1-4
COM

1-4
COM

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales des réunions publiques de commission

Handelingen van de openbare commissievergaderingen

COMMISSION DES AFFAIRES ÉTRANGÈRES

COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE AANGELEGENHEDEN

SÉANCE DU MARDI 24 OCTOBRE 1995

VERGADERING VAN DINSDAG 24 OKTOBER 1995

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER ANCIAUX AAN DE STAATSSECRETARIS VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING OVER « DE BELEMMERING VAN HET ONDERZOEK VAN HET OSI-TEAM »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. ANCIAUX AU SECRÉTAIRE D'ÉTAT À LA COOPÉRATION AU DÉVELOPPEMENT SUR « LES ENTRAVES APPORTÉES À L'ENQUÊTE DE L'ÉQUIPE D'INSPECTION DE LA COOPÉRATION AU DÉVELOPPEMENT »

De Voorzitter. ­ Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Anciaux aan de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking over « de belemmering van het onderzoek van het OSI-team ».

Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, ik hoop dat dit dossier met evenveel gedrevenheid zal worden behandeld als de vragen over de politieke aanpak van de problemen in ontwikkelingslanden. Dit dossier is van een heel andere orde. Het gaat over de mogelijke belemmeringen in het onderzoek naar fraude en corruptie met geld bestemd voor ontwikkelingssamenwerking.

Vandaag precies zes maanden geleden, op 24 april 1995, werd door minister Derycke, die tevens bevoegd was voor Ontwikkelingssamenwerking, de Task Force Ontwikkelingssamenwerkinginspectie opgericht. De installatievergadering had plaats in aanwezigheid van het hele beheerscomité van ABOS, een medewerker van het kabinet van Ontwikkelingssamenwerking, een inspecteur-generaal van Financiën en vier leden van het Hoog Comité van toezicht. In het verslag van de installatievergadering lees ik : « De Task Force Ontwikkelingssamenwerkinginspectie moet leiden tot voorstellen inzake de verbetering van de controle-procedures en mechanismen, zowel in het hoofdkantoor als op het terrein. »

De drie leden van het OSI-team, de heer Druyts, inspecteur-generaal van Financiën, adjunct-commissaris Van Heuckelom en adjunct-commissaris Palma van het Hoog Comité van toezicht zijn vrij snel op een massa onregelmatigheden gestoten.

Het eerste dossier waarmee zij te maken kregen en dat trouwens aanleiding had gegeven tot de oprichting van de Task Force Ontwikkelingssamenwerkinginspectie, was het TASIA-dossier. Dit dossier staat hoogst waarschijnlijk in verband met andere dossiers waarin de problematiek van het systeem van betalingsbalanshulp sterk tot uiting komt. Het gaat om het overigens goede politieke principe van de responsabilisering van de industrie in de ontwikkelingslanden, die zelf gedeeltelijk kunnen bepalen waaraan zij nood hebben. Op die manier kunnen zij in ons land bestellingen plaatsen. Op basis van facturen werden dan bedragen gestort, waarmee materiaal kon worden aangekocht. De heer Lenaerts van het ABOS geeft toe dat deze bedragen soms ook wel pro forma werden gestort. Na verloop van tijd moest dan in de lokale munt een gelijkwaardig bedrag worden gestort op een tegenwaardefonds.

Bij het TASIA-dossier is gebleken dat België en het ABOS jarenlang gelden ter beschikking hebben gesteld van deze firma zonder dat er hiermee effectief aan ontwikkelingshulp werd gedaan. Er stond hoogstens wat oud ijzer te roesten. In België en in andere landen werden fictieve bedrijven opgericht om facturen te kunnen opstellen. Het is wel eigenaardig dat Nederland reeds in 1991 had begrepen dat het hier een zaak van internationale fraude betrof. Zelfs de president van Tanzanië riep het Westen in 1993 op om vooral geen zaken meer te doen met TASIA. Toch ging het ABOS hiermee rustig nog een jaar voort.

Het tweede dossier waarmee deze drie ambtenaren ­ die als voorbeeld van plichtsbewuste ambtenaren kunnen gelden ­ te maken kregen, is het dossier van de aankoop van locomotieven in Malawi. Het ABOS subsidieerde de aankoop van locomotieven die werden geleverd door Cockerill Mechanical Industries, dochterfirma van Cockerill-Sambre. Het vreemde in deze zaak is dat de naam van de baas van het ABOS, de heer Lenaerts, ook in dit dossier opduikt. In deze zaak werd immers bemiddeld door zijn zoon. Ten gevolge van deze bemiddeling werd 150 miljoen aan ontwikkelingsgeld ter beschikking gesteld. Uit het onderzoek van het OSI blijkt dat er inderdaad locomotieven werden geleverd, maar dat het om rangeerlocomotieven gaat, die enkel kunnen worden gebruikt om treinen op een ander spoor te brengen. Ik woon vlakbij Schaarbeek en hoor de hele nacht de rangeermaneuvers. De locomotieven voor Malawi werden echter besteld met het doel te worden ingeschakeld op een groot nieuw spoorwegnet. De onderzoekers hebben vastgesteld dat men twee rangeerlocomotieven achter elkaar moest zetten om de trein enkele honderden meters te kunnen vooruitschuiven. In Malawi staat dus ook oud ijzer. België heeft op een schitterende manier voor 150 miljoen aan ontwikkelingshulp gedaan.

Op zes maanden tijd is men echter op een nog zwaarder dossier gestoten, namelijk het dossier met betrekking tot de ontziltingsinstallatie in Kaapverdië. Het ABOS stelde voor dit project 400 miljoen ter beschikking. Tractebel kreeg de opdracht een studie uit te voeren, die uiteindelijk 32 miljoen heeft gekost. Toevallig is Tractebel de vroegere werkgever van de baas van het ABOS, de heer Lenaerts. Uit de door Tractebel uitgevoerde studie blijkt dat de ontziltingsinstallatie op de kop 368 miljoen zou kosten. Een prachtige rekensom : met 32 miljoen voor de studie en 368 miljoen voor de installatie zelf wordt het bedrag van 400 miljoen precies bereikt, zoals het FIBOS toevallig had ingeschreven.

Dit is prachtig, maar daar blijft het niet bij. (Onderbreking door mevrouw Mayence-Goossens.)

Mevrouw Mayence, uw naam wordt in het dossier ook vernoemd, maar voor zover ik weet, hebt u niets verkeerd gedaan.

Ik voel geen behoefte om een minister van Volksunie-strekking te verdedigen, maar ik heb geen enkele aanwijzing gevonden dat André Geens iets kan worden verweten.

De Voorzitter. ­ Dames en heren, ik verzoek de leden van de commissie de spreker niet te onderbreken, en hem zijn vraag te laten stellen. Het debat kan later worden gehouden.

Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Uit dit dossier blijkt dat zich tal van onregelmatigheden hebben voorgedaan. Uit een zendingsvoorstel van de Task Force, dat op 8 september 1995 aan de kabinetschef van de staatssecretaris werd overhandigd, blijkt een eerste onregelmatigheid. Ik lees op pagina 2 : « Er weze aan herinnerd dat Tractebel Engineering International tevens de conceptuele studie van het ganse project had verricht. Tevens zou de firma optreden als ingenieur-consulent ter begeleiding, opvolging en controle van de uitvoering van het project. Dit laatste was evenwel onhoudbaar derwijze dat met ingang van januari 1991 TEI de vooropgestelde hoedanigheid van ingenieur-consulent omruilde voor deze van virtueel aannemer van werken. In dit verband achten wij het uitermate relevant erop te wijzen dat, hoewel de Belgische wetgeving hier niet toepasselijk werd geacht, wat ons inziens discutabel is, zowel de legelate als de legeferenda, in de Belgische regelgeving bepalingen van dwingend recht werden opgenomen die de openbare orde aanbelangen en aldus een absolute nietigheid teweegbrengen, die de aannemer verbod opleggen deel te nemen aan de procedures voor de gunning van werken die ze zelf ontworpen, bestuderen of voorbereid hadden. »

Toenmalig staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, de heer Derycke, was blijkbaar ook verwonderd over de toewijzing aan TEI. Dit blijkt uit zijn schrijven aan de administratie waarin hij verduidelijking vraagt over de motivering van de keuze van TEI als leverancier en constructeur. De motivering is inderdaad nogal cryptisch.

Er wordt van de procedure van openbare aanbesteding afgeweken, en er wordt overgegaan tot een onderhandse aanbesteding. Tractebel verdient blijkbaar nog niet voldoende. Eerst zou 368 miljoen worden betaald voor het uitvoeren van het project, systeem sleutel-op-de-deur. Daarna is men, overigens terecht, van mening dat de Kaapverdische eilanden eveneens verantwoordelijkheid moeten dragen. Tractebel is na onderzoek van oordeel dat het ter plaatse ineenzetten van de ontziltingsinstallatie ongeveer 10 pct. zal kosten van het totaal namelijk 36,8 miljoen. Tractebel blijft evenwel verantwoordelijk voor 90 pct. van het project. Die 90 pct. van 368 miljoen is volgens Tractebel ook 368 miljoen. De nieuwe prijs van Tractebel verhoogt dus. Er moet aan Tractebel 100 pct. worden betaald, terwijl het slechts voor 90 pct. van de werken verantwoordelijk is.

De kostprijs van de civiele bouwwerken, die werd geschat op 36,8 miljoen, verandert ineens in 49 miljoen om uiteindelijk, volgens de schatting van Tractebel in totaal 162 miljoen te bedragen. Vanzelfsprekend is de plaatselijke partner niet meer in staat de werken te laten uitvoeren, en blijft alles liggen rotten.

Ik heb er daarnet al op gewezen dat het een sleutel-op-de-deur-operatie was. Toch concludeert het OSI : »TEI is zich terdege bewust van deze situatie en speculeert op het sentiment van de betrokken partijen om met bijkomende middelen over de brug te komen. Zij hebben immers amper enige concurrentie te vrezen daar de staat van de leveringen al te ver gevorderd is om in normale concurrentiële voorwaarden alsnog een beroep te doen op de mededinging. »

Tractebel veroorlooft het zich om het contract eenzijdig op te zeggen, wetende dat reeds 90 pct. van het totaal is betaald bij het inschepen van het materiaal in Antwerpen. De conclusie van het OSI luidt : « De resultante van deze ontwikkelingssamenwerking is op heden dat een complete ontziltingsinstallatie in een niet-gemonteerde toestand hopeloos staat te verkommeren te Mundelo. »

In antwoord op een verzoek om uitleg van het OSI-team bij het ABOS schrijft de administrateur-generaal, de heer Lenaerts, dat het volgen van en het toezicht op de uitvoering niet door het ABOS dient te worden verzekerd. De heer Lenaerts is, zoals u weet, pas terugbenoemd en komt van Tractebel. Hij heeft blijkbaar redenen te over om dit dossier gesloten te houden.

Op 8 september 1995 ontvangt de staatssecretaris dan het zendingsvoorstel, dat een heel gedetailleerd en degelijk dossier is.

Mijnheer de Voorzitter, ik wil het u overhandigen, zodat u het aan alle commissieleden kan bezorgen.

Het vervolg is erg cynisch. Op 27 september 1995 schrijft u de heer Druyts, inspecteur-generaal van Financiën, die het dossier samen met zijn twee collega's aan u heeft bezorgd : « Mijnheer de inspecteur-generaal, betreft dossier ontziltingsinstallatie, Mundelo, Kaapverdië, verwijzende naar het zendingsvoorstel betreffende bovenvermelde aangelegenheid dat u op vrijdag, 8 september laatstleden, bij mijn kabinetschef hebt ingediend, deel ik u mede dat ik na overleg met het Hoog Comité van Toezicht heb besloten mijn akkoord hieraan niet te verlenen. Uw verslag werd ter informatie en voor eventuele reactie aan het ABOS overgemaakt. Het is mijn wens dat de Task Force mij aan de hand van de reeds gedane onderzoeken concrete en praktische voorstellen zal voorleggen ter verbetering van de werking. »

In deze brief wordt nergens gemotiveerd waarom dit ernstig onderzoek wordt geboycot. Dat onderzoek was erop gericht Tractebel te dwingen het geld terug te betalen of de ontziltingsinstallatie te laten werken. Er zijn immers tal van aanwijzingen dat Tractebel in deze zaak aansprakelijk kan worden gesteld. In een koele brief, die ik van de staatssecretaris niet verwachtte, ongetwijfeld heeft hij hem niet zelf opgesteld, wordt geen enkel argument naar voren gebracht. Integendeel. Een dossier dat vol staat met klachten tegen ABOS, stuurt de staatssecretaris ter informatie en voor eventuele reactie door naar ABOS zelf. Hij heeft dus de inhoud van het onderzoek doorgespeeld naar de betrokkene. Bovendien is het dossier alleen maar bij de administrateur-generaal van ABOS terechtgekomen. Andere leden van ABOS kregen er tot op vandaag nog geen kennis van.

De staatssecretaris zegt dat hij na overleg met het Hoog Comité van toezicht beslist heeft geen toestemming te geven voor de zending. De staatssecretaris heeft echter geen overleg gepleegd met het Hoog Comité van toezicht, maar alleen met de voorzitter van dit comité, die toevallig van dezelfde politieke signatuur is als hijzelf. Twee adjunct-commissarissen van het Hoog Comité maken deel uit van de Task Force, maar zij werden niet geraadpleegd. Zij drongen er nochtans op aan om ter plaatse de zaak te onderzoeken.

Over enkele weken, op 11 november, zullen duizenden vrijwilligers de straat op gaan om de mensen te overtuigen van de zin van ontwikkelingssamenwerking en van de nood aan financiële steun. Het is toch ergerlijk dat precies op dat moment dossiers die heel de Belgische ontwikkelingssamenwerking in diskrediet brengen, niet grondig worden uitgeplozen. Nochtans verklaarde de woordvoerder van de staatssecretaris dat de staatssecretaris niet zou aarzelen de conclusies te trekken die moeten worden getrokken, dat hij nergens voor zou terugdeinzen en alles tot op het bot zou laten onderzoeken. Terecht zegt men op het kabinet dat het erg is dat staatssecretaris Moreels wordt meegesleurd in dossiers uit het verleden.

Mijnheer de Voorzitter, waarom laat de staatssecretaris zich met die dossiers meesleuren ? Waarom poogt men deze zaak in de doofpot te steken ? Hoe valt de weigering voor een zending te rijmen met de belofte om de zaak tot op het bot te onderzoeken ?

Hoe wordt de mogelijke verantwoordelijkheid van topambtenaren van het ABOS onderzocht ? Ik verwijs ter zake naar het doorspelen aan topambtenaren van het ABOS van een dossier dat juist handelt over die topambtenaren.

Wat gebeurde er met de voorstellen die naar verluidt reeds gedaan werden door het team ter verbetering van de controle op de projecten ? De staatssecretaris schrijft immers in zijn brief : « Het is mijn wens dat de Task Force mij in de komende weken aan de hand van de reeds gedane onderzoeken concrete en praktische voorstellen zou voorleggen ter verbetering van de werking van ABOS. » Task Force heeft deze voorstellen al in september overhandigd. Het is toch vreemd dat de staatssecretaris dat dan eind september niet schijnt te weten. Wat is er tot op heden met deze voorstellen gebeurd ?

Komt er een nieuw mandaat voor de Task Force ? Vandaag, 24 oktober 1995, vervalt immers het mandaat dat door staatssecretaris Derycke was gegeven.

Dit dossier van ABOS moet zeer grondig worden uitgeplozen. Blijkbaar speelde ABOS in het verleden een dubieuze rol in tal van projecten. Ik verwacht van een man als de staatssecretaris dat hij zich daartegen verzet. Ik verwacht van een man als de staatssecretaris dat hij voor niets terugdeinst. Maar zijn beslissing omtrent het OSI-team geeft mij de indruk dat hij zijn verantwoordelijkheid wil ontvluchten.

Ik heb vertrouwen in de eerlijkheid van de staatssecretaris. Daarom wens ik hem erop te wijzen dat hij later nooit zal kunnen zeggen dat hij in dit dossier geen politieke verantwoordelijkheid draagt. Het was immers een beslissing van hem alleen om het OSI-team te beletten het onderzoek voort te zetten. Op een moment dat in ons landje de politieke verantwoordelijkheid zo vaak te pas en te onpas in diskrediet wordt gebracht, hoop ik toch dat men dat nooit als argument tegen de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking zal kunnen gebruiken.

M. le Président. ­ La parole est à Mme Mayence.

Mme Mayence-Goossens (PRL-FDF). ­ Monsieur le Président, veuillez me permettre d'interrompre.

Comme je l'ai dit tout à l'heure, il s'agit ici d'une réunion publique de commission. C'est pourquoi j'estime qu'un problème se pose. En effet, de nombreux noms sont cités dans le dossier dont nous discutons. Généralement, cela ne pose pas de problème dans la mesure où la plupart des réunions de commission ne sont pas publiques. Dans le cas présent, je m'interroge.

De Voorzitter. ­ In de plenaire openbare vergadering kunnen ook namen worden genoemd. De voorzitter kan dat niet beletten. De staatssecretaris heeft mij echter beloofd dat hij zelf geen namen zal noemen. Ik wil de leden ook vragen dit in openbare vergadering zo weinig mogelijk te doen.

Het woord is aan staatssecretaris Moreels.

De heer Moreels, staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, toegevoegd aan de Eerste minister. ­ Mijnheer de Voorzitter, het is inderdaad pijnlijk dat wij op een moment dat wij ­ tegen de donormoeheid in ­ dagelijks moeten getuigen van het nut van ontwikkelingssamenwerking, worden geconfronteerd met zulke dossiers. Als staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, bij wie die dossiers terechtkomen, draag ik de politieke verantwoordelijkheid ervoor. Die verantwoordelijkheid zal ik nooit uit de weg gaan.

Ik wil er vooraf op wijzen dat de contracten, dus ook deze die in opspraak zijn gekomen, nooit het werk zijn van één persoon. Zij moeten immers door diverse instanties worden goedgekeurd. De procedures om bepaalde projecten te identificeren, te instrueren en te implementeren zijn heel. Bovendien zijn de contracten vaak het resultaat van offerte-aanvragen.

Ik wens hier vandaag niets te zeggen over de contracten zelf, noch over wat er fout is gelopen in het dossier van de ontziltingsinstallatie in Kaapverdië. Ik ben geen jurist, maar als arts weet ik ook dat men zich niet kan uitspreken over lopende zaken. De zogenaamde Task Force heeft haar opdracht nog niet beëindigd. Zolang het onderzoek nog aan de gang is, is het niet aangewezen enige verklaring af te leggen, teneinde het verdere verloop ervan niet te belemmeren.

Vooraleer in te gaan op de gestelde vragen meen ik dat het aangewezen is de precieze referentietermen te belichten van de Task Force die zoals u weet, een jaar geleden door mijn voorganger geïnstalleerd werd. Het OSI-team werd voor een hernieuwbare termijn van zes maanden aangesteld met als opdracht steekproefgewijze een allesomvattende audit van de dossiers van ontwikkelingssamenwerking uit te voeren. Het onderzoek moet geografisch evenwichtig gespreid zijn en is meer in het bijzonder gericht op het niet-limitatieve vlak van : kwijtschelding van schulden met oprichting van tegenwaardefondsen; financiële coöperatie, dit wil zeggen giften in speciën; import-support; betalingsbalanshulp; de subsidiëring van projecten gerealiseerd door de NGO's en de programmafinanciering van NGO's; de controle op de boekhouding en de facturatie van de niet-gouvernementele organisaties; de vorming in het kader van de commerciële contracten; trust funds, dit zijn fondsen waarin geld wordt gestort voor de interventies door derden ­ bijvoorbeeld door multilaterale instellingen ­ en de rentesubsidies. De steekproef zal geschieden in alle geografische regio's waar ABOS projecten financiert.

Bovendien moet het OSI-team voorstellen formuleren om de werking van het ABOS te verbeteren. In de regeringsverklaring werd trouwens een volledige paragraaf gewijd aan een verbetering van de performativiteit van het ABOS. Dit is dus in de toekomst mijn verantwoordelijkheid.

Na overleg met de Task Force, de Inspectie van financiën en het Hoog Comité van toezicht zal ik een beslissing nemen over de verlenging van het mandaat. De bevoegdheid van het team is zeer uitgebreid. Tot nu toe werden evenwel slechts twee aspecten van de activiteiten van het ABOS bekeken, met name de financiële coöperatie, te vergelijken met leningen van Staat tot Staat, en de betalingsbalanshulp met de daaraan verbonden storting in tegenwaardefondsen.

Er werd tevens gevraagd de onderzoeken geografisch te spreiden, maar ik stel vast dat tot hiertoe in Latijns-Amerika en in Azië nog geen onderzoek werd gedaan. Ook de positieve en praktisch bruikbare voorstellen ter verbetering van de controlemechanismen zijn zeer beperkt.

Op mijn verzoek om concrete voorstellen te formuleren, ontving ik op informele wijze een document dat evenwel ongeldig was omdat het nog niet ondertekend was door de drie leden van het team. Toch heb ik al enkele voorstellen opgenomen in mijn beleidsnota, onder meer de oprichting van een juridische cel en van een inspectieteam in het ABOS, dit ter preventie van conflicten.

Waarom werd niet onmiddellijk ingegaan op het verzoek om een zending naar Kaapverdië te sturen ? Welnu, hiervoor zijn meerdere redenen. Het verzoek om toestemming te geven voor een zending naar Kaapverdië, dat mij op 8 september bereikte, was, tegen de afspraken in, niet door de drie leden van het Task Force ondertekend.

Er werd contact opgenomen met het Hoog Comité van toezicht. Na overleg werd besloten dat in de huidige stand van het dossier en in de huidige omstandigheden de zending niet opportuun is. De artikelen die dagelijks in de Belgische pers verschijnen, tonen trouwens aan dat er eerst nog een aantal zaken op punt moeten worden gezet, vooraleer een nieuwe zending kan vertrekken. Ik heb nooit beweerd dat een nieuwe zending uitgesloten is, wel dat dit in de huidige omstandigheden niet opportuun is.

Ik herinner eraan dat het team als prioritaire taak heeft de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking de mogelijkheid te bieden dringende maatregelen te nemen ter verbetering van de werking van het ABOS.

Naar ik heb vernomen, heeft het Hoog Comité van toezicht het zendingsvoorstel met een gemotiveerd advies verworpen. Tegelijkertijd werd gevraagd om het onderzoek in drie andere dossiers op te starten. Ik ben op dat verzoek ingegaan. Het is mij ook opgevallen dat bepaalde rechtstreeks betrokken personen en ambtenaren niet eens werden ondervraagd. Ik vraag mij af waarom.

Gelet op al deze omstandigheden is een zending ongetwijfeld voorbarig. Omdat recent in de pers verschenen onthullingen nieuw zijn, zal ik hier nu niet ingaan op de feiten en evenmin namen noemen. De onthullingen in de pers tonen trouwens aan dat het onderzoek niet altijd in een serene atmosfeer verliep.

Ik kan mij ook niet van de indruk ontdoen dat er in dit onderzoek en ook in andere dossiers niet altijd een serene sfeer heerste en dat persoonlijke rivaliteit en tegenstellingen het onderzoek overschaduwden. Recente uitlatingen in de pers bevestigen dit overigens.

Het Ontwikkelingssamenwerkingsteam was aan het afwijken van zijn hoofdopdracht, want het moest, zoals ik reeds heb benadrukt, ook constructieve voorstellen uitwerken ter verbetering van de werking van het ABOS. Het is ook mijn prioritaire verantwoordelijkheid om aan deze toekomst te werken. Laat men mij echter geen woorden in de mond leggen die ik niet heb gezegd. Werken aan deze toekomst wil niet zeggen dat ik er een doofpotoperatie van maak. Ik zal dan ook niet aarzelen om uit het onderzoek de nodige conclusies te trekken en alles chirurgisch tot op het bot te ontleden.

Ik kom tot de huidige stand van zaken in de twee vermelde dossiers. Eerst zijn er de locomotieven in Malawi. Het voorstel tot levering van vijf rangeerlocomotieven werd mij op vrijdag 25 augustus door de leden van de Task Force in mijn kantoor overhandigd. Het werd mij dan nog eens officieel opgestuurd op 28 augustus door de voorzitter van het Hoog Comité van toezicht. Eigenaardig genoeg bestaat het eerste verslag dat ik kreeg, uit drie boekdelen, terwijl het tweede verslag slechts uit twee boekdelen bestaat. Een lid van het team had mij dus een eigen deel overhandigd dat niet was goedgekeurd door zijn eigen hiërarchische overste en evenmin de stempel droeg van het Hoog Comité van toezicht. Dat is ten minste eigenaardig te noemen.

Dezelfde dag, 28 augustus, werd het verslag officieel naar het ABOS gezonden met de volgende nota van mijn hand : « Ik zou u dankbaar zijn mij de reacties, opmerkingen en commentaren op dit verslag van uw administratie en meer in het bijzonder van de rechtstreeks betrokken diensten en personen, zo spoedig mogelijk en dit ten laatste tegen 25 september te willen overmaken. » Op 25 september heeft het ABOS mij zijn opmerkingen en commentaren bij dit rapport overgezonden. Op 2 oktober, dus nog geen week later, werden zij zowel naar de Inspectie van financiën, als naar het Hoog Comité van toezicht gestuurd. Het inspectieteam bestudeert thans deze reactie.

Ik zal u enkele passages van het besluit van het verslag van het OSI-team geven : « Ten eerste, het ABOS heeft een al te voortvarende bereidwilligheid aan de dag gelegd om CMI ter wille te zijn. Ten tweede, bepaalde veranderingen treden op zonder dat het ABOS zich hiervan bewust was of erop reageerde. Ten derde, het ABOS biedt tegen het optreden van CMI geen ernstig weerwerk. Het ABOS getuigt in dit dossier van een amateurisme en een totaal gebrek aan juridisch inzicht. Het ABOS heeft ook een deontologische verplichting, zowel op technisch als op juridisch vlak om bijstand te verlenen aan zijn derde-wereldpartner. » Nergens in deze conclusies vind ik tot nu toe strafrechtelijke of zware administratieve fouten gemaakt door één of andere ambtenaar. Met de huidige stand van zaken, nu op 24 oktober, moet het OSI-team de tijd worden gegeven de reactie van het ABOS te onderzoeken.

Het tweede dossier waarover vragen werden gesteld, is dat van de ontziltingsfabriek in Kaapverdië. Het zendingsvoorstel werd mij op 8 september door een lid van het team overhandigd, maar het was niet mede ondertekend door de twee andere leden. Ik heb het zendingsvoorstel op 15 september besproken met het Hoog Comité van toezicht en wij kwamen tot het besluit dat de zending in de huidige omstandigheden niet opportuun was. Op 28 september werd dit besluit voor reactie naar het ABOS gezonden en de ABOS-reactie op de inhoudelijke aspecten van deze zaak kregen wij in de loop van vorige week. De brief waarmee deze reactie naar de Inspectie voor financiën en het Hoog Comité van toezicht wordt gezonden, heb ik gisteren ondertekend. Conclusie : ik stop de zaken zeker niet in de doofpot. Het mandaat van het OSI-team wordt dus verlengd. De aan de gang zijnde onderzoeken in de beide dossiers worden voortgezet. Bijkomende onderzoeken in drie andere dossiers heb ik persoonlijk gevraagd. Natuurlijk zitten wij ook met de structurele hervorming van het ABOS, maar de onderzoeken die zeker maanden en misschien zelfs wel jaren in beslag zullen nemen, worden dus voortgezet.

Ik kan verzekeren dat tijdens de huidige legislatuur de fraude met ontwikkelingsgeld in bepaalde financiële en economische dossiers tot een minimum zal worden beperkt of volledig zal worden uitgesloten. Als dat niet gebeurt, kunt u mij daarvoor terecht wijzen in de commissie of in de plenaire vergadering.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, het antwoord van de staatssecretaris voldoet volgens mij niet omdat hij eigenlijk een aantal dossiers door elkaar haalt.

Hij zegt dat het OSI-team een veel ruimere opdracht had dan waar het zich tot nu toe mee bezig heeft gehouden. Dat klopt. Het OSI-team heeft zich tot nu toe op « slechts » twee aspecten van zijn opdracht toegespitst, maar ik neem aan dat u ook niet meer in Sinterklaas gelooft. Ik neem aan dat u beseft dat een onderzoek van die aard en omvang niet van vandaag op morgen op alle terreinen tegelijk kan worden uitgevoerd.

De heer Moreels, staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, toegevoegd aan de Eerste minister. ­ Daar ben ik het volkomen mee eens.

De heer Anciaux (VU). ­ Het werk dat het OSI-team tot op heden heeft verzet is zeker bewonderenswaardig wat zijn omvang betreft. Dit team bestaat immers slechts uit drie leden en het heeft op zeer korte termijn drie dossiers zeer grondig uitgespit. Dat is volgens mij een prachtprestatie.

Bovendien heeft het onderzoek zich niet beperkt tot drie concrete dossiers. Het OSI-team heeft ook aanbevelingen gedaan en verslagen ingediend met een ruimere draagwijdte.

Ik kan niet akkoord gaan met het antwoord van de staatssecretaris als hij zegt dat het zendingsvoorstel van 8 september nietig is omdat het slechts door één van de drie leden is ondertekend. Het is immers duidelijk gebleken dat de inspecteur van Financiën die belast was met de coördinatie van het OSI-team, getekend heeft namens dat team en in naam van de adjunct-commissarissen van het Hoog Comité van toezicht die ook lid waren van de Task Force . De handtekening van de coördinator volstond.

De heer Moreels, staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, toegevoegd aan de Eerste minister. ­ Ik heb het zendingsvoorstel niet geweigerd omdat het maar door één persoon was ondertekend. Ik vond gewoon dat het advies van het Hoog Comité van toezicht moet worden gevolgd.

De heer Anciaux (VU). ­ Het moet voor iedereen duidelijk zijn dat de drie leden van het OSI-team akkoord gingen met het zendingsvoorstel en dat dus niet slechts één lid op eigen houtje heeft gehandeld.

Mijnheer de staatssecretaris, ik neem het niet dat u zich verstopt ­ verontschuldig mij dat ik dit zo zeg, maar ik ben niet zo een grote diplomaat ­ achter het advies van het Hoog Comité van toezicht. U kunt het advies van dat comité niet inroepen, want alleen u draagt politieke verantwoordelijkheid. Het Hoog Comité van toezicht is zelfs niet verantwoordelijk voor de daden van het OSI-team. Overigens wijs ik erop dat u alleen de voorzitter van het Hoog Comité van toezicht hebt geraadpleegd en niet het hele comité.

Terloops gezegd, in andere dossiers, waar we het vandaag niet over zullen hebben, is gebleken dat de voorzitter van dat comité heel wat zaken naar zich toetrekt zonder de andere leden ervan op de hoogte te brengen. Twee leden van het Hoog Comité zijn lid van de Task Force en dus kunt u zich niet verstoppen achter het advies van het Hoog Comité want dat heeft er niks mee te maken.

De heer Moreels, staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, toegevoegd aan de Eerste minister. ­ Ik verstop me daar niet achter.

De heer Anciaux (VU). ­ Volgens de staatssecretaris is een zending naar het buitenland niet opportuun omdat er eerst een onderzoek in het binnenland moet gebeuren. Deze verklaring is uit de lucht gegrepen als men weet dat één ambtenaar, die in het buitenland woont, gezegd heeft dat hij alles kan verklaren en dat bovendien uit het zendingsdossier blijkt dat er geen informatie in het binnenland is te krijgen. Een buitenlandse zending is dus absoluut nodig. Als men nog langer wacht zullen er nog eens bijna 250 miljoen nodig zijn voor het operationeel maken van de ontziltingsinstallatie die al 400 miljoen aan de Belgische overheid heeft gekost. De knoop kan alleen maar worden ontward door ambtenaren die zich in het buitenland bevinden. Overigens hoeft dit het onderzoek in eigen land niet lam te leggen. Soms is het echt nodig om zich vast te klampen aan een dossier om « de vis » te kunnen pakken. Blijkbaar wil men dat in dit geval niet.

Persoonlijke rivaliteit zou aldus de werking van het OSI-team hypothekeren. Met zo een bewering speelt men op de man, niet op de bal. Sta me toe dit ook even te doen : de betrokkene bedreigen met overplaatsing of hem de opdracht geven in de hele Belgische wetgeving de verwijzing naar Belgische frank te vervangen door ecu, een mooie job voor jaren, komt neer op het wegpromoveren, wegsanctioneren van iemand die duidelijk op het goede spoor zit.

Mijnheer de staatssecretaris, ik zeg niet dat u hiervoor verantwoordelijk bent, maar u bent wel verantwoordelijk voor de niet-uitvoering van het zendingsdossier en de demotivatie van het OSI-team.

Als het OSI-team toch nog zes maanden kan verderwerken, hoe zal het dan zijn samengesteld ? Wordt aan de drie mensen die aanvankelijk werden aangewezen, gevraagd hun taak opnieuw waar te nemen ?

De mensen van het OSI-team zijn door uw toedoen gedemotiveerd en hebben na het ontslag van hun coördinator geen zin meer om nog voort te werken. Wat voor zin heeft het dan de bevoegdheden van dit team nog voor zes maanden te verlengen ?

M. le Président. ­ La parole est à M. Hatry.

M. Hatry (PRL-FDF). ­ Monsieur le Président, je me réjouis de la bonne organisation de cette séance qui réunissait non seulement les sénateurs faisant partie de la commission, mais aussi d'autres sénateurs, puisque cette séance est publique, ainsi que certains collaborateurs.

Le secrétaire d'État à la Coopération était naguère un personnage factice, sans guère de présence physique, intellectuelle ou politique dans les débats. L'accession de M. Moreels à cette fonction est porteuse d'une promesse de changement radical à cet égard. Cependant, le démembrement du ministère des Relations extérieures dont les compétences sont désormais éclatées me laisse perplexe. J'espère que la Belgique ne deviendra pas une espèce de Chypre, de Malte ou de grand-duché de Luxembourg...

M. le Président. ­ Monsieur Hatry, je vous prie de vous en tenir au sujet.

M. Hatry (PRL-FDF). ­ Monsieur le Président, je connais parfaitement l'histoire du Burundi, du Rwanda et du Zaïre. J'aimerais entendre de la part de M. le secrétaire d'État un exposé précis quant à ses priorités à propos de ces pays.

M. le Président. ­ Ce point figure à l'ordre du jour de la séance du 14 novembre.

M. Hatry (PRL-FDF). ­ Les priorités sont remises à plus tard... Les demandes d'explications, bien que passionnantes, ne répondaient pas à notre attente par rapport à cette première rencontre. Les points fondamentaux évoqués par mes collègues doivent s'inscrire dans un cadre global. Par ailleurs, la fixation de la prochaine séance entre les jours fériés du 11 et du 15 novembre est tout à fait malencontreuse. Je proteste énergiquement contre cette tentative pernicieuse d'étouffer le débat. Je vous propose de reporter cette séance au 20 novembre ou à une date ultérieure. Le débat avec M. Moreels est indispensable car les demandes d'explications ne représentent qu'une des formes de notre contestation relative à la politique du Gouvernement.

M. le Président. ­ Le 14 novembre est un jour de travail pour tout le monde. Par ailleurs, monsieur Hatry, votre temps de parole est épuisé.

La parole est à Mme Mayence.

Mme Mayence-Goossens (PRL-FDF). ­ Monsieur le Président, depuis de nombreuses années, les titulaires du département sont confrontés à la réorganisation problématique de l'AGCD. Dès 1982, j'avais personnellement demandé un audit à une société privée. Depuis lors, les ministres de la Coopération successifs se sont vainement attelés à concrétiser les résultats de ce travail.

En tout cas, monsieur le secrétaire d'État, je vous souhaite de tout coeur de réussir dans votre entreprise.

M. Anciaux a attiré l'attention sur un point inhérent à cette difficulté à laquelle est confrontée cette administration. Celle-ci a été créée après 1960. Tous ceux qui rentraient des colonies y ont été « recasés ». La technicité des matières traitées est telle que même les plus anciens membres ne sont plus capables de résoudre tous les problèmes qui se présentent. Dès lors, les fonctionnaires doivent faire appel à des collaborations extérieures et notamment à des firmes privées pour procéder à l'identification ou à l'examen des projets.

Le risque de dérapage est donc évident et il s'en est produit un. Il est utile que l'administration exerce un contrôle depuis le début du projet jusqu'à sa conclusion finale. Le problème qui a été évoqué, et que je vous demande de résoudre, jette un certain discrédit. Il est extrêmement difficile de plaider pour une coopération auprès de la population si des sommes d'argent sont dilapidées ou consacrées à des usages auxquels elles n'étaient pas destinées.

Il n'est certes pas simple de succéder, de prendre des responsabilités et des décisions dans des domaines aussi complexes. Je vous souhaite d'y parvenir en toute clarté et de pouvoir réorganiser enfin cette administration, de façon à ce que des fonctionnaires compétents soient moins soumis à des pressions extérieures.

De Voorzitter. ­ Tot besluit van deze vraag om uitleg heb ik twee moties ontvangen.

De eerste, ingediend door de heer Anciaux, luidt :

« De Senaat,

Gehoord de vraag om uitleg van de heer Bert Anciaux en het antwoord van de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking waarin hij meent dat in de huidige omstandigheden het onderzoek in het buitenland niet opportuun is,

Verzoekt de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking om spoedig het mandaat van het OSI-team te verlengen en dit in zijn oorspronkelijke samenstelling,

Opdracht te geven aan het team het dossier van de ontziltingsinstallatie in Kaapverdië ter plaatse te gaan onderzoeken,

Alle medewerking te verlenen om aan diepgaand en onafhankelijk onderzoek naar andere projecten van het ABOS op te starten,

De senaatscommissie zesmaandelijks in te lichten over de verdere onderzoeken van het OSI-team. »

« Le Sénat,

Ayant entendu la demande d'explications de M. Bert Anciaux et la réponse du secrétaire d'État à la Coopération au Développement, dans laquelle il estime que l'enquête à l'étranger est inopportune dans les circonstances actuelles,

Demande au secrétaire d'État à la Coopération au Développement de prolonger rapidement le mandat de l'équipe d'inspection de la Coopération au Développement, et ce dans sa composition initiale,

De charger l'équipe d'aller examiner sur place le dossier de l'installation de dessalement au Cap-Vert,

De concourir à la mise sur pied d'une enquête approfondie et indépendante relative à d'autres projets de l'AGCD,

D'informer semestriellement la commission du Sénat sur les autres enquêtes de l'équipe d'inspection de la Coopération au Développement. »

La seconde, déposée par Mme Lizin et M. Staes, est rédigée comme suit :

« Le Sénat,

Ayant entendu la demande d'explications de M. Anciaux et la réponse du secrétaire d'État à la Coopération au Développement,

Passe à l'ordre du jour. »

« De Senaat,

Gehoord de vraag om uitleg van de heer Anciaux en het antwoord van de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking,

Gaat over tot de orde van de dag. »

Wij stemmen later over de gewone motie, die de voorrang heeft.

Nous procéderons ultérieurement au vote sur la motion pure et simple, qui bénéficie de la priorité.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

Dames en heren, de agenda van de openbare vergadering van de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden is afgewerkt.

L'ordre du jour de la réunion publique de la commission des Affaires étrangères est épuisé.

De vergadering is gesloten.

La séance est levée.

(De vergadering wordt gesloten om 16 h 50 m.)

(La séance est levée à 16 h 50 m.)