1-76

1-76

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 28 NOVEMBRE 1996

VERGADERING VAN DONDERDAG 28 NOVEMBER 1996

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER VERREYCKEN AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN OVER « DE BELANGENVERMENGING VAN EEN ANTWERPS SCHEPEN, TEGELIJK ADVOCAAT »

QUESTION ORALE DE M. VERREYCKEN AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DE L'INTÉRIEUR SUR « LA CONFUSION D'INTÉRÊTS D'UN ÉCHEVIN ANVERSOIS, ÉGALEMENT AVOCAT »

De Voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Verreycken aan de Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over « de belangenvermenging van een Antwerps schepen, tegelijk advocaat ».

Staatssecretaris Peeters zal namens de Vice-Eerste minister antwoorden op deze vraag.

Het woord is aan de heer Verreycken.

De heer Verreycken (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de Voorzitter, ik wil geenszins afbreuk doen aan het belang van de staatssecretaris, maar sta mij toe te betreuren dat niet de betrokken minister antwoordt op mijn vraag. Ik neem aan dat de staatssecretaris de grond van de zaak enkel kent door de nota die hem door de minister van Binnenlandse Zaken is bezorgd. Ik sta er echter op mijn vraag vandaag te stellen.

In het zogenaamde « proces-Stuyck » werden tientallen beklaagden vervolgd wegens fiscale fraude. De advocaten van de vele betichten wisten door hun inzagerecht in het dossier ongetwijfeld ook dat het Hoog Comité van Toezicht een onderzoek had gevoerd naar corruptie van Antwerpse schepenen. Een van de hoofdverdachten verklaarde trouwens met naam en toenaam welke schepenen hij had « gekocht ». Tijdens dezelfde ondervraging vermeldde die hoofdverdachte trouwens de huidige Antwerpse schepen van Financiën als toenmalig « fondsenverzamelaar » voor een politieke partij.

Tijdens de voorbije begrotingsbesprekingen in de Antwerpse gemeenteraad werd de vraag gesteld waarom Antwerpen zich geen burgerlijke partij stelt om de belangen van de belastingplichtigen te verdedigen. Een goede argumentatie had immers kunnen leiden tot een herkwalificatie, waardoor men het corruptiedossier wel in overweging had kunnen nemen.

Op deze vragen werd op een hoge toon gereageerd, eigenaardig genoeg niet door de schepen voor Rechtszaken, maar wel door de schepen voor Financiën. Deze laatste meende dat Antwerpen zich terecht geen burgerlijke partij had gesteld. Dezelfde schepen trad echter op als raadsman van een der beklaagden in de bewuste zaak. Hij verdedigde met andere woorden in zijn functie van schepen dat hij zich als stadsafgevaardigde niet had gekeerd tegen zijn eigen cliënt.

Meent de minister dat de deontologie van een schepen toestaat dat hij de verdediging van de belastingplichtigen ondergeschikt maakt aan de belangen van een cliënt ?

Zal de minister deze schepen erop wijzen dat er in deze zaak een mogelijke ernstige belangenvermenging moet worden vastgesteld, die onaanvaardbaar is voor een beheerder van openbare financiën ?

Is overleg met de Antwerpse schepen voor Rechtszaken niet aangewezen om het corruptiedossier alsnog aanhangig te maken door een klacht met burgerlijke partijstelling, ter vrijwaring van de belangen van de belastingplichtigen ? Van non bis in idem kan hier immers geen sprake zijn, aangezien enkel gevorderd werd wegens fiscale fraude en het corruptiedossier zelf nog niet werd behandeld.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan staatssecretaris Peeters, die antwoordt namens de Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.

De heer Peeters, staatssecretaris voor Veiligheid, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu, toegevoegd aan de minister van Volksgezondheid. ­ Mijnheer de Voorzitter, indien er effectief belangenvermenging of corruptie is geweest in hoofde van een schepen in de zin van artikel 92, 3º, van de nieuwe gemeentewet, moet de provinciegouverneur op tuchtrechtelijk vlak de bepalingen van artikel 83 van dezelfde wet toepassen. Dat artikel bepaalt dat de provinciegouverneur, overeenkomstig een met redenen omkleed advies van de bestendigde deputatie van de provincieraad, de betrokken schepen kan schorsen of afzetten wegens kennelijk wangedrag of grove nalatigheid. De minister van Binnenlandse Zaken laat de gouverneur van de provincie Antwerpen vragen een onderzoek in te stellen naar de vermelde feiten.

Met betrekking tot een eventuele burgerlijke partijstelling van de stad Antwerpen moet ik meedelen dat de minister van Binnenlandse Zaken niet bevoegd is voor de gemeentelijke financiën. Het gesuggereerde overleg moet eventueel uitgaan van de Vlaamse Regering, die bevoegd is voor de algemene financiering van de gemeenten op grond van artikel 6, paragraaf 1, 8º, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen.

Krachtens artikel 123, 8º, en artikel 270 van de nieuwe gemeentewet moet het college van burgemeester en schepenen de rechtsgedingen instellen na machtiging door de gemeenteraad.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Verreycken voor een repliek.

De heer Verreycken (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de Voorzitter, ik dank de staatssecretaris uiteraard voor zijn antwoord.

Ik neem aan dat de minister van Binnenlandse Zaken zelf naar de provinciegouverneur zal gaan. Ik zal hem dus niet zelf moeten aanspreken, hetgeen ik wel al overwogen had.

Ik vind het jammer dat de grond van de zaak hier niet wordt besproken. Dat is uiteraard onmogelijk in het kader van een mondelinge vraag. Het is jammer dat de verklaringen van een beklaagde die voor een rechtbank beweert dat er corruptie is geweest, geen aanleiding geven tot een verdergaand onderzoek. Er zijn aanwijzingen dat in deze zaak een en ander in de doofpot wordt gestoken. Wij mogen in deze periode allerminst de schijn wekken aan dergelijke operaties mee te doen.

Ik zal alleszins ingaan op de voorstellen van de minister van Binnenlandse Zaken en de zaak bij de gouverneur en de Vlaamse Regering volgen.

De Voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.