1-46 | 1-46 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCE DU JEUDI 23 MAI 1996 |
VERGADERING VAN DONDERDAG 23 MEI 1996 |
De Voorzitter. Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Anciaux aan de Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel over « het beleid van de Nationale Loterij, die de jeugd wil aanzetten tot gokken. »
Het woord is aan de heer Anciaux.
De heer Anciaux (VU). Mijnheer de Voorzitter, de Nationale Loterij wil de jeugd blijkbaar aanzetten tot gokken. Vorig jaar verwezenlijkte de Nationale Loterij een omzet van ongeveer 37 miljard frank. Met allerlei marketingmiddelen en een doorgedreven informatisering poogt ze dit enorme bedrag nog op te trekken. Klaarblijkelijk heeft voor de Staat de inkomstenverwerving absolute voorrang op tal van sociaal-maatschappelijke bekommernissen. Het verslavingsverschijnsel en de toenemende verarming van een deel van de bevolking waaronder het cliënteel zal de Loterij of de overheid een zorg wezen.
De Nationale Loterij wil nu bovendien een nieuwe markt aanboren of zeg ik beter uitbuiten. Volgende week zal een nieuw krablotje « Trix » op de markt komen. Het wordt gelanceerd met een zeer jong ogende reclamecampagne die zich officieel tot jonge volwassenen tussen 18 en 25 jaar richt. Klaarblijkelijk wil men Trix door reclamespotjes met grappige speelgoed- en animatiefiguurtjes ook bij tieners populair maken.
Heeft de Vice-Eerste minister er ooit aan gedacht aan de Nationale Loterij ook ethische spelregels op te leggen ? Hoe ver denkt hij te kunnen gaan met dit « brood en spelen » voor de bevolking ? Dient de overheid, die toch een zeer streng verbod op kansspelen aan de bevolking oplegt, dan zelf niet het goede voorbeeld te geven ? Aanvaardt de Vice-Eerste minister dat er door het omzeilen van de wettelijke en reglementaire regels ook erg jonge mensen het slachtoffer worden van dit officieel georganiseerde gokspel ? Houdt de Regering rekening met het risico op een snellere uitbreiding van de verslavingsfenomenen nu het dualisme in onze samenleving verder toeneemt en de verpaupering van de bevolking steeds meer om zich heen grijpt ? Wordt er rekening gehouden met de druk die kinderen kunnen uitoefenen op hun ouders om toch maar Trix aan te kopen ? Welke morele en ethische krijtlijnen moeten het binnenhalen van staatsinkomsten beperken ?
De Voorzitter. Het woord is aan Vice-Eerste minister Maystadt.
De heer Maystadt, Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel. Mijnheer de Voorzitter, vanaf 28 mei eerstkomend zal de Nationale Loterij biljetten in de handel brengen van een nieuwe instantloterij, Trix genaamd. Deze nieuwe loterijvorm vult het bestaande gamma van biljettenloterijen aan. De bescheiden verkoopprijs van 25 frank voor een Trix-biljet maakt deze loterijvorm interessanter voor het jonge publiek dan de Presto of de Subito. Met het adjectief « jong » bedoel ik geenszins minderjarigen, maar wel een publiek van jonge volwassenen. De reclamecampagne ter lancering van de Trix wil humoristisch en modern zijn, maar bevat geen enkele specifiek op minderjarigen gerichte boodschap.
De vraag van de heer Anciaux heeft in feite betrekking op het ethisch aspect van de organisatie van loterijen. Dit is geen nieuw probleem. Reeds bij de goedkeuring van de wet van 31 december 1851 op de loterijen en van de wetten van 5 juli 1964 en van 22 juli 1991 betreffende de Nationale Loterij werd erover in het Parlement gediscussieerd.
In essentie kwam het oordeel van de wetgever erop neer dat een algemeen verbod op loterijen onvermijdelijk klandestiene loterijen zou doen ontstaan. Om die reden heeft de wetgever het opportuun geacht de organisatie van openbare loterijen toe te vertrouwen aan een openbare instelling zoals de Nationale Loterij. Op grond van haar lange ervaring kan de Nationale Loterij besluiten dat de verschillende vormen van biljettenloterijen het publiek nooit dermate afhankelijk heeft gemaakt dat sommigen tot onverantwoorde daden zouden worden aangezet. Overigens is de sfeer die in een krantenwinkel heerst helemaal niet te vergelijken met de sfeer in een speelzaal of in drankgelegenheden met speelautomaten.
Ik durf dus te besluiten dat de Trix, die sterk lijkt op de reeds sinds maart 1995 bestaande Scrratch, redelijkerwijs niet voor een omwenteling van de huidige situatie zal zorgen.
De Voorzitter. Het woord is aan de heer Anciaux voor een repliek.
De heer Anciaux (VU). Mijnheer de Voorzitter, ik dank de Vice-Premier voor zijn antwoord. Ik heb inderdaad vragen bij de ethische en morele aspecten van het organiseren van een nationale loterij, maar ik zal deze discussie, die al meer dan een eeuw wordt gevoerd, hier zeker niet nog eens overdoen. Ik neem ook aan dat een algemeen verbod, clandestiene loterijen kan doen ontstaan en dat de Staat daarom zelf een loterij heeft georganiseerd.
Dat betekent echter niet dat de Nationale Loterij niet voorzichtig moet zijn en niet moet onderzoeken of haar activiteiten aanleiding geven tot afhankelijkheid en verslaving. Voorlopig stelt de Vice-Eerste minister mij gerust door te verklaren dat er daarvoor geen aanwijzingen zijn. Toch wil ik er wel voor waarschuwen dat de prijs van de Trix-lootjes slechts 25 frank per stuk er eigenlijk op wijst dat ze echt bedoeld zijn voor zeer jonge mensen. U ontkent dat trouwens niet, mijnheer de Vice-Eerste minister. Ik weet ook wel dat winkeliers reglementair geen lootjes mogen verkopen aan jongeren onder de achttien jaar. Heel deze situatie doet mij echter denken aan het fenomeen van de flippo's, dat een van uw collega's onlangs nog heeft trachten af te remmen. De Nationale Loterij gaat hier op dezelfde manier te werk.
Ik houd erg veel van humoristische en van moderne zaken, maar zoals we in de pers konden lezen, is de hele campagne rond de Trix-lootjes wel degelijk gericht op zeer jonge mensen. Nu ben ik alles behalve een paternalist die allerlei zaken wil verbieden omdat ze de verloedering van de jeugd in de hand zouden werken, maar men mag niet vergeten dat met een loterij die kinderen aanzet om een bepaald produkt te kopen, eigenlijk de ouders onder druk worden gezet.
Ik dring er dan ook op aan dit aspect van de zaak niet uit het oog te verliezen. Persoonlijk ben ik er trouwens niet helemaal van overtuigd dat de Nationale Loterij voor een aantal mensen geen negatieve gevolgen heeft en geen afhankelijkheid of verslaving veroorzaakt, vooral niet nu verpaupering en dualiteit in onze samenleving sterk toenemen.
De Voorzitter. Het woord is aan Vice-Eerste minister Maystadt.
De heer Maystadt, Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel. Mijnheer de Voorzitter, ik zal de opmerkingen en bekommernissen van de heer Anciaux aan de directeur-generaal van de Nationale Loterij overbrengen.
De Voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Monsieur le Vice-Premier ministre, vous ne serez pas étonné que je fasse mention d'un certain arriéré dans la réponse aux questions écrites qui vous sont adressées par des sénateurs. En effet, à ce jour, 21 questions n'ont pas encore reçu de réponse. La lecture du Compte rendu analytique de la Chambre m'apprend que cela représente une proportion de 24 p.c. Je suis néanmoins certain que vous allez veiller à ce que cet arriéré soit résorbé dans les meilleurs délais.
M. Maystadt, Vice-Premier ministre et ministre des Finances et du Commerce extérieur. Monsieur le Président, puisque vous m'interrogez, à juste titre, sur l'arriéré dans les réponses aux questions écrites, je tiens à dire que j'ai toujours souhaité que mon département y réponde dans les délais prescrits.
Sans vouloir nier que certains retards sont parfois dus à des lenteurs administratives qui sont peut-être inhérentes au fonctionnement d'un grand département, je dois néanmoins attirer l'attention sur le fait que, par leur nature même, certaines questions ne peuvent obtenir de réponse qu'après un temps considérable.
En matière fiscale, nous nous trouvons devant deux types de difficultés.
Premièrement, un certain nombre de questions sont purement et simplement des demandes de consultation gratuite. Nous avons le sentiment qu'un certain nombre d'avocats ont manifestement découvert cette filière et inondent mon département de questions ayant trait à des cas très précis. La réponse à ces questions-là exige autant de temps que celui nécessaire au service du contentieux pour régler ce genre ce dossiers
Deuxièmement, les demandes d'ordre statistique exigent parfois un travail considérable lorsque, et c'est sans doute trop souvent le cas, ces statistiques ne sont pas disponibles. Je pourrais vous citer des cas pour lesquels plusieurs fonctionnaires de mon département ont fourni un travail de plusieurs semaines pour établir des statistiques qui n'étaient pas disponibles.
Je demande donc un peu d'indulgence pour ce qui concerne ces deux types de questions. Je reconnais cependant que, pour d'autres questions, la réponse pourrait être fournie dans les délais et que, dans ce cas, aucune excuse ne peut être invoquée.
M. le Président. Je vous remercie, monsieur le Vice-Premier ministre. Vous avez entièrement raison d'attirer notre attention sur cette double difficulté. Nous sommes conscients du fait que certaines questions difficiles exigent beaucoup de travail mais je puis vous assurer que le Sénat est extrêmement vigilant lors de l'examen de la recevabilité des questions. Un des critères est d'ailleurs que les questions posées par les sénateurs ne peuvent tendre à obtenir de la documentation ou des renseignements purement statistiques. Nous tentons donc d'éléminer ce type de questions.
Pour terminer, je me réjouis de constater qu'une bonne volonté se manifeste de part et d'autre.