1-52

1-52

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU MERCREDI 26 JUIN 1996

VERGADERING VAN WOENSDAG 26 JUNI 1996

(Vervolg-Suite)

PROPOSITION DE LOI MODIFIANT L'ARTICLE 36, § 2, DE LA LOI DU 20 JUILLET 1990 RELATIVE À LA DÉTENTION PRÉVENTIVE

Reprise de la discussion générale

et vote des articles

WETSVOORSTEL TOT WIJZIGING VAN ARTIKEL 36, § 2, VAN DE WET VAN 20 JULI 1990 BETREFFENDE DE VOORLOPIGE HECHTENIS

Hervatting van de algemene beraadslaging

en stemming over de artikelen

M. le Président. ­ Nous reprenons la discussion générale de la proposition de loi modifiant l'article 36, paragraphe 2, de la loi du 20 juillet 1990 relative à la détention préventive.

Wij hervatten de algemene beraadslaging over het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 36, paragraaf 2, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis.

La parole est au rapporteur pour un rapport complémentaire.

M. Desmedt (PRL-FDF), rapporteur. ­ Monsieur le Président, la proposition que nous examinons aujourd'hui a été introduite par M. Boutmans et vise à modifier une disposition de la loi sur la détention préventive dont l'application jurisprudentielle confirmée par la Cour de cassation aboutit en fait à empêcher la Chambre du Conseil de prononcer la mise en liberté sous condition, lors du règlement de procédure. Sur la base de cette interprétation jurisprudentielle, l'inculpé ne peut, à ce moment, qu'être libéré purement et simplement ou être maintenu en détention.

Cette situation n'a certes pas été voulue par le législateur de 1990, mais la Cour de cassation se basait sur l'article 36, paragraphe 2, de la loi du 20 juillet 1990 qui dispose que, lors du règlement de procédure, la Chambre du Conseil peut décider du maintien ou du retrait d'une condition fixée antérieurement, mais qu'elle ne peut en imposer de nouvelles.

En commission, il y a eu unanimité sur l'objectif poursuivi par la proposition, qui vise donc à permettre à la Chambre du Conseil de libérer sans conditions un inculpé lors du règlement de procédure, mais les choses furent moins aisées pour traduire clairement cette intention dans la loi.

Le ministre de la Justice a, quant à lui, considéré qu'il serait préférable de modifier l'article 26, paragraphe 3, qui vise l'hypothèse où l'inculpé est encore détenu lors du règlement de procédure, alors que l'article 36 concerne l'hypothèse où il a déjà été libéré antérieurement sous conditions.

L'ensemble de la commission et l'auteur de la proposition se sont ralliés à l'interprétation du ministre de sorte qu'un amendement en ce sens a été déposé et adopté à l'unanimité ainsi que l'ensemble de la proposition qui a été soumise en séance publique le 6 juin. À cette séance, j'ai cependant suggéré le renvoi en commission pour améliorer le texte, ce à quoi le Sénat a bien voulu se rallier.

En fait, l'article 26, paragraphe 3, tel que la commission l'avait modifié, ne laissait plus pour la Chambre du Conseil, lors du règlement de procédure, que deux possibilités : le maintien en détention ou la liberté sous conditions. On pouvait donc craindre que cette nouvelle rédaction n'aboutisse à une équivoque excluant la mise en liberté pure et simple. Il était donc souhaitable de revoir le texte afin que la possibilité de libération pure et simple soit clairement maintenue.

La commission s'est ralliée à ce point de vue et M. Erdman a déposé un amendement au texte actuel de la loi sur la base duquel la Chambre du Conseil peut décider de mettre l'inculpé en liberté ou, par une ordonnance séparée, qu'il restera en détention ou sera mis en liberté en lui imposant de respecter une ou plusieurs conditions comme prévu à l'article 35. Cet amendement qui élimine toute équivoque quant aux possibilités offertes à la Chambre du Conseil a été adopté à l'unanimité et est devenu l'article 2 de la proposition.

Il y a lieu d'observer que l'intitulé a été modifié puisque la proposition vise l'article 26, paragraphe 3, de la loi du 20 juillet 1990 et non l'article 36, paragraphe 2, comme prévu initialement.

La commission de la Justice invite dont le Sénat à approuver ce texte.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Boutmans.

De heer Boutmans (Agalev). ­ Mijnheer de Voorzitter, ik dank de rapporteur voor zijn uitstekend verslag en voor zijn bijdrage tot de discussie. Het gaat hier om een wetgevend initiatief van de Senaat en als de Kamer zich bij ons voorstel aansluit, kan het op relatief korte termijn van kracht worden.

De uiteindelijke tekst van het voorstel is het resultaat van een collectieve inspanning. Het voorstel dient niet te worden overroepen, maar het zal op het terrein toch zijn nut bewijzen. Heel wat magistraten, onderzoeksrechters en advocaten beklagen er zich immers over dat op het ogenblik dat het onderzoek afgerond is en de verdachten in vele gevallen niet meer in hechtenis hoeven te blijven, deze toch niet ­ zij het onder bepaalde voorwaarden ­ in vrijheid kunnen worden gesteld omwille van de interpretatie van het Hof van cassatie van een wet ter zake die destijds in feite niet gewild was, maar toch algemeen wordt gevolgd. In sommige raadkamers had men voor dit probleem listige oplossingen gevonden, maar het is altijd beter de wet te wijzigen dan rechters tot allerlei listen en lagen te verplichten.

Met de goedkeuring van dit wetsvoorstel vermijden we dat mensen onnodig lang in de gevangenis blijven en dat er overbodige procedures op verzoekschrift worden gevoerd die de rechtbanken overbelasten en de normale volgorde van behandeling van zaken kunnen verstoren. De minister van Justitie zal de Senaat wellicht dankbaar zijn als het wetsvoorstel wordt aangenomen.

Tot slot wens ik nog de collega's te danken die aan de commissiebesprekingen hebben deelgenomen en die de goedkeuring van het voorstel hebben mogelijk gemaakt. (Applaus.)

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, in eerste instantie wens ik hulde te brengen aan de initiatiefnemer van het voorstel tot wijziging van artikel 36, paragraaf 2, van de wet betreffende de voorlopige hechtenis. Dank zij deze relatief kleine wijziging kan er in de praktijk toch wel een en ander veranderen. Zo kan er soepeler worden opgetreden bij het al dan niet in vrijheid stellen van personen die verwezen worden naar de correctionele rechtbank. In het verleden werd vaak niet overgegaan tot de invrijheidstelling bij gebrek aan voorwaarden.

De bekommernissen van collega Boutmans moeten de Senaat ertoe aanzetten de wet op de voorlopige hechtenis in haar geheel kritisch te herbekijken. Die wet kan immers, niettegenstaande de vele verbeteringen die de jongste jaren zijn aangebracht, nog steeds tot misbruik aanleiding geven. Ik verwijs onder meer naar de vragen om uitleg die hier aan de minister van Justitie zijn gesteld, waaruit bleek dat de voorlopige hechtenis in de praktijk wordt beschouwd als een manier om bekentenissen af te dwingen. De maatregel wordt gehanteerd als een echte strafmaatregel en dat is toch initieel niet de bedoeling van de wetgever. De meeste mensen die in de gevangenissen van Sint-Gillis en Vorst verblijven, zitten in voorlopige hechtenis, vaak rechtstreeks of onrechtstreeks omwille van een drugsdelict. De voorlopige hechtenis geeft dus nog te veel aanleiding tot misbruiken. Daarom roep ik de collega's op om in een positieve geest een inspanning te doen om deze wetgeving te verfijnen, zodat misbruiken zo veel als mogelijk worden uitgesloten.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan minister De Clerck.

De heer De Clerck, minister van Justitie. ­ Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats sluit ik mij aan bij het hier gebrachte eerbetoon aan de initiatiefnemer van het voorstel. Met dit wetsvoorstel toont de Senaat inderdaad dat de parlementaire instellingen belangrijke wetgevende initiatieven kunnen nemen. Ik zal de inhoud van dit voorstel verder blijven verdedigen. Ik dank ook de voorzitter, de rapporteur en de leden van de commissie voor de samenwerking.

Aan de heer Anciaux wil ik zeggen dat de voorlopige hechtenis deel uitmaakt van een bredere problematiek. Ik heb daarover reeds enkele standpunten uitgewerkt en neergeschreven in de oriëntatienota in strafbeleid en strafuitvoeringsbeleid die ik vorige week bij de Kamer heb ingediend. Aan het Nationaal Instituut voor de criminologie en de criminalistiek, het NICC, heb ik trouwens opdracht gegeven om samen met professor Snacken van de VUB een evaluatie van de hele wetgeving inzake de voorlopige hechtenis te maken, zodat wij volgend jaar zeker stof genoeg zullen hebben om uit te maken of hier aanpassingen nodig zijn.

M. le Président. ­ Plus personne ne demandant la parole dans la discussion générale, je la déclare close, et nous passons à l'examen des articles de la proposition de loi.

Daar niemand meer het woord vraagt in de algemene beraadslaging verklaar ik ze voor gesloten en bespreken wij de artikelen van het wetsvoorstel.

Artikel één luidt :

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Article premier. La présente loi règle une matière visée à l'article 78 de la Constitution.

­ Aangenomen.

Adopté.

Art. 2. In artikel 26, § 3, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, gewijzigd bij de wet van 11 juli 1994, worden de woorden « kan zij bij afzonderlijke en overeenkomstig artikel 16, §§ 1 en 5, eerste en tweede lid, gemotiveerde beschikking, beslissen dat de verdachte aangehouden blijft » vervangen door de woorden « kan zij de verdachte in vrijheid stellen of, bij afzonderlijke en overeenkomstig artikel 16, §§ 1 en 5, eerste en tweede lid, gemotiveerde beschikking, beslissen dat de verdachte aangehouden blijft, of dat hij in vrijheid wordt gesteld onder oplegging van een of meer voorwaarden, zoals bedoeld in artikel 35. »

Art. 2. À l'article 26, § 3, de la loi du 20 juillet 1990 relative à la détention préventive, modifié par la loi du 11 juillet 1994, les mots « elle peut, par une ordonnance séparée et motivée conformément à l'article 16, §§ 1er et 5, premier et deuxième alinéas, décider que l'inculpé restera en détention » sont remplacés par les mots « elle peut mettre l'inculpé en liberté ou décider, par une ordonnance séparée et motivée conformément à l'article 16, §§ 1er et 5, premier et deuxième alinéas, que l'inculpé restera en détention, ou qu'il sera mis en liberté en lui imposant de respecter une ou plusieurs conditions, comme il est prévu à l'article 35. »

­ Aangenomen.

Adopté.

Art. 3. Deze wet treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad .

Art. 3. La présente loi entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge .

­ Aangenomen.

Adopté.

De Voorzitter. ­ De commissie stelt een nieuw opschrift voor dat luidt : « Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 26, § 3, van de wet van 23 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis ».

La commission propose un nouvel intitulé ainsi rédigé : « Proposition de loi modifiant l'article 26, § 3, de la loi du 20 juillet 1990 relative à la détention préventive ».

Is de Senaat het met die tekst eens ?

Ce texte rencontre-t-il l'accord de l'assemblée ? (Assentiment.)

Het nieuw opschrift is goedgekeurd.

Le nouvel intitulé est approuvé.

We stemmen later over het wetsvoorstel in zijn geheel.

Il sera procédé ultérieurement au vote sur l'ensemble de la proposition de loi.