1-76 | 1-76 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCE DU JEUDI 28 NOVEMBRE 1996 |
VERGADERING VAN DONDERDAG 28 NOVEMBER 1996 |
a) EUROPEES VERDRAG BETREFFENDE UITLEVERING, OPGEMAAKT TE PARIJS OP 13 DECEMBER 1957
b) AANVULLEND PROTOCOL BIJ HET EUROPEES VERDRAG BETREFFENDE UITLEVERING, OPGEMAAKT TE STRAATSBURG OP 15 OKTOBER 1975
c) TWEEDE AANVULLEND PROTOCOL BIJ HET EUROPEES VERDRAG BETREFFENDE UITLEVERING, OPGEMAAKT TE STRAATSBURG OP 17 MAART 1978
d) AKKOORD TUSSEN DE LID-STATEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN BETREFFENDE DE VEREENVOUDIGING EN DE MODERNISERING VAN DE WIJZE VAN TOEZENDING VAN UITLEVERINGSVERZOEKEN, OPGEMAAKT TE SAN SEBASTIAN OP 26 MEI 1989
Algemene bespreking
en stemming over de artikelen
M. le Président. Nous abordons l'examen du projet de loi portant assentiment à divers actes internationaux.
Wij vatten de bespreking aan van het wetsontwerp houdende instemming met verschillende internationale akten.
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
La parole est à la rapporteuse.
Mme Willame-Boonen (PSC), rapporteuse. Monsieur le Président, le projet de loi à l'examen concerne quatre instruments internationaux qui visent tous à améliorer la coopération internationale en matière d'extradition, la Convention européenne d'extradition de 1957 constituant la base juridique.
Le premier protocole additionnel précise et complète la notion d'infraction politique. Le second protocole assouplit les conditions d'extradition en matière d'infraction fiscale. Enfin, l'accord de 1989 simplifie et modernise les modes de transmission des demandes d'extradition dans l'Union européenne.
Pour de plus amples informations, je me permets de vous renvoyer à mon rapport écrit.
Je me limiterai, ici, à quelques considérations, que je formulerai en tant que membre du PSC.
Nous devons nous féliciter de l'existence d'une coopération en matière d'extradition afin de lutter contre la criminalité. Il s'agit d'une matière sensible, qui touche de près les citoyens.
Le projet de loi en question mérite surtout notre attention au regard des événements récents survenus dans le domaine de la réglementation en matière d'extradition au sein de l'Union européenne.
Outre la convention du 10 mars 1995 visant à simplifier les procédures d'extradition, une convention d'extradition a été signée à Dublin le 27 septembre 1996. Celle-ci modifie certains principes de manière significative, qu'il s'agisse des faits donnant lieu à l'extradition, de la notion d'infraction politique ou de la possibilité d'extrader ses ressortissants.
Toutes ces modifications faciliteront considérablement l'extradition. Le Parlement devra donc être particulièrement vigilant lors de l'assentiment de cette convention qui nous sera soumise, je le suppose, dans quelques mois. En effet, il est important non seulement de protéger la société contre certaines personnes, mais également de sauvegarder les droits fondamentaux de chacun. (Applaudissements.)
De Voorzitter. Het woord is aan mevrouw Leduc.
Mevrouw Leduc (VLD). Mijnheer de Voorzitter, met het wetsontwerp dat hier vandaag aan de orde is brengt België zijn wetgeving inzake uitlevering in overeenstemming met deze van zijn partners in de Europese Unie. Dit wetsontwerp heeft tot doel de internationale samenwerking inzake uitlevering te verbeteren en te vereenvoudigen op een wijze die verenigbaar is met de fundamentele rechtsbeginselen, met inbegrip van de beginselen van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en van de fundamentele vrijheden. Het is de bedoeling om het justitieel en politioneel beleid in de lidstaten van de Europese Unie, onder meer ook op het vlak van de strijd tegen het terrorisme, op elkaar af te stemmen. Daartoe worden de uitleveringsprocedures van de verschillende landen gelijkgeschakeld en wordt de uitlevering vergemakkelijkt. Zo zullen terroristen die in één van de lidstaten worden gezocht als gevolg hiervan geen bescherming meer kunnen zoeken in een andere lidstaat.
Ik grijp echter de gelegenheid aan om enkele kritische opmerkingen te maken bij het op 27 september 1996 ondertekende nieuwe verdrag van de Europese Unie inzake uitlevering. Gezien de context van Spaans-Belgische geschillen waarin dit verdrag is tot stand gekomen lijkt enige achterdocht mij bijzonder gewettigd. In tegenstelling tot wat de eigen Regering heeft laten uitschijnen, zijn het niet de Belgische verkozenen die in deze zaak geen blijk van vertrouwen hebben willen geven in de werking van de Belgische justitie, maar ontbrak het vooral de Spaanse autoriteiten aan eerbied voor de onafhankelijke werking van Belgische rechtsinstanties. Voor België was de druk van Spanje, een mede-lidstaat van de Europese Unie, misplaatst en irriterend.
In het licht hiervan durf ik te betwijfelen of het aangewezen is via bilaterale afspraken met Spanje vooruit te lopen op wat in een multilateraal kader tussen alle lidstaten van de Europese Unie kan worden afgesproken en vervolgens door juridische verbintenissen op hetzelfde tijdstip van kracht kan worden.
Dat afstand wordt gedaan van het vast ingewortelde beginsel van niet-uitlevering van eigen onderdanen tegen hun wil in aan een vreemd land, weze het een lidstaat van de Europese Unie, doet vragen rijzen. Een individuele persoon kan natuurlijk steeds afstand doen van zijn recht om in eigen land te worden gevonnisd en om in eigen land zijn eventuele straf te ondergaan. In het licht van de gebrekkige werking van het Belgische gerecht en van de erbarmelijke toestand van de Belgische gevangenissen, zal een Belg het afstand doen van deze rechten niet noodzakelijk als een nadeel ervaren.
Gezien de toekomstige uitbreiding van de Europese Unie kan evenwel worden betwijfeld of het verantwoord is dat alle huidige en toekomstige leden van de Europese Unie aan hun respectieve staatburgers deze maatregel eenzijdig opleggen en hen, zonder hun instemming, deze rechten ontnemen.
Daarenboven is vooral de mildering van de dubbele strafbaarstelling betwistbaar. Ik kan nog steeds moeilijk aanvaarden dat een persoon, mogelijk ook een Belg, door België aan een ander land, zij het een lidstaat van de Europese Unie, wordt uitgeleverd voor feiten die al dan niet verband houden met terrorisme, maar die in België niet strafbaar zijn.
Dat afstand wordt gedaan van de tot op heden geldende uitzondering voor de zogenaamde politieke misdrijven lijkt me in de optiek van de Europese Unie daarentegen wel logisch. Er moet ongetwijfeld worden aangenomen dat er in een lidstaat van de Europese Unie geen misdrijf bestaat dat niet gemeenrechtelijk zou zijn. Vanuit die benadering kan worden aanvaard dat zelfs voor politiek geïnspireerde misdrijven uitlevering wordt toegestaan, voor zover deze misdrijven tevens een inbreuk op het gemeenrecht vormen. Ook hier dient vanzelfsprekend te worden vastgehouden aan het beginsel van de dubbele strafbaarstelling. De universele rechten van de mens dienen echter onverminderd van toepassing te blijven. (Applaus.)
De Voorzitter. Het woord is aan de heer Anciaux.
De heer Anciaux (VU). Mijnheer de Voorzitter, ik zal het kort houden, omdat mevrouw Leduc reeds grotendeels heeft gezegd wat ik ook wilde zeggen. Ik sluit mij dan ook graag bij haar aan.
Tijdens de commissiebesprekingen werd er reeds op gewezen dat het verdrag in verband met uitlevering en de bijkomende protocollen niet echt wereldschokkend is, omdat intussen reeds de verdragen van 1995 en 1996 zijn ondertekend, waardoor de problematiek van de verdragen die nu ter goedkeuring worden voorgelegd, grotendeels achterhaald is.
Ik wil dan ook van de gelegenheid gebruik maken om een aantal opmerkingen te maken over de verdragen die in 1995 en 1996 met Spanje en in het kader van de Europese Unie werden gesloten. Ik kan mij er grotendeels toe beperken te verwijzen naar wat mevrouw Leduc daarover heeft gezegd, met dien verstande dat ik nogmaals wil benadrukken dat het loutere lidmaatschap van de Europese Unie geen garantie inhoudt dat de mensenrechten in een land worden nageleefd. Eigenlijk gaat men ervan uit dat het vanzelfsprekend is dat er wordt uitgeleverd naar een lidstaat van de Europese Unie en dat daarbij niet meer moet worden nagekeken voor welke feiten dit gebeurt, omdat het lidmaatschap van de Europese Unie een voldoende garantie inhoudt.
Bovendien wil ik erop wijzen dat het nieuwe verdrag voorziet in de uitlevering van de eigen onderdanen. Tijdens de commissiebesprekingen verwees de minister naar het Schengenakkoord. Bij de bespreking van de asielwetgeving heeft de minister van Buitenlandse Zaken gewezen op een onaanvaardbaar punt in dit akkoord, namelijk dat op vraag van een Schengenland, bijvoorbeeld Spanje, een vreemdeling de toegang tot ons eigen grondgebied kan worden geweigerd, indien dit land Spanje meent dat de toelating van deze persoon zijn staatsbelangen schaadt. Dit is toch wel echt absurd, maar ik neem aan dat wij daar dieper op ingaan op het ogenblik dat het uitleveringsverdrag ter goedkeuring wordt voorgelegd.
Tijdens de bespreking van het vorige punt maakte ik reeds een opmerking over de memorie van toelichting. De minister zal het mij niet kwalijk nemen dat ik er nu op wijs dat de memorie van toelichting bij dit ontwerp, zo blijkt uit het verslag, duidelijk drie of vier jaar geleden werd geschreven. Ik begrijp niet dat een memorie van toelichting bij een wetsontwerp dat eind 1996 wordt ingediend bij de Senaat, er nog altijd vanuit gaat dat er geen Schengenverdrag is, dat de doodstraf nog bestaat en dergelijke meer. Dit getuigt toch wel van een gebrek aan werkijver of respect voor deze vergadering. Dit is duidelijk een tekst uit 1993 waarin geen enkele wijziging werd aangebracht.
Wij kunnen niet anders dan het wetsontwerp goedkeuren. Het akkoord wordt evenwel ook van kracht voor die landen die geen lid zijn van de Schengengroep, noch van de Europese Unie, maar die wel behoren tot de Raad van Europa. De andere landen vallen onder de nieuwe Europese uitleveringsverdragen. Het akkoord geldt dus ook voor Turkije. Gelet op het niet-naleven van de fundamentele mensenrechten voor grote bevolkingsgroepen en het zwaar straffen van politieke delicten in dat land, heb ik toch wel enkele bedenkingen. De goedkeuring van het ontwerp zou wel eens gevolgen kunnen hebben voor de Koerden die in ons land verblijven en die volgens de Turkse wetgeving, gewoon omdat zij lid zijn van een Koerdische vereniging, automatisch verdacht worden van terrorisme. Op basis van de goedkeuring van het akkoord zou Turkije uitlevering kunnen vragen van geviseerde personen die als staatsgevaarlijk worden beschouwd. Indien dit het geval zou zijn, dan had ik toch nog graag vóór de stemming een antwoord gekregen van de minister. De goedkeuring van het akkoord zou wel eens in het verlengde kunnen liggen van de Belgische heksenjacht tegen alle Koerdische instellingen in ons land. (Applaus.)
De Voorzitter. Het woord is aan minister De Clerck.
De heer De Clerck, minister van Justitie. Mijnheer de Voorzitter, ik wil alleen reageren op de zogenaamde systematische heksenjacht tegen de Turkse gemeenschap in België. Het gaat hier helemaal niet om toevalligheden of om een strategie, maar om strafrechtelijke feiten. Het gaat ook helemaal niet om internationale politiek, maar om het handhaven van het Belgisch strafrecht. Als er interventies nodig zijn, dan moeten die ook gebeuren, zoals die ook gebeuren ten aanzien van Belgen of andere vreemdelingen die in België verblijven.
Ik betwist formeel dat wordt opgetreden in overleg met de Turkse overheid. Het gaat om justitiële acties ten aanzien van de Turkse gemeenschap als gevolg van een aantal belangrijke misdrijven. Als daaruit conclusies moeten worden getrokken, dan zal dat ook gebeuren. Ook de recente tweede controles werden met recht en reden en op een correcte manier uitgevoerd.
De Voorzitter. Daar niemand meer het woord vraagt in de algemene beraadslaging verklaar ik ze voor gesloten en bespreken wij de artikelen van het wetsontwerp.
Plus personne ne demandant la parole dans la discussion générale, je la déclare close et nous passons à l'examen des articles du projet de loi.
L'article premier est ainsi rédigé :
Article premier. La présente loi règle une matière visée à l'article 77, alinéa 1er , 6º, de la Constitution.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77, eerste lid, 6º, van de Grondwet.
Adopté.
Aangenomen.
Art. 2. Les Actes internationaux suivants sortiront leur plein et entier effet :
a) Convention européenne d'extradition, faite à Paris le 13 décembre 1957;
b) Protocole additionnel à la Convention européenne d'extradition, fait à Strasbourg le 15 octobre 1975;
c) Deuxième Protocole additionnel à la Convention européenne d'extradition, fait à Strasbourg le 17 mars 1978;
d) Accord entre les États membres des Communautés européennes relatif à la simplification et à la modernisation des modes de transmission des demandes d'extradition, fait à San Sebastian le 26 mai 1989.
Art. 2. De volgende Internationale Akten zullen volkomen uitwerking hebben :
a) Europees Verdrag betreffende uitlevering, opgemaakt te Parijs op 13 december 1957;
b) Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag betreffende uitlevering, opgemaakt te Straatsburg op 15 oktober 1975;
c) Tweede Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag betreffende uitlevering, opgemaakt te Straatsburg op 17 maart 1978;
d) Akkoord tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen betreffende de vereenvoudiging en de modernisering van de wijze van toezending van uitleveringsverzoeken, opgemaakt te San Sebastian op 26 mei 1989.
Adopté.
Aangenomen.
De Voorzitter. We stemmen zo dadelijk over het wetsontwerp in zijn geheel.
Il sera procédé tout à l'heure au vote sur l'ensemble du projet de loi.