat op 1 januari 1997 de loonblokkering een einde neemt. Sommige van onze beslissingen en van onze voorgangers in verband met lonen en vergoedingen konden omwille van de loonblokkering niet worden uitgevoerd. In de mate dat de loonnorm van 6,1 pct. van de Regering het ons toestaat, zullen we deze beslissingen gedeeltelijk uitvoeren. Vandaar de grotere stijging in 1997 ten opzichte van 1996.

De heer Anciaux maakte tevens algemene opmerkingen inzake personeelsvoorzieningen, zoals fruit, dranken, feestjes, betere leefomgeving enzomeer. Het is sympathiek dat hij bekommerd is om het personeel. Voor problemen die in de personeelsraad aan de orde worden gebracht, proberen wij indien mogelijk een oplossing uit te werken, maar zijn wij steeds bereid bijkomende opmerkingen in overweging te nemen. Deze kosten zijn vervat in de post algemene uitgaven; hiervoor werd geen afzonderlijke post in de begroting ingeschreven.

Wij betalen onder meer bijdragen voor de Raad van Europa, de OVSE, de Westeuropese Unie en de Interparlementaire Unie. De dienst Externe Betrekkingen kan de exhaustieve lijst met vermelding van de bedragen bezorgen. Dit geldt overigens ook voor de andere diensten. Het is immers geenszins de bedoeling hierover gegevens achter te houden, aangezien de begroting behoorlijk is opgesteld.

1996 was een bijzonder belangrijk jaar voor de Senaat. Op het vlak van de informatica werden er aanzienlijke inspanningen gedaan, onder meer voor het NOMOS-project. Dit heeft vooral een weerslag gehad op de dienst informatica zelf, die in enkele jaren sterk is uitgebreid, maar ook op de andere diensten, hoewel dit nog te weinig tot uiting komt. In de loop van 1997 zal dit evenwel duidelijker worden. Ook de bruikbaarheid van de informatica voor de leden en de fracties zal verbeteren.

De inrichting van een professioneel leslokaal voor informatica zal op de agenda van één van de volgende vergaderingen van de quaestoren staan. Dat zal de medewerkers van de Senaat en van de fracties en de senatoren zelf de mogelijkheid bieden om lessen te nemen. Ook voorziet men in een nieuw systeem van bekabeling van het hele gebouw en in een verbinding met de Kamer. Dat werd vorige week beslist. Op het vlak van informatica is dus heel wat gebeurd. In 1997 zetten wij de financiële inspanning verder, hoewel ze minder groot zal zijn dan in 1996. Het project loopt in ieder geval verder. Ik verwacht dat wij tegen de zomervakantie een aantal mooie resultaten zullen kunnen tonen.

Hoe staat het met de lopende processen ? Ik ben op de hoogte van één proces. Een informaticafirma bleek niet te kunnen voldoen aan de voorwaarden van het contract. Wij hebben het contract met die firma verbroken, waarop ze ons voor het gerecht heeft gedaagd. Indien de heer Anciaux dit wenst, kan ik hem later inlichtingen bezorgen over andere processen.

Wat de honoraria betreft, heeft de heer Bock geantwoord dat senatoren en personeelsleden van de Senaat geen honoraria krijgen. Wel worden soms honoraria betaald aan experts die de commissies bijstaan. Dit was waarschijnlijk het geval voor de commissie waarover de heer Anciaux sprak. Ook professoren aan wie wij advies vragen, krijgen een honorarium. Zo hebben wij onlangs voor een informaticaproject een audit laten uitvoeren door een Vlaamse en een Waalse professor. Ook als er wervingsexamens worden ingericht, ontvangen de professoren die examenvragen opmaken en mondelinge examens afnemen, een honorarium. Deze honoraria zijn redelijk. Ze zijn niet belachelijk laag, zoals de honoraria voor de bijzitters van verkiezingen, maar ze zijn ook niet excessief hoog.

Hoe staat het met de aankoop van de bibliotheek ? In onze relatie met de Kamer zijn een aantal misverstanden gerezen. De Kamer is een beetje zijn eigen weg gegaan en heeft beslist de bibliotheek te verhuizen. Op een bepaald ogenblik hebben wij moeten beslissen of de Senaat de Kamer zou volgen ofwel de bibliotheek zou laten opdelen. Het Bureau heeft dan de beslissing genomen de Kamer te volgen, maar een documentatiecel van de bibliotheek in de Senaat te houden. Volgens mij was er geen alternatief. Het Huis van de parlementsleden kwam niet in aanmerking. Het aantal parlementsleden is inderdaad verminderd, maar er werden meer fractiemedewerkers aangeworven. In de Kamer is de verhoging nog aanzienlijker dan in de Senaat. Men wilde ook de persoonlijke universitaire medewerkers die werden aangeworven, een kantoor geven dicht bij dat van de parlementsleden. Men heeft hieraan prioriteit gegeven en het project om de bibliotheek in het Huis van de parlementsleden te huisvesten, opgegeven.

M. le Président. ­ La parole est à Mme Delcourt.

Mme Delcourt-Pêtre (PSC). ­ Monsieur le Président, je n'ai rien à ajouter. Je partage tout à fait l'analyse de mes collègues questeurs. Je me tiens à la disposition de M. Anciaux pour de plus amples informations.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, ik dank de quaestoren voor hun antwoord.

De agenda van deze plenaire vergadering vermeldt als punt 7 « Dotatie van de Senaat ­ Uitgaven van het dienstjaar 1995, begroting voor het dienstjaar 1996 en begrotingsramingen voor het dienstjaar 1997 ». Ik heb mij laten misleiden door de term « begroting ». Ik verontschuldig mij voor de verwarring die ik daardoor heb veroorzaakt.

Ik vind de voorgestelde begroting meer dan ordentelijk. Mijn vragen zijn niet ingegeven door achterdocht; een stevige honger naar informatie ligt nu eenmaal in mijn slecht karakter.

Als voor de bibliotheek de keuze ging tussen in twee delen of mee verhuizen, dan begrijp ik dat de voorkeur niet naar de eerste keuze uitging. Toch vind ik het spijtig dat de beslissing door sommigen in de Kamer van volksvertegenwoordiers lichtjes werd geforceerd.

Ik heb geen opmerkingen over de toelagen aan parlementaire assemblees en verenigingen, ik vraag mij wel af of de lijst niet moet worden geactualiseerd. Sommige verenigingen kunnen misschien worden geschrapt en andere toegevoegd. Ik zal niet nalaten mijn suggesties terzake mee te delen.

De kredieten voor het secretariaat van de Senaatsvoorzitter en voor de secretariaten van de fractievoorzitters worden uitgekeerd in uitvoering van recentelijke genomen beslissingen. Trouwens ook de 1,4 miljoen frank per parlementslid voor het aanwerven van personeel vloeit voort uit een recente maatregel. Bijgevolg dient het toekennen van die kredieten ook niet te gebeuren op grond van het criterium of een fractie erkend of niet erkend is, of stemrecht in de commissies heeft of niet. Door deze kredieten op uniforme wijze uit te keren, overtreden wij ons Reglement niet. Ik heb het hier niet over de kredieten voor de fractiesecretariaten, die sinds lang gedifferentieerd zijn.

Tussen de partijen die deelnemen aan de overleggroep in het leven geroepen door Kamervoorzitter Langendries, bestond niet alleen een zeer grote eensgezindheid om de rol van de wetgevende macht ten aanzien van de uitvoerende macht te herwaarderen, maar ook die van de kleine fracties in de parlementaire assemblees. Ik wil collega Delcroix graag op zijn woord geloven; volgens hem werd de appel in twee gesneden of werd het niets. De vergelijking met het Vlaams Blok gaat hier niet op, want de vergoeding waarvan sprake werd in het verleden niet uitgekeerd rekening houdend met het aantal senatoren. De vergoeding voor het fractiesecretariaat werd wel ­ en wordt nog steeds ­ op een gedifferentieerde wijze uitgekeerd.

Kleine fracties moeten mijns inziens ten minste op voet van gelijkheid met de grote worden behandeld; zij verdienen eigenlijk een betere behandeling omdat zij de waarborg vormen voor het pluralistisch karakter van onze democratie. Mocht ik ooit deel uitmaken van een grote fractie, dan zal ik zijn standpunt terzake niet veranderen. Jeugdleiders die vanaf de eerste dag van hun leiderschap vergeten hoe zij als jong lid baalden van de verwijten die de leiding maakte, en zelf volop op de jongeren afgeven heb ik nooit echt kunnen appreciëren. Ik hoop dat de discussie over de ondersteuning van de kleine fracties niet gesloten is, te meer daar het slechts gaat om een bedrag van 5,6 miljoen op een begroting van bijna 2 miljard frank.

Alle fracties hebben mij in een persoonlijk onderhoud laten weten mijn standpunt terzake te delen. Achter de rug worden blijkbaar andere standpunten ingenomen. Toen de beslissing genomen was in het Bureau, heb ik weer alle fracties gecontacteerd en stuk voor stuk hebben zij mij verzekerd dat zij mijn voorstel hebben gesteund. Het is onbegrijpelijk dat mijn voorstel dus niet werd aanvaard. Die houding vind ik hypocriet. Hier ontbreekt het aan eerlijkeid. Ik reken erop dat dit wordt rechtgezet.

De Voorzitter. ­ Daar niemand meer het woord vraagt in de bespreking, verklaar ik ze voor gesloten.

Plus personne ne demandant la parole dans la discussion, je la déclare close.

We stemmen later over de dotatie van de Senaat.

Il sera procédé ultérieurement au vote sur la dotation du Sénat.