1-81

1-81

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 19 DÉCEMBRE 1996

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 19 DECEMBER 1996

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER OLIVIER AAN DE MINISTER VAN JUSTITIE OVER « DE AANPASSING VAN DE BELGISCHE WETGEVING INZAKE GERECHTELIJKE SAMENWERKING TUSSEN VERSCHILLENDE LIDSTATEN AAN DE SCHENGENVERDRAGEN »

QUESTION ORALE DE M. OLIVIER AU MINISTRE DE LA JUSTICE SUR « L'ADAPTATION DE LA LÉGISLATION BELGE EN MATIÈRE DE COOPÉRATION JUDICIAIRE ENTRE LES DIFFÉRENTS ÉTATS MEMBRES AUX ACCORDS DE SCHENGEN »

De Voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Olivier aan de minister van Justitie over « de aanpassing van de Belgische wetgeving inzake gerechtelijke samenwerking tussen verschillende lidstaten aan de Schengenverdragen ».

Het woord is aan de heer Olivier.

De heer Olivier (CVP). ­ Mijnheer de Voorzitter, ons land zou beloofd hebben de wetgeving inzake gerechtelijke samenwerking tussen lidstaten aan te passen aan de Schengenverdragen vóór de ratificatie van deze verdragen in 1993.

Dit zou tot nu toe niet zijn gebeurd. Een overdracht van strafuitvoering van ons land naar een andere Schengenlidstaat zou nog steeds niet mogelijk zijn. Daardoor zouden een aantal kopstukken van de vrouwenhandel, die in ons land de maximumstraf voor mensenhandel kregen, hun straf kunnen ontlopen.

Dit kon nochtans gemakkelijk worden voorkomen door een aanpassing of uitbreiding van de wet van 1990 over de overbrenging van gevonniste personen.

Graag had ik van de minister een antwoord op volgende vragen.

Is de hier vermelde informatie correct ? Kunnen de kopstukken van de vrouwenhandel door de niet-aanpassing van de Belgische wetgeving aan de Schengenverdragen inderdaad hun straffen ontlopen ?

Waaraan is het talmen van de Belgische overheid om de wetgeving aan te passen te wijten ?

Werden er ondertussen reeds initiatieven genomen om de wetgeving aan te passen, zodat vermeld probleem in de toekomst alvast kan worden vermeden ?

Bestaan er andere juridische mogelijkheden om de kopstukken van de vrouwenhandel hun verdiende straf toch nog te laten uitzitten ?

De Voorzitter. ­ Het woord is aan minister De Clerck.

De heer De Clerck, minister van Justitie. ­ Mijnheer de Voorzitter, de vraag van de heer Olivier is heel technisch en niet gemakkelijk te beantwoorden. De kopstukken van de Bende van de Miljardair zijn op 27 november 1996 veroordeeld. Onder de veroordeelden bevinden zich twee Nederlanders. Zij zijn teruggekeerd naar Nederland. In de media wordt nu beweerd dat zij hun straf zullen ontlopen. Men gaat ervan uit dat dit niet mogelijk zou zijn geweest indien de Schengenovereenkomst was uitgevoerd. Dit is niet helemaal juist, maar het wijst toch op bepaalde problemen.

In de artikelen 67, 68 en 69 van de Schengenovereenkomst wordt de overdracht van tenuitvoerlegging van strafvonnissen geregeld, zodat wanneer een buitenlander in een land wordt veroordeeld, aan het land waarvan de veroordeelde onderhorige is en waarheen hij is gevlucht, kan worden gevraagd de straf uit te voeren. Wanneer zo iemand wordt veroordeeld, vraagt men meestal om de uitlevering van de betrokkene. Het is evenwel de traditie dat een land eigen onderdanen niet uitlevert.

De vraag is nu op welke manier de straf die tegen de twee Nederlanders in Gent werd uitgesproken, kan worden overgedragen, zodat de Nederlandse overheid die straf ten uitvoer kan leggen. Artikel 68 van de Schengenovereenkomst bepaalt : « Een Overeenkomstsluitende Partij binnen wier grondgebied bij onherroepelijke uitspraak een vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel is opgelegd aan een onderdaan van een andere Overeenkomstsluitende Partij, die zich door ontvluchting naar zijn eigen land aan de tenuitvoerlegging of verdere tenuitvoerlegging van die straf of maatregel heeft onttrokken, kan aan laatstgenoemde Partij verzoeken om, wanneer de voortvluchtige op haar grondgebied is of wordt aangetroffen, de tenuitvoerlegging van de straf of maatregel of het restant daarvan over te nemen. »

Wij hadden voorbehoud gemaakt bij deze bepaling, maar recentelijk heb ik opdracht gegeven ze in de toekomst wel uit te voeren.

Het geval dat wij nu bespreken, is echter van een andere soort. Tegen het vonnis van de correctionele rechtbank van Gent is iedereen in beroep gegaan, zodat wij pas een definitief vonnis hebben na een uitspraak van het hof van beroep. Bovendien hebben wij in vroegere dossiers van Nederland al de reactie gekregen dat de regeling alleen van toepassing is bij ontvluchtingen. Dat is in casu niet het geval, aangezien de betrokkenen gewoon in Nederland verblijven.

De basisvraag, die evenmin is opgelost, blijft dus wat wij moeten doen wanneer een Nederlander in België veroordeeld wordt en vice versa. Als een in Nederland veroordeelde Belg naar België terugkeert, zullen wij dan het in Nederland uitgesproken vonnis laten uitvoeren ?

Deze kwestie is niet geregeld in het kader van de Schengen-overeenkomst en evenmin in bilaterale overeenkomsten. Die lacune wegwerken lijkt mij een eerste opdracht. Daarom heb ik mijn administratie gevraagd daar bij prioriteit werk van te maken zodat wij een duidelijke regeling kunnen voorstellen, waarin het respect voor elkaars vonnis wordt gegarandeerd.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Olivier voor een repliek.

De heer Olivier (CVP). ­ Mijnheer de Voorzitter, ik dank de minister voor zijn duidelijke uitleg bij deze erg complexe zaak. Het verheugt mij vooral dat hij blijkbaar de vaste wil heeft om dit nijpend probleem snel tot een oplossing te brengen.

De Voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.