1-44
COM

1-44
COM

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales des réunions publiques de commission

Handelingen van de openbare commissievergaderingen

COMMISSION DES AFFAIRES ÉTRANGÈRES

COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE AANGELEGENHEDEN

SÉANCE DU MERCREDI 10 JUILLET 1996

VERGADERING VAN WOENSDAG 10 JULI 1996

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER ANCIAUX AAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN OVER « DE GROVE SCHENDING VAN DE MENSENRECHTEN IN TURKIJE EN DE AANHOUDENDE HONGERSTAKING IN DE TURKSE GEVANGENISSEN »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. ANCIAUX AU MINISTRE DES AFFAIRES ÉTRANGÈRES SUR « LA GRAVE VIOLATION DES DROITS DE L'HOMME EN TURQUIE ET LA GRÈVE PERMANENTE DE LA FAIM DANS LES PRISONS TURQUES »

De Voorzitter. ­ Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Anciaux aan de minister van Buitenlandse Zaken over « de grove schending van de mensenrechten in Turkije en de aanhoudende hongerstaking in de Turkse gevangenissen ».

Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mevrouw de Voorzitter, het jaarrapport van Amnesty International, dat onlangs werd gepubliceerd, vermeldt dat Turkije honderden gewetengevangenen vasthoudt. Bovendien spreekt de organisatie van aanhoudende berichten over martelingen door de politie. Buitenrechtelijke executies en verdwijningen nemen sinds 1990 schrikbarend toe. Door marteling, militaire tucht en isolatie probeert men mensen te breken en hun identiteit te vernietigen. De Turkse repressie richt zich tegen de Koerdische bevolking, maar ook tegen mensenrechtenverdedigers en progressieven.

Uit protest tegen de gewelddadigheden en de onwettige behandeling van de politieke gevangenen door de Turkse autoriteiten wordt een hongerstaking gevoerd, die nu reeds meer dan twee maanden aan de gang is. In heel Europa zijn honderden Koerden uit solidariteit in hongerstaking gegaan. Zo zijn in Leuven 70 hongerstakers solidair met de Koerden.

Onderdrukking en folteringen namen de jongste maanden voortdurend toe, vooral sedert ex-politiechef Mehmet Agar minister van Justitie is geworden. Mehmet Agar is ronduit een beul. Uit zijn dossier vermeld ik elf buitenrechtelijke executies in 1980 in Istanbul, de marteling van een zwangere vrouw in 1990, twee verdwijningen uit de gevangenis in 1991 en datzelfde jaar nog vijftien executies en een verkrachting. Deze beul heeft op dit ogenblik 10 000 politieke gevangenen in zijn macht. Is het mogelijk dat België met deze minister en met deze religieus fundamentalistische regering nog langer diplomatieke betrekkingen onderhoudt ?

Iedereen weet dat de voorzitter en eerste minister van de nu mee regerende Refah Partisi ­ de fundamentalistische Welvaartspartij ­, de heer Erbakan, zich openlijk kant tegen de NAVO ­ daarin kan ik hem volgen ­ en tegen de Europese integratiegedachte. Bovendien verdedigt hij de Hamas-extremisten en is hij voorstander van de invoering van de islamitische wetgeving in Turkije naar het voorbeeld van Iran. Erbakan was verantwoordelijk voor de Turkse invasie op Cyprus. Zal onze Regering diplomatieke betrekkingen onderhouden met deze persoon ? Durft de Belgische Regering als Europese bondgenoot het vertrouwen bevestigen in de Turkse regering ?

De meest voorkomende vormen van repressie zijn het gedwongen overplaatsen naar andere gevangenissen, gewelddadige behandeling van de gevangenen en van hun familieleden tijdens de bezoekdagen, eenzame opsluiting in isoleercellen, raids en afranselingen in de cellen door de politie en de speciale eenheden. De familieleden van de gevangenen, evenals de democratische en progressieve organisaties die de hongerstaking steunen, zijn het doelwit van geweld vanwege de Turkse Staat.

De wantoestanden in de Turkse gevangenissen staan voortdurend in de belangstelling. Gevangenissen zijn de spiegel van de democratie in een land. De Staat is direct verantwoordelijk voor het leven en welzijn van zijn gevangenen.

Tientallen mensen hebben hun leven verloren in de Turkse gevangenissen. Sinds de militaire coup van 1980 zijn de gevangenissen in Turkije een open wonde geworden. Internationaal erkende mensenrechten werden nooit gerespecteerd. De Turkse autoriteiten gebruiken de gevangenissen om mensen tot assimilatie te dwingen en hun persoonlijkheid te vernietigen. De gevangenen worden systematisch gefolterd door de veiligheidsdiensten omdat deze vinden dat de straffen uitgesproken door de Staatsveiligheidsrechtbank, te licht zijn. Officieel wordt er tussen mensen geen onderscheid gemaakt op basis van denken of geloof, maar in de gevangenissen worden de gedetineerden opgesplitst volgens hun rechts of links denken, volgens hun politiek of niet-politiek denken en volgens hun Turkse of Koerdische afkomst. Voor ieder heeft men aparte cellen. Er is slechts één dokter per gevangenis. Er wordt slechts 20 frank per dag aan eten uitgegeven per gevangene. In de Turkse gevangenissen heeft men geen zekerheid van « recht op leven ». Toestanden zoals verfilmd in Midnight Express zijn nog steeds schering en inslag in Turkije.

Volgens rapporten van mensenrechtenorganisaties werden tijdens de periode 1981-1995 ongeveer 50 gevangenen opgehangen; tien onder hen waren geen politieke gevangenen. Tussen 1993 en 1995 verloren 140 mensen hun leven in de gevangenissen. In dezelfde periode verdwenen in totaal 271 personen nadat zij waren gearresteerd. 372 personen werden standrechtelijk door de politie vermoord. In 1995 waren er in totaal 49 705 gearresteerden en veroordeelden. In Turkije maakt men geen onderscheid tussen gevangenen in voorarrest of veroordeelden. Vandaag wordt verondersteld dat dit cijfer boven de 55 000 ligt. 8 751 hiervan zijn officieel als politieke gevangenen erkend, maar de mensenrechtenorganisaties schatten hun aantal op meer dan 10 000.

Sinds het begin van de nationale bevrijdingsstrijd in Koerdistan is het aantal politieke gevangenen van Koerdische afkomst met 80 pct. gestegen. De Koerdische mensen, en meer nog degenen die wonen in de provincies waar de uitzonderingstoestand heerst, worden gediscrimineerd door het Turks wetssysteem. Honderden Koerden zijn in de Europese metropolen in hongerstaking gegaan uit solidariteit met de 3 500 hongerstakende politieke gevangenen in Turkije die met hun actie de onmenselijke folteringen en repressie willen aanklagen. 37 mensen staan reeds op de rand van de dood. Het eenzijdig staakt-het-vuren van de PKK op 15 december bood een mogelijkheid om voor het Koerdische vraagstuk een politieke en diplomatieke oplossing te zoeken. Maar de laatste politieke gebeurtenissen in Turkije laten zien dat de verwachtingen die de Turkse Staat heeft gewekt niet zullen worden ingelost. Alle voorstellen tot een dialoog van de voorzitter van de PKK, Abdullah Ocalan, bleven onbeantwoord. Zelfs de aanslag op Ocalan werd verzwegen. Bij Kayseri in Centraal-Turkije werden drie leden van de pro-Koerdische Volksdemocratische Partij Hadep doodgeschoten op de terugweg van een partijcongres in Ankara. Het gaat hier niet over een verboden partij, maar over een democratisch verkozen partij, die ook vertegenwoordigd wordt in het parlement. Na dit Hadep-congres worden 30 partijleden gearresteerd, onder wie partijvoorzitter Murat Bozlak. De politie trad onvermeend gewelddadig op tegen Koerden en linkse betogers. Op de televisie zagen we bloederige beelden van fascistisch Turks geweld. Honderden mensen werden gewond. In de West-Turkse stad Manisa moesten 10 politiemensen voorkomen die ervan werden beschuldigd 14 jongeren te hebben gemarteld.

Mijnheer de minister, kan dit Turkije lid worden van de Europese Gemeenschap ? Democratische politici en democratische partijen kunnen en mogen niet langer wachten om de folterstaat Turkije aan te klagen.

Welke initiatieven zal de Belgische Staat nemen om deze onaanvaardbare toestanden aan te klagen ? Is het niet dringend tijd om de Belgische diplomaten in Turkije terug te roepen voor overleg ? Wat is de houding van de Belgische Regering tegenover de nieuwe Turkse regering met sterk fundamentalistische inslag ? Welke stappen zal de minister doen om de Europese partners te overtuigen Turkije terecht te wijzen ? Wordt het geen tijd om binnen de Europese Gemeenschap zelfbeschikkingsrecht te eisen voor Koerdistan en onvoorwaardelijk op te komen voor de politieke en sociale rechten van de 12 miljoen Koerden onder de 60 miljoen inwoners van Turkije ?

Als Vlaams nationalist en internationalist ben ik niet alleen bekommerd om de gang van zaken in Turkije, maar walg ik ook van de huidige situatie die er blijft aanslepen. Turkije is een NAVO-bondgenoot. Hierdoor wordt het op geen enkele wijze belemmerd bij het aankopen en uitvoeren van wapens. Hierop is geen enkele controle. Nochtans staat het land bekend als een draaischijf in de wapenhandel. Het levert wapens aan landen waar de mensenrechten worden geschonden.

Dit kunnen wij niet langer nemen. Het is niet omdat Turkije een NAVO-bondgenoot is en kandidaat-lid van de Europese Unie, dat wij zomaar kunnen aanvaarden dat honderdduizenden mensen onder het juk van dit regime blijven leven.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan minister Derycke.

De heer Derycke, minister van Buitenlandse Zaken. ­ Mevrouw de Voorzitter, ik dank de heer Anciaux voor deze vraag om uitleg, die mij de mogelijkheid biedt enige toelichting te geven bij het uitzonderlijk complexe probleem van Turkije. Het land staat op dit ogenblik volop in de actualiteit. Ik wil in mijn antwoord vier thema's behandelen : de mensenrechten, de recente hongerstakingen, het probleem van de Koerden en ten slotte een voorlopige evaluatie van de Regering Erbakan-Çiller en onze betrekkingen met dat land.

Ik stamp natuurlijk een open deur in wanneer ik zeg dat het respect voor de mensenrechten in Turkije zorgwekkend blijft. Er zijn nog steeds talloze misbruiken, die systematisch worden aangeklaagd door Amnesty International en Human Rights Watch. Hun rapporten maken gewag van verdwijningen na arrestaties, van folteringen tijdens ondervragingen door de politie, van geweld en doodslag in gevangenissen, van beknotting van vrijheid van meningsuiting, van het schenden van de mensenrechten in de strijd tegen het terrorisme, van het platbranden van dorpen en van gedwongen verhuizingen.

De Turkse regering is gevoelig voor deze kritiek en onderschrijft die zelfs tot op bepaalde hoogte. Zo geeft ze toe dat er geregeld individuele gevallen voorkomen van ernstige schendingen van de mensenrechten. Het land ontkent evenwel dat deze overtredingen systematisch voorkomen of gebeuren op instructie van of met goedkeuring van de Turkse overheid. De Turkse regering benadrukt ook dat individuele gevallen van mensenrechtenschendingen door de overheid langs juridische weg worden aangepakt. Politieagenten lopen geregeld zware veroordelingen of disciplinaire sancties op. Dit werd gecontroleerd. Bovendien beweert de regering dat de mensenrechtenorganisaties een eenzijdig en gekleurd beeld geven van het land. Deze organisaties vermijden volgens mij vaak de dialoog met de Turkse autoriteiten en negeren de inspanningen die Turkije levert. De Turkse overheid vindt het jammer dat de maatregelen die eind vorig jaar genomen werden, zoals het wijzigen van sommige artikelen van het strafwetboek, door de mensenrechtenorganisaties werden doodgezwegen. Die maatregelen waren nochtans belangrijk en resulteerden in de vrijlating van 150 gevangenen en in de stopzetting van een honderdtal gerechtszaken tegen journalisten, politici en intellectuelen, die vervolgd werden omdat zij de aandacht van de regering gevestigd hadden op het probleem van de Koerden en hadden gepleit voor een geweldloze politieke oplossing van dit probleem.

Al deze argumenten nemen echter niet weg dat Turkije met een ernstig mensenrechtenprobleem kampt en dat de internationale gemeenschap bij het land op bijkomende inspanningen aandringt. Bij bilaterale bespreking tussen ons land en Turkije staat het probleem van de mensenrechten steevast op de agenda. Dit is ook het geval bij de contacten van de Europese Unie en haar overige lidstaten met Turkije. Al mijn collega's van de Europese Unie, met uitzondering van Griekenland, en ik zijn de mening toegedaan dat het aangewezen is Turkije systematisch en consequent te wijzen op de contractuele verplichtingen die het land onderschreven heeft in het kader van de Raad van Europa en de aandacht te vestigen op de wantoestanden inzake mensenrechten, op individuele overtredingen ervan en op onaanvaardbare praktijken. Een politiek van confrontatie en ostracisme lijkt me contraproduktief en gedoemd tot mislukken. Europa moet daarentegen gebruik maken van de pro-westerse oriënteringsdrang van Turkije, om het land ertoe aan te sporen de mensenrechten steeds meer te respecteren.

Het is correct dat gevangenissen de spiegel zijn van de democratie zoals de heer Anciaux heeft gezegd. Ik voeg er evenwel onmiddellijk aan toe dat de materiële toestand in de gevangenissen meestal ook de spiegel is van het sociaal-economische ontwikkelingsniveau van een land.

De situatie in de Turkse gevangenissen is sinds jaren gespannen. De oorzaken hiervan zijn van materiële aard. Daarnaast zijn er ook frequente rellen tussen linkse en rechtse « terroristen » en tussen gevangenen van gemeenrecht en « terroristen ». Tot slot zijn er ook gevallen van mishandeling door de bewakers.

De Turkse autoriteiten zijn zich bewust van de problemen en proberen ze op te lossen, onder andere door samenwerking met de Raad van Europa, die op dit vlak volgens mij een belangrijk instrument is.

Verschillende delegaties van de Raad van Europa hebben de Turkse gevangenissen reeds bezocht.

De Turkse autoriteiten proberen ook een oplossing te vinden door bilaterale samenwerking met Europese landen en door interne hervormingen.

De hongerstakingen in een aantal gevangenissen, die senator Anciaux vermeldt, zijn het gevolg van interne hervormingen, die afgekondigd werden op 6 mei jongstleden.

De belangrijkste bepalingen van de hervormingen vat ik als volgt samen.

Ten eerste, de beslissing tot herspreiding van de gevangenisbevolking. Een deel van de gevangenen van de overbevolkte Istamboelse gevangenissen wordt overgeplaatst naar andere penitentiaire instellingen.

Ten tweede, de scheiding van de zogenaamde linkse terroristen, waartoe ook de aanhangers van de PKK gerekend worden, van de rechtse terroristen en van de gevangenen van gemeenrecht die in aparte gevangenissen moeten worden ondergebracht.

Ten derde, de ruimere toepassing van het principe van een man een cel.

De toepassing van deze maatregelen is ingezet. De situatie in de Turkse gevangenissen wordt door de internationale gemeenschap terecht met argusogen gevolgd. Indien nodig wordt ze op bilateraal vlak aan de orde gebracht.

Wat de hierboven vermelde nieuwe maatregelen betreft, maakt niets het me evenwel mogelijk te besluiten dat ze in strijd zouden zijn met de bestaande Turkse wetgeving of met de internationale verplichtingen die Turkije heeft onderschreven. Het moet evenwel duidelijk zijn dat de Belgische Regering de implementering van de maatregelen zal blijven volgen en evalueren, vooral uit het oogpunt van het respect voor de mensenrechten en de strikte naleving van de rechten van de verdediging.

De resolutie die mevrouw Lizin en de heer Anciaux in de commissie hebben ingediend, zal ons binnenkort de gelegenheid bieden dieper in te gaan op de situatie van de Koerden. In afwachting hiervan beperk ik mij in dit antwoord tot een aantal elementen die senator Anciaux in zijn vraag om uitleg heeft aangehaald.

De Turkse houding ten opzichte van het Koerdenprobleem wordt fundamenteel bepaald door angst voor separatisme. Turkije weigert dan ook collectieve rechten toe te kennen aan de Koerden. Dat betekent onder andere geen culturele autonomie, geen onderwijs in het Koerdisch en geen politieke partijen, gebaseerd op etniciteit. Etnische Koerden genieten wel dezelfde individuele rechten als alle andere Turkse burgers. Zo zijn op het ogenblik meer dan 100 leden van het Turkse parlement van etnisch Koerdische oorsprong. Ze werden verkozen op lijsten van traditionele Turkse partijen.

De PKK wordt door de Turken als een terroristische organisatie beschouwd en komt niet in aanmerking als gesprekspartner. Elke verwijzing naar politieke autonomie en naar het begrip « Koerdistan » is zelfs wettelijk verboden. Politieke partijen die een openlijk Koerdisch profiel hebben en de Koerdische kwestie politiek aan de orde willen brengen, komen snel in conflict met de Turkse justitie. Het grondwettelijk hof treedt snel en streng op, zoals enkele jaren geleden duidelijk bleek bij de opheffing van de pro-Koerdische Dep-partij.

De PKK beschouwt zichzelf als de enige vertegenwoordiger van het Koerdische volk. Dit is verre van correct. In Turkije bestaat de Hadep-partij, de geestelijke opvolger van de verboden Dep-partij, die zich hoofdzakelijk tot het Koerdische electoraat richt. Deze partij heeft deelgenomen aan de parlementsverkiezingen van 24 december jongstleden, maar deed het daar verre van goed. Ze behaalde in totaal slechts 4 pct. van de stemmen.

In het Koerdische hinterland behaalde ze 20 tot 25 pct. van de stemmen. Dit impliceert dat grosso modo vier Turkse Koerden op vijf nog steeds opteren voor een traditionele Turkse partij. Op te merken valt dat de fundamentalistische Welvaartspartij de grootste partij is in de Koerdische regio.

De Turkse veiligheidsdiensten blijven verkrampt reageren op uitingen van Koerdisch nationalisme. De gebeurtenissen op het recente Hadep-congres te Ankara zijn hiervoor symptomatisch. Tijdens dit congres haalden een aantal jongere deelnemers de Turkse vlag neer en hesen de vlag van de PKK. Deze actie was vermoedelijk een PKK-provocatie. De Hadep-leiding is overigens dezelfde mening toegedaan. De Turkse politie trad bijzonder gewelddadig op tegen de actievoerders. Tientallen Hadep-militanten werden door de ordediensten gewond. Zoals velen onder ons heb ook ik met afgrijzen de beelden van de Turkse televisie over de interventie van de ordediensten op het Hadep-congres gezien. Daags na de uitzending van de Turkse televisiebeelden heeft mijn kabinetschef de Turkse ambassadeur ontboden om in naam van de Belgische autoriteiten formeel protest aan te tekenen tegen het overdreven gebruik van geweld door de Turkse politie op het Hadep-congres.

Eigenaardig genoeg veroorzaakten de gebeurtenissen op het Hadep-congres een golf van Turks nationalisme; Turkse vlaggen werden massaal en spontaan aan de gevels van privé-wonigen opgehangen. Minder vreedzaam was de moordaanslag op drie Hadep-militanten, daags na het congres in de buurt van Kayseri.

De meeste Hadep-militanten die op het congres werden gearresteerd, zijn inmiddels vrijgelaten. Er werd wel een rechtszaak ingespannen tegen de Hadep-leiding; de openbare aanklager zal mogelijkerwijze de ontbinding van de partij vragen. Mijns inziens zou dit een grove fout betekenen en terecht het protest van de internationale gemeenschap uitlokken.

Hoewel de Turkse houding tegen over de Koerdische kwestie uitermate repressief blijft, kan men de laatste maanden toch vaststellen dat de Turkse politieke elite steeds meer bewust wordt van het feit dat het Koerdische probleem niet langer blijvend kan worden ontkend.

Eind vorig jaar heeft de toenmalige regering-Çiller een aantal democratische maatregelen genomen waaronder de amendering van een aantal beruchte artikelen in het strafwetboek. Deze wijzigingen lieten toe enkel een honderden politici en intellectuelen, die openlijk hadden gepleit voor een politieke en geweldloze oplossing van het Koerdische probleem, in vrijheid te stellen of van gerechtelijke vervolging te ontslaan.

In april en mei jongstleden verklaarde de toenmalige Turkse premier, Mesut Yilmaz, dat de Koerdische kwestie niet met geweld kan worden opgelost; hij stelde voor het Koerdische taboe te doorbreken en een aantal maatregelen te nemen ten voordele van de zuidoostelijke regio, onder andere de geleidelijke opheffing van de noodtoestand in de overgrote meerderheid van de tien zuidoostelijke provincies en omvangrijke economische ontwikkelingsprogramma's voor die regio. Hij nam zich teven voor na te gaan in hoeverre de Turkse Staat tegemoet zou kunnen komen aan de vraag om onderwijs van en in het Koerdisch. Op 31 mei jongstleden verklaarde hij zelfs dat de regering de mogelijkheid onderzocht om televisie-uitzendingen in de Koerdische taal te organiseren.

Deze verklaringen van één van de belangrijkste rechts-nationalistische leiders getuigen van de geleidelijke bewustwording van de Turkse politieke klasse van het Koerdische probleem. Ze zijn het logische gevolg van een intellectueel rijpingsproces in de Turkse maatschappij waarvoor honderden intellectuelen, schrijvers en politici in de voorbije decennia een zeer hoge prijs hebben betaald.

Ook de nieuwe regeringscoalitie Erbakan-Çiller blijkt te hebben begrepen dat een exclusief militaire oplossing voor het zuidoostelijk gebied niet haalbaar is. Bij de voorstelling van zijn regeringsprogramma verklaarde premier Erbakan dat de militaire strijd tegen het PKK-terrorisme zou worden voortgezet, maar daarnaast stelde hij tevens een aantal maatregelen in het vooruitzicht die zouden moeten bijdragen tot een oplossing van de Koerdische kwestie, namelijk de geleidelijke opheffing van de noodtoestand in de tien provincies van Zuid-Oost-Anatolië en sociaal-economische ontwikkelingsprogramma's voor de regio. Twee dagen zijn uiteraard weinig om de regering-Erbakan-Çiller te beoordelen op haar Koerdisch beleid.

Het lijkt mij evenwel belangrijk te vermelden dat Erbakan tijdens de verkiezingscampagne van november en december jongstleden zich heeft geprofileerd als een felle tegenstander van de militaire optie in het zuidoosten van het land. Met succes, want zijn Welvaartspartij kwam als sterkste politieke formatie uit de bus. Hij is zijn Koerdische parlementsleden en kiezers dus wel het een en ander verschuldigd.

Welke houding neemt België aan tegenover de Koerdische kwestie ? Het Koerdisch vraagstuk staat, net zoals de mensenrechtenkwestie, steeds hoog op de agenda van onze bilaterale contacten met Turkije. Enerzijds veroordelen wij het terrorisme en beschouwt België de PKK als een terroristische organisatie. Ik wil dit nogmaals benadrukken. Anderzijds dringen wij er bij de Turkse autoriteiten steeds op aan het Koerdisch vraagstuk geweldloos en politiek op te lossen. Daarbij moet de territoriale integriteit en eenheid van Turkije gevrijwaard worden. België pleit voor een maximaal respect van de mensenrechten, voor respect voor de culturele eigenheid van de Koerden, voor onderwijs van en in de Koerdische taal en zo mogelijk zelfs voor culturele autonomie. Het uitbouwen van het Turks institutioneel kader en samenlevingsmodel behoort echter tot de verantwoordelijkheid van de bevolking van Turkije dit wil zeggen van zowel etnische Turken als etnische Koerden. Zij moeten het maatschappelijk model uitwerken.

Tot slot ga ik in op de evolutie en evaluatie van de regering-Erbakan-Çiller en onze betrekkingen met Turkije. Het huwelijk tussen de fundamentalistische Welvaartspartij van Erbakan en de rechts-conservatieve Partij van het Juiste Pad van mevrouw Çiller druist op het eerste gezicht in tegen de redenering die mevrouw Çiller er vorig jaar op nahield. Zij dacht immers, door de goedkeuring van de douane-unie met de Europese Unie, de opgang van de fundamentalisten te kunnen tegenhouden. De Welvaartspartij is een islamistische, fundamentalistische partij. Haar ideologische basisgedachten zijn moelijk verenigbaar met de seculiere Turkse grondwet en met de republikeinse staatsvorm. Tijdens de verkiezingscampagne schoot Erbakan met scherp op de liberale markteconomie, de privatiseringspolitiek en de westerse verankering van Turkije, met inbegrip van het NAVO-lidmaatschap en de douane-unie met de Europese Unie. Dit alles staat in schrill contrast met het politieke credo van de partij van mevrouw Çiller, die het opneemt voor verdere liberalisering en privatisering van de economie en de banden met westerse integratiestructuren absoluut wil behouden en zo mogelijk zelfs versterken.

De coalitie-Erbakan-Çiller is het voorlopig eindpunt van een moeilijke regeringsvorming na de parlementsverkiezingen van 24 december 1995. De Welvaartspartij had deze verkiezingen nipt gewonnen, maar beschikte niet over een meerderheid. Erbakan was dus genoodzaakt een coalitiepartner te zoeken. Dit was een moeilijke taak, te meer daar de twee andere rechtse partijen, deze van mevrouw Çiller en de Anap-partij van Mesut Yilmaz, scores behaald hadden die dicht in de buurt lagen van deze van de Welvaartspartij. Formatieopdrachten van Erbakan en mevrouw Çiller mislukten. Daarop vormde Yilmaz moeizaam een coalitie met mevrouw Çiller die slechts drie maanden standhield. Een nieuwe formatieopdracht van Erbakan slaagde eind juni wel en mevrouw Çiller stapte na moeilijke onderhandelingen in de boot. Erbakan wordt dus op zeventigjarige leeftijd voor het eerst premier. Dit is de kroon op een lange politieke loopbaan met onder andere drie regeringsdeelnames als vice-premier in de jaren 70. Hij heeft hiervoor echter een zware politieke prijs moeten betalen.

Mevrouw Çiller heeft het handig gespeeld en heeft vier redenen om tevreden te zijn. De eerste is van persoonlijke aard. Onder impuls van Erbakan had het parlement besloten tegen mevrouw Çiller een onderzoek wegens vermeende corruptie in te stellen, onder andere in verband met privatiseringsdossiers. De vraag is nu wat daarmee zal gebeuren. Daarnaast slaagde mevrouw Çiller erin meer belangrijke ministeries en staatsinstellingen uit de brand te slepen dan gerechtvaardigd was in verhouding tot het belang van haar partij. Ze heeft namelijk Defensie, Binnenlandse Zaken, Buitenlanse Zaken, Nationale Opvoeding, de Schatkist en de Centrale Bank. Deze sleutelinstellingen ontsnappen dus aan de controle van de Welvaartspartij. In het regeerprogramma vindt men bovendien haast niets terug van de virulente verkiezingsrethoriek van de Welvaartspartij. De boodschap is eerder « continuïteit » : respect voor de Turkse lekenstaat en haar grondwet, respect voor alle internationale verbintenissen en verdragen, met inbegrip van het NAVO-lidmaatschap en de douane-unie met de Europese Unie. De voortzetting van de inspanningen tot integratie in de Europese Unie, net als de voortzetting van het liberale economische beleid van de vorige seculiere regeringen maken expliciet deel uit van de regeringsverklaring.

Tot slot is mevrouw Çiller erin geslaagd de « hard-liners » van de Welvaartspartij, tegen wie zij haar veto had gesteld, uit de regering te houden.

De regering-Erbakan-Çiller wacht een zware opdracht, vooral op economisch vlak. Het verkiezingssucces van de Welvaartspartij was immers in de eerste plaats te danken aan de economische crisis van 1994, met een negatieve groei van 6 pct., aan de torenhoge inflatie, 80 pct. in 1995, die de koopkracht van de Turkse burgers gestadig erodeert en aan het onophoudelijke gekibbel tussen de verschillende seculiere partijen.

Nu zijn de rollen omgedraaid want Erbakan staat zelf aan het roer. De onvermijdelijke negatieve gevolgen van de economische herstelpolitiek, van de voortzetting van de privatiseringsprocessen, van de inflatie en van het koopkrachtverlies zullen hem worden aangerekend. Dit zal trouwens gevolgen hebben voor de populariteit van zijn partij.

Het aantreden van de eerste fundamentalistische premier in de geschiedenis van de Turkse lekenstaat stemt mij uiteraard ongemakkelijk, maar ik wens deze evolutie vooralsnog niet te dramatiseren. Men mag immers niet vergeten dat premier Erbakan zich ertoe verbonden heeft de grondwet en de basisprincipes van de Turkse lekenstaat te respecteren. Bovendien staat de premier aan het hoofd van een coalitie en is hij gebonden door een regeringsverklaring, waarin bitter weinig van zijn verkiezingsrethoriek is terug te vinden.

De Welvaartspartij behaalde slechts 22 pct. van de stemmen tijdens de laatste verkiezingen. Dit betekent dat meer dan driekwart van de Turken hun stem gegeven hebben aan seculiere partijen. Wanneer men daarbij ook nog rekening houdt met de gunstige omstandigheden waarin Erbakan campagne kon voeren, kan men bezwaarlijk spreken van een fundamentalistische vloedgolf in Turkije.

Bovendien kan de welvaartspartij onmogelijk een tweederde meerderheid in het parlement mobiliseren om de Turkse grondwet te veranderen en aldus het karakter van de lekenstaat te wijzigen. Erbakan's partij beschikt over 30 pct. van de parlementszetels. De overige parlementsleden behoren stuk voor stuk tot uitgesproken lekenpartijen.

De Turkse bureaucratie, en vooral het leger, zullen nauwlettend toezien op het respect van het constitutionele bestel.

Het zou mijns inziens verkeerd zijn premier Erbakan te « demoniseren ». Hij leidt een regering die stoelt op een meerderheid in een democratisch verkozen parlement. Hij heeft openlijk verklaard dat hij de democratische spelregels en de grondwet van de Turkse lekenstaat zal eerbiedigen. De toekomst zal uiteraard uitwijzen of hij zich aan de afspraken van de regeringsverklaring zal houden. Veel minder dan de verkiezingsrethoriek zijn de concrete beleidsdaden van belang.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mevrouw de Voorzitter, ik dank de minister voor zijn uitgebreid antwoord, maar ik wil toch op enkele zaken dieper ingaan. Het was geenszins mijn bedoeling mij te distantiëren van of mij te mengen in de partijpolitieke doelstellingen van de respectievelijke Turkse partijen. Ik wees op één punt van de partij van premier Erbakan, met name op het fundamentalisme, waarvoor ik wel degelijk angst heb. Ik spreek mij evenwel niet uit over een aantal andere onderdelen van het programma van deze partij, waarvoor ik op sommige punten zelfs sympathie heb omdat ze voor een deel ingaan tegen het funeste politieke beleid dat door de rechtse politieke partijen in Turkije werd gevoerd.

De nadruk van mijn vraag om uitleg lag voornamelijk op het naleven van de mensenrechten en van het volkerenrecht ten opzichte van de Koerden. Hier sluit ik vanzelfsprekend aan bij de teneur van het antwoord van de minister. Het is echter niet zo onlogisch of onbegrijpelijk dat een aantal mensenrechtenorganisaties niet direct geneigd zijn om een grondige dialoog met de Turkse autoriteiten aan te gaan als men weet hoe bepaalde mensenrechtenactivisten door de Turkse autoriteiten werden behandeld. In die zin is het niet helemaal juist dat mensenrechtenorganisaties niet met de Turkse autoriteiten tot een dialoog willen komen.

Voor zover ik weet, is op het congres van de Hadep-partij niet de vlag van de PKK gehesen, maar wel de Koerdische. Dit verschil is meer dan een detail. De minister noemt de Hadep-partij overigens « een niet erg grote partij ». Nochtans behalen zij in de regio's waar zij hun stemmen moeten halen 20 tot 25 pct. van de stemmen, een cijfer waar zowel de Waalse als de Vlaamse partijen enkel naar kunnen streven.

De minister zegt dat de Koerden wel individuele, maar geen groepsrechten hebben en dat het niet-naleven van de mensenrechten alleen op het tweede slaat. Ik ben het daar grosso modo wel mee eens, maar wijs er toch op dat het niet-naleven van de mensenrechten ook een direct gevolg heeft voor de individuele rechten van de Koerden. Het systematisch afbranden van dorpen, het systematisch oppakken van Koerden zonder enige aanklacht of proces, dit alles wijst ook op een gebrek aan respect voor de individuele rechten.

Ten slotte wil ik een opmerking maken bij het gebruik van het woord terrorisme. De minister weet dat dit een zeer vaag begrip is en dat vroegere terroristen meer dan eens patriotten en respectabele vertegenwoordigers van hun land zijn geworden en vice versa. Al ben ik geen voorstander van de PKK, heb ik er geen politieke banden mee en ben ik blij dat er ook andere organisaties zoals Hadep bestaan om de Koerden te vertegenwoordigen, toch wil ik de PKK niet zomaar afdoen als een terroristische organisatie. Minstens vertegenwoordigt de PKK een gedeelte van de Koerdische bevolking. Ik pleit ervoor dat België een wat meer genuanceerde houding aanneemt tegenover de PKK en dat het niet alle verzuchtingen van de Koerden van tafel veegt, omdat die slechts zouden worden verdedigd door aanhangers van de PKK, dus door terroristen.

Een laatste, maar fundamentele opmerking betreft de houding van de minister, die ervoor kiest om Turkije systematisch en consequent terecht te wijzen voor elke niet-naleving van de mensenrechten. Hij zegt dat dit wellicht tot veel meer resultaten leidt dan confrontatie. Ik kan daar ten dele inkomen, maar dit mag onze beoordeling van het Turkse regime en van de toestanden in Turkije niet minder streng maken. De minister heeft gelijk enige voorzichtigheid aan de dag te leggen. Als Europa Turkije frontaal aanvalt, dan verspeelt Europa ook mogelijkheden om de situatie van de Koerden te verbeteren en om de mensenrechten te doen respecteren. Wij moeten echter ook weten dat Turkije het bondgenootschap met de NAVO en zijn goede contacten met de Europese landen gebruikt als alibi om in zijn propaganda te vermelden dat de toestand toch niet zo erg kan zijn aangezien Europa en de NAVO niet reageren.

Het verheugt mij wel dat de minister blijkbaar formeel protest aangetekend heeft bij de Turkse autoriteiten, maar toch is er meer nodig. De Europese Unie en de NAVO moeten hun wapenhandel en hun handel in het algemeen veel meer koppelen aan de naleving van de mensenrechten. Ik pleit niet voor een frontale confrontatie, maar wel voor een iets kordater optreden. Een alleen maar woordelijk protest wordt door de Turkse autoriteiten, vrees ik, zonder meer weggelachen.

Ik heb de indruk dat de Turkse regeringen van de jongste jaren het Turks nationalisme tegen de Koerden gebruiken als een vorm van « brood en spelen » voor de bevolking. Daarmee proberen ze hun eigen onmacht te verdoezelen en de sociale eisen van de bevolking te negeren. Deze taktiek wordt niet alleen toepgepast door landen ver van ons. Nog niet zo lang geleden stond mevrouw Thatcher op de rand van de politieke afgrond en vond ze het ideale wapen om zich te redden, namelijk de Falkland-oorlog. Ze ging het handvol Argentijnse soldaten die zich daar bevonden met een grote oorlogsvloot wegvegen en kon zo het Engelse nationalisme paaien en de politieke, sociale en economische problemen op de achtergrond doen verdwijnen.

Wij moeten op een kordate wijze blijven ijveren voor mensen- en volkerenrechten.

De minister weet dat hij volgens mij niet slecht scoort, maar ik leg er de nadruk op dat ook de Regering zijn visie moet onderschrijven. Hij moet het standpunt van de volledige federale Regering vertolken.

Tot slot wik ik afronden met een klein vleugje optimisme. In tegenstelling tot de meeste extremistische partijen van bij ons en de meeste fundamentalistische partijen in de wereld, beschouw ik de aanwezigheid van Koerden, en ook het vleugje anti-militarisme, in de partij van Erbakan als lichtpuntjes voor de toekomst.

De Voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

Dames en heren, de agenda van de openbare vergadering van de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden is afgewerkt.

L'ordre du jour de la réunion publique de la commission des Affaires étrangères est ainsi épuisé.

De vergadering is gesloten.

La séance est levée.

(De vergadering wordt gesloten om 13 uur.)

(La séance est levée à 13 heures.)