1-46 | 1-46 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCE DU JEUDI 23 MAI 1996 |
VERGADERING VAN DONDERDAG 23 MEI 1996 |
De Voorzitter. Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Vandenberghe aan de minister van Tewerkstelling en Arbeid over « de winkelopeningstijden ».
Het woord is aan de heer Vandenberghe.
De heer Vandenberghe (CVP). Mijnheer de Voorzitter, niet alleen wordt de huidige reglementering van de winkelopeningstijden door sommigen openlijk in twijfel getrokken, zij wordt ook vaak overtreden.
Momenteel worden de openingstijden van winkels in België geregeld door drie verschillende wetten : de kaderwet van 22 juni 1960 op de wekelijkse rustdag, de arbeidswet van 16 maart 1971 op de zondagsarbeid en de wet van 24 juli 1973 op de verplichte avondsluiting.
De kaderwet op de wekelijkse rustdag en de arbeidswet beogen in de praktijk hetzelfde, namelijk de verplichte rustdag voor iedereen die actief is in de distributiesector.
De wet op de wekelijkse rustdag is een kaderwet. Zij is bijgevolg niet van toepassing op de complete distributie en wordt sectoraal ingevuld. Onder wekelijkse rustdag wordt een ononderbroken periode van 24 uur verstaan. De winkelier mag zijn rustdag individueel kiezen. Doet hij dit niet, dan valt de rustdag automatisch op zondag. De winkel mag maximum 15 keer per jaar 7 dagen op 7 open blijven. Deze afwijkingen kunnen door de gemeenten worden toegestaan naar aanleiding van bijzondere gelegenheden zoals wettelijke feestdagen en braderijen. In toeristische gemeenten kan het college van burgemeester en schepenen eveneens afwijkingen toestaan die van toepassing zijn op het hele jaar of op een gedeelte ervan.
De wet op de zondagsarbeid is een algemeen bindende wet, van toepassing op alle distributiebedrijven met personeel. Zij verbiedt tewerkstelling van personeel in de detailhandel op zondagnamiddag vanaf 12 uur, maar er bestaan een beperkt aantal sectorale afwijkingen. Zondagsarbeid wordt, gedurende welbepaalde perioden de hele dag toegelaten in kleinhandelszaken, badplaatsen, luchtkuuroorden en toeristische centra, die als dusdanig door de minister van Arbeid en Tewerkstelling worden erkend.
De wet op de verplichte avondsluiting verbiedt elke toegang tot de winkel, alsmede elke rechtstreekse verkoop aan de verbruiker vóór 5 uur 's morgens en na 20 uur 's avonds. Het sluitingsuur wordt verlengd tot 21 uur op vrijdag en op de werkdagen die aan een wettelijke feestdag voorafgaan. Ook op deze wet zijn er een aantal sectorale afwijkingen en gelden een aantal uitzonderingen voor badplaatsen, luchtkuuroorden en toeristische centra tijdens het hoogseizoen.
Het bestaan van drie afzonderlijke wetten en uitvoeringsbesluiten geeft aanleiding tot verwarring en tot toepassingsverschillen tussen eenmanszaken en ondernemingen met personeel. Handelaars die zich aan de officiële openingsuren houden, worden geplaagd én door de oneerlijke concurrentie én door de ondoorzichtigheid van deze drie, elkaar doorkruisende reglementeringen. Deze ondoorzichtigheid leidt er in de praktijk toe dat de bevoegde overheden niet willen of niet kunnen optreden.
Momenteel bestaat er nogal wat ontevredenheid over de lakse toepassing van de genoemde wetgeving ten aanzien van grote winkelzaken, gespecialiseerd in duurzame consumptiegoederen. Verschillende van deze winkels werken met schijnzelfstandigen of stellen ongestraft personeel tewerk op zondag. Daarnaast werden in sommige gemeenten de criteria voor de erkenning als toeristisch centrum nogal ruim geïnterpreteerd.
Onlangs werd door de belangrijkste organisatie van zelfstandige ondernemers, het NCNV, een voorstel bekend gemaakt, waarin wordt gepleit voor een meer duidelijke en meer eenvoudige wetgeving betreffende de openingsuren van winkels in het bijzonder op zondag. Het voorstel wil een einde maken aan het bestaande gedoogbeleid waardoor een aantal winkels onwettelijk openblijft op zondag, of de wetgeving omzeilt. Het voorstel koppelt de wet op de wekelijkse rustdag aan deze op het zondagswerken in de distributie.
In het nieuwe voorstel worden een aantal beginselen vooropgesteld. De nieuwe wet op het zondagswinkelen moet zowel de winkeliers met, als zonder personeel op dezelfde wijze behandelen. Het wordt een algemeen bindende wet, met andere woorden de verplichte wekelijkse rustdag wordt bij wet geregeld en is bijgevolg automatisch van toepassing op alle sectoren van de detailhandel. De verplichte rustdag wordt bij wet vastgelegd op zondag, de hele dag, of vanaf zondag 13 uur tot maandag 13 uur. In een beperkt aantal sectoren, zoals die van de bakkers, beenhouwers, kleine voedingswinkels, bloemenwinkels, enzovoort, mag de winkelier zijn verplichte rustdag kiezen op een andere dag van de week. Er wordt tevens een beperkte lijst van erkende toeristische centra vastgelegd. In het voorstel worden een beperkt aantal zondagen per jaar bepaald waarop de winkels de hele dag mogen open blijven.
Ik ben mij ervan bewust dat er voor- en tegenstanders bestaan van een dergelijke regulering en van de strikte toepassing ervan. Toch bestaan er nogal wat argumenten om een betere reglementering te verdedigen. Ruimere openingstijden leiden niet tot meer werkgelegenheid, zoals soms wordt beweerd, maar enkel tot een verschuiving of zelfs tot een vermindering ervan. Zij vormen bovendien een bijkomende hindernis voor de kleinhandelszaken, die minder gemakkelijk een beroep kunnen doen op ploegenwerk. Ruimere openingstijden leiden ook niet tot een grotere omzet. De omzet verschuift veeleer. De aankoopmomenten veranderen, maar de hoeveelheid gekochte goederen blijft hetzelfde. Met de afnemende consumptie die wij reeds kennen, zullen ruimere openingstijden dus vooral voor detailhandelszaken een negatief effect hebben. Winkelen op zondag leidt evenmin tot een daling van de prijzen. Integendeel. Soms zijn de prijzen in belangrijke mate hoger in winkels die 's zondags open zijn, of op andere uitzonderlijke aankoopplaatsen.
Een verruiming van de openingstijden is wel een element van concurrentie. Kleine handelszaken hebben immers niet dezelfde mogelijkheden op het gebied van personeel en technische mogelijkheden als grote distributiebedrijven. De verruiming kan dus leiden tot concurrentievervalsing. Zij kan trouwens ook leiden tot vorming van monopolies, die uiteindelijk ook een prijsstijging tot gevolg kan hebben. Flexibiliteit is nodig, maar een onbeperkte flexibiliteit heeft nefaste gevolgen voor het welzijn van de burger, het gezin, de gemeenschapsvorming en het verenigingsleven, en aldus voor de samenleving in haar geheel. De rustdag is in onze cultuur een dag van intenser sociaal contact en/of samenzijn in het gezin. Hij vervult daarenboven een bijzondere recreatieve functie.
Is het te veel gevraagd aan de moderne samenleving om één dag per week aandacht te hebben voor de zachtere waarden ? Is het te veel gevraagd aan de moderne samenleving om één dag per week oog te hebben voor la convivialité in de samenleving, zoals dat in 1968 in Parijs werd genoemd ? Het recht om te winkelen op alle dagen van de week en op alle ogenblikken van de dag weegt niet op tegen de familiale en sociale rechten van de zelfstandigen en van de werknemers in de distributiesector.
Bij de sociale partners zou er een principiële consensus bestaan over de grote lijnen van het besproken voorstel. Graag kende ik de houding van de minister er tegenover. Gezien het grote belang van deze problematiek voor de samenleving vraag ik mij af of het niet opportuun is dat de minister snel een initiatief neemt om een ruim maatschappelijk debat eventueel een rondetafel te organiseren over de thematiek van het winkelen op zondag en over de hervorming van de wetgeving ter zake, om aldus een einde te maken aan de dubieuze situatie te velde.
Ik dank de minister reeds voor de welwillendheid waarmee zij een antwoord op mijn vraag voorbereidt.
M. le Président. La parole est à M. Philippe Charlier.
M. Ph. Charlier (PSC). Monsieur le Président, après cet intéressant exposé de M. Vandenberghe sur la problématique de la réglementation des heures d'ouverture des magasins, je souhaite intervenir pour souligner que cette réglementation est soit contestée, soit bafouée.
Comme l'a rappelé M. Vandenberghe, dans notre pays, trois législations existent en la matière, deux sur le repos hebdomadaire et une sur la fermeture en soirée. Concrètement, il s'avère que les commerçants qui respectent cette réglementation doivent faire face à la concurrence illégale de ceux qui ne la respectent pas. De toute évidence, ces législations ne sont pas transparentes et elles sont difficiles à sanctionner.
Tant dans la partie francophone que dans la partie néerlandophone du pays, les grandes associations de commerçants indépendants sont favorables à la révision de la réglementation et ils souhaitent qu'elle soit fondée sur une seule législation plus claire, plus transparente et plus facile à sanctionner. Les indépendants espèrent également que le repos du dimanche sera respecté et que, dans les cas où l'ouverture des magasins serait permise le dimanche, les limitations soient suivies.
Comme l'a dit M. Vandenberghe dans sa conclusion, nous avons là une opportunité d'organiser un débat de société. En effet, le Sénat n'est-il pas une chambre de réflexion ? La réglementation des heures d'ouverture des magasins est un sujet qu'il serait intéressant de soumettre à notre réflexion et qui entre parfaitement dans nos compétences.
Hier, la nouvelle procédure permettant d'engager ce type de débat par le dépôt d'une note a été rendue publique. Je souhaite que des collègues sénateurs déposent une telle note permettant d'engager la réflexion. Ce document devrait présenter les thèmes souhaités et expliquerait l'opportunité du débat qu'il souhaiterait susciter. C'est là, me semble-t-il, le sens de la nouvelle procédure, et voilà une première opportunité de la concrétiser par un grand débat. Par un tel travail, le Sénat se valoriserait. (Applaudissements.)
De Voorzitter . Het woord is aan minister Smet.
Mevrouw Smet , minister van Tewerkstelling en Arbeid, belast met het Beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Mijnheer de Voorzitter, de problematiek van de tewerkstelling op zondag wordt geregeld in drie verschillende wetgevingen. De wetten dateren van de jaren 60 en het begin van de jaren 70, maar de problemen zijn van veel recentere datum. Het gaat dus niet op te beweren dat deze hun oorsprong vinden in de wetgeving. Dit neemt echter niet weg dat deze problematiek uitdrukkelijk aan bod zal komen bij de doorlichting van de globale arbeidsreglementering inzake de arbeidsduur die momenteel aan de gang is, met de bedoeling een harmonisering van de wettelijke bepalingen tot stand te brengen.
De huidige problemen zijn te wijten aan verschillende factoren.
Un autre élément à prendre en considération et qui n'a pas encore été mentionné est la situation existant au-delà de nos frontières.
Ainsi, je pense au magasin de meubles Morres, qui se trouve à proximité de mon arrondissement, mais au-delà de la frontière, et qui est ouvert le dimanche.
M. Moens, vice-président,
prend la présidence de l'assemblée
Tous ceux qui veulent acheter du mobilier le dimanche se rendent chez Morres, aucun magasin de meubles n'étant ouvert ce jour-là dans mon arrondissement.
Een andere factor is de evolutie van kleinhandelszaken naar groothandelszaken. Vooral meubelzaken zijn groothandelszaken geworden met veel werknemers. Ze hebben vaak ook een restaurant of een cafetaria. Verder is er de bikkelharde concurrentie, ook met de ons omringende landen. Ook wordt gevreesd dat een streng optreden op dit vlak gevolgen zal hebben voor de werkgelegenheid.
Welke houding moeten wij nu tgenover dit fenomeen aannemen ? Ik heb het paritair comité gevraagd een oplossing te zoeken. De voorzitter van het paritair comité, mevrouw Hoornaert, heeft een fantastische inspanning gedaan, maar heeft moeten constateren dat er geen akkoord is tussen de werkgevers onderling het NCMV heeft een totaal ander standpunt dan FEDIS, die de grote handelszaken vertegenwoordigt noch tussen de werknemers onderling de LBC is op dit vlak veel strenger dan bijvoorbeeld de socialistische vakbond en dus evenmin tussen werkgevers en werknemers. Dat het voorstel van het NCMV de goedkeuring van de sociale partners kan wegdragen, is derhalve een ijdele hoop.
Er werd tot begin 1996 vergaderd, zoals u weet zonder resultaat. Wil een van de organisaties opnieuw een voorstel doen en dit lijkt het geval te zijn dan kan die het paritair comité vragen opnieuw samen te komen. Op basis van een nieuw voorstel kan dan naar een oplossing worden gezocht.
Intussen blijft de sociale inspectie optreden en worden er processen-verbaal opgemaakt waaraan sancties zijn verbonden. Veel arbeidsauditeurs weigeren echter de processen-verbaal uit te voeren, omdat zij van oordeel zijn dat de sanctie niet in verhouding is tot het misdrijf en omdat zij twijfelen aan de zin van sancties tegen winkelopening op zondag.
Er worden per jaar gemiddeld 50 processen-verbaal opgemaakt, maar ze hebben meestal weinig resultaat. Dit neemt echter niet weg dat de controles worden voortgezet.
Wat nu de regeling in de toeristische centra betreft, moet ik toegeven dat ik inderdaad soms gebruik van de mogelijkheid om een gemeente als toeristisch centrum te erkennen. Ik heb dat onder meer gedaan voor een gemeente in de grensstreek met een grote meubelzaak waar net over de grens ook een meubelzaak gevestigd is die haar deuren op zondag wel mag openen.
Ik gebruik deze mogelijkheid zowel in Wallonië als in Vlaanderen, maar ik doe dat uiterst beperkt.
De heer Hatry (PRL-FDF). En in Brussel ?
Mevrouw Smet , minister van Tewerkstelling en Arbeid, belast met het Beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Ik ben nu vijf jaar minister van Tewerkstelling en Arbeid. Met de twee gemeenten, één in Vlaanderen en één in Wallonië, die ik vandaag nog als toeristisch centrum heb erkend, heb ik in die periode tien gemeenten als toeristisch centrum erkend. Tot nu toe worden in totaal 56 gemeenten als dusdanig erkend. Beweren dat ik van deze mogelijkheid misbruik maak, is dus niet correct.
Vergeten we ook niet dat heel het kustgebied een toeristisch centrum is en dat de winkels er altijd op zondag open zijn. Bij het uitwerken van een oplossing moet dus voor een heel aantal gemeenten een uitzondering worden gemaakt.
We moeten ook rekening houden met de grote meubelzaken die het geluk hebben in de kustgemeenten gevestigd te zijn en die in uitzendingen als het Rad van Fortuin kunnen aankondigen dat ze op zondag geopend zijn. Anderen hebben dat geluk niet.
Deze problematiek omvat zoveel aspecten dat een simplistische voorstelling van de feiten volkomen uit den boze is.
Ik zal een debat over deze problematiek in de Senaat toejuichen. Men zou de sociale partners kunnen uitnodigen in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden. Dat kan heel interessant zijn, maar ik verzeker u dat deze materie bij de sociale partners heel moeilijk ligt. (Applaus.)
De Voorzitter . Het woord is aan de heer Vandenberghe.
De heer Vandenberghe (CVP). Mijnheer de Voorzitter, ik dank de minister voor haar antwoord.
Het is ongetwijfeld juist dat door de evolutie op economisch en handelsvlak de voorbije jaren deze problematiek een complex karakter heeft gekregen. Ik begrijp dat ook factoren als de evolutie van kleinhandel naar groothandelszaken en de internationale concurrentie een rol spelen.
Mag ik er echter op wijzen dat op het vlak van de arbeidsreglementering deze argumenten op een andere wijze moeten worden geïnterpreteerd ? De internationale concurrentie wordt steeds ingeroepen als ultiem argument; maar het is niet omdat in Noord-Frankrijk andere arbeidsvoorwaarden gelden dan in het zuiden van West-Vlaanderen, dat daar andere arbeidsvoorwaarden mogen worden opgelegd dan bepaald in de Belgische wetgeving of vastgelegd in de vigerende collectieve arbeidsovereenkomsten. De internationale concurrentie is een algemeen fenomeen, dat is geen specifiek gegeven voor de klein- en/of groothandel. Aangeklaagd wordt dat deze sector dit argument inroept om afwijkende statuten te billijken en te gedogen, terwijl in andere situaties op gelijke behandeling wordt aangestuurd. Met de vaststelling dat een evolutie zich aftekent in de sector van de klein- en groothandel biedt men geen antwoord op de uitdaging om in onze maatschappij een vrije dag te behouden om andere dan economische waarden te beleven. Volgens dezelfde redenering zou men het zaterdagwerk van de kleine naar de grote ondernemingen kunnen uitbreiden in naam van een maatschappelijke evolutie en terwille van de nieuwe exploitatievoorwaarden van die grote ondernemingen. Deze maatschappelijke keuze wordt ingegeven door het turbo-kapitalisme, maar niet door ons maatschappelijk model dat ook aan andere dan strikt economische waarden belang hecht.
Mijnheer de Voorzitter, de minister heeft ook gewezen op de moeilijkheden om tussen werkgevers en werknemers tot een consensus te komen en zij heeft de hoop op een akkoord naar het rijk van de illusies verwezen. Dat is een betreurenswaardige vaststelling; de sociale verhoudingen in onze samenleving zulen door het ontbreken van dit akkoord niet worden bevorderd. De malaise dreigt overigens algemeen te worden. Het Volk titelt vandaag : « Belgisch overlegmodel lijdt aan metaalmoeheid » en Gazet van Antwerpen : « Vermoeid model ». Op corporatief niveau is men blijkbaar niet langer in staat om oplossingen, zij het compromissen, voor dit structureel probleem te formuleren.
Dit neemt niet weg dat de nieuwe elementen in de discussie opnieuw aan het paritair comité kunnen worden voorgelegd en een nieuwe poging wordt ondernomen om duidelijkheid te scheppen.
De minister wijst erop dat de processen-verbaal ter zake vrijwel onmiddellijk verticaal worden geklasseerd. Bij de arbeidsrechtbanken is dit lot niet alleen aan dit type van processen-verbaal beschoren. Door het stelselmatig niet-toepassen van de vigerende wetgeving meet de auditeur zich ten onrechte de bevoegdheid aan een beleid te voeren; dat kan niet de correcte opvatting van het opportuniteitsbeginsel zijn. Verder onderzoek moet uitwijzen welk praktisch vervolgingsbeleid wordt gevoerd. De minister sprak van grote sancties, maar vergeet wellicht hoe zwaar de sancties tegen zwartwerk zijn die in bepaalde sectoren worden opgelegd. In die sectoren wordt overigens voortdurend aangedrongen op een meer effectieve bestrijding, terwijl voor vergelijkbare overtredingen in de sector die ter discussie staat zelden vervolging wordt ingesteld. Dit leidt onmiskenbaar tot een ongelijke behandeling van vergelijkbare misdrijven.
Mevrouw de minister, met uw uitvoerig antwoord hebt u een klare kijk op het probleem gegeven. De Senaat moet aandacht blijven hebben voor dit vraagstuk. Zo er geen beweging komt in het maatschappelijk veld, zullen er parlementaire initiatieven moeten worden genomen.
De Voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.