1-30

1-30

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 14 MARS 1996

VERGADERING VAN DONDERDAG 14 MAART 1996

(Vervolg-Suite)

WETSONTWERP TOT INVOEGING VAN EEN ARTIKEL 353BIS IN HET GERECHTELIJK WETBOEK EN TOT WIJZIGING VAN ARTIKEL 354 VAN HETZELFDE WETBOEK

Algemene beraadslaging en stemming over de artikelen

PROJET DE LOI PORTANT INSERTION D'UN ARTICLE 353BIS AU CODE JUDICIAIRE ET MODIFICATION DE L'ARTICLE 354 DU MÊME CODE

Discussion générale et vote des articles

De Voorzitter. ­ Wij vatten de bespreking aan van het wetsontwerp tot invoeging van een artikel 353bis in het Gerechtelijk Wetboek en tot wijziging van artikel 354 van hetzelfde wetboek.

Nous abordons l'examen du projet de loi portant insertion d'un article 353bis au Code judiciaire et modification de l'article 354 du même code.

De algemene beraadslaging is geopend.

La discussion générale est ouverte.

De heer Coveliers, rapporteur, verwijst naar zijn verslag.

La parole est à M. Foret.

M. Foret (PRL-FDF). ­ Monsieur le Président, notre assemblée est amenée à se prononcer aujourd'hui sur un projet de loi succinct dont le but est de rendre constitutionnelles certaines règles d'incompatibilité actuellement reprises dans un arrêté royal déclaré inconstitutionnel par le Conseil d'État.

Il s'agit d'établir une incompatibilité entre l'exercice d'un mandat politique électif et l'exercice de certaines fonctions du monde judiciaire. Garantir la neutralité et l'objectivité des personnes qui exercent des fonctions en matière judiciaire a depuis toujours été une préoccupation essentielle du PRL. C'est dans cette optique que, dès le 23 janvier 1979, notre regretté président Jean Gol adressait un appel solennel à tous les partis politiques pour conclure « un pacte de non-ingérence partisane dans les nominations de la haute fonction publique et des grands corps ». Il visait particulièrement la magistrature et l'armée.

Nous sommes en 1996 et ces propos sont malheureusement toujours d'actualité. La politisation des nominations dans la magistrature n'a toujours pas été endiguée en dépit de l'adoption d'une loi en la matière. Mon groupe est donc évidemment tout disposé à s'associer à tout projet qui aurait pour vocation fondamentale et pour but essentiel d'assurer la neutralité et l'objectivité de l'ordre judiciaire.

Le projet d'aujourd'hui est-il ce texte fondamental que nous attendons en la matière ? Certainement pas ! Le texte en débat vise à interdire au personnel administratif des greffes et des parquets l'exercice d'un mandat politique à conférer par voie d'élection. M. le ministre estime-t-il sincèrement qu'un commis-secrétaire du greffe d'un tribunal de première instance, par exemple, ou qu'un messager du parquet participent de manière influente à l'exercice du pouvoir judiciaire au point qu'il faille leur interdire toute activité politique ?

Certes, les titulaires de fonctions que je viens de citer en exemples sont des auxiliaires précieux et nécessaires de nos tribunaux et parquets. Oserait-on cependant sérieusement affirmer qu'ils participent à l'acte de justice essentiel qu'est la décision de justice ? Qu'un greffier chargé de dresser un plumitif d'audience ou d'authentifier un jugement par sa signature se voie imposer par la loi une nécessaire indépendance le mettant à l'abri d'éventuelles interventions du monde politique, soit ! Mais l'on peut douter qu'il faille soumettre aux mêmes contraintes d'incompatibilités le coursier chargé d'acheminer, à l'intérieur même d'un palais de justice, une lettre du parquet vers un greffe. À suivre la logique qui sous-tend l'actuel projet, il aurait fallu également viser la femme de ménage qui, sous régime contractuel et après les heures d'ouverture de nos palais de justice, s'occupe du nettoyage des salles d'audience. À suivre la même logique et puisque l'on considère les personnes visées comme exerçant des fonctions à ce point importantes pour l'indépendance de l'ordre judiciaire, il faudrait également, en corollaire, revaloriser leur statut pécuniaire. Le ministre poursuivra-t-il sa logique jusqu'à ce point au nom de l'équité ? Il y avait, en matière de garantie de la neutralité du pouvoir judiciaire, d'autres dispositions bien plus fondamentales, qui restent encore malheureusement à concevoir.

Par ailleurs, il est navrant que ce projet soit incomplet. En effet, le Conseil d'État a souligné qu'il était nécessaire d'adapter également l'article 9 de la loi du 8 juillet 1976 organique des CPAS, ainsi que l'article 72 de la loi communale. Or, étant donné que la Chambre a complété le projet de base par une nouvelle disposition transitoire reprise à l'article 4, aucune urgence n'existe. Il aurait donc été préférable ­ et possible ­ d'apporter à ces législations les modifications qui s'imposent.

Enfin, en étendant le régime des incompatibilités à du personnel que, sans vouloir le moins du monde diminuer ses mérites, l'on peut néanmoins qualifier de « subalterne », le projet laisse également sous-entendre que tout fonctionnaire faisant de la politique, à quelque niveau que ce soit, serait suspect au motif qu'il serait tenté d'impliquer son mandat politique dans ses activités professionnelles. C'est une suspicion par a priori qui ne semble pas opportune à un moment où, au contraire, à quelle peine et avec quelles difficultés, on veut redorer l'image de la politique.

Pour ces diverses raisons, mon groupe s'abstiendra. (Applaudissements sur les bancs PRL-FDF.)

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Boutmans.

De heer Boutmans (Agalev). ­ Mijnheer de Voorzitter, het ontwerp voert een onverenigbaarheid in voor de administratieve medewerkers van het laagste niveau bij het gerecht. Volgens mijn fractie is dit verkeerd. Wij moeten uiteraard de onafhankelijkheid van het gerecht tegenover de politiek garanderen. Het is dus evident dat er bepaalde onverenigbaarheden bestaan voor magistraten en griffiers, maar voorts is de onafhankelijkheid van het gerecht vooral een kwestie van benoemingen en aanverwante maatregelen en op dat vlak is er nog heel wat te doen. Zo werd er onlangs een tuchtprocedure gevoerd tegen een kamervoorzitter van de Raad van State, die het nodig vond politieke propaganda bij zijn medewerkers te verspreiden. Wij kunnen ons dus afvragen of er geen belangrijkere zaken aan de orde zijn dan het statuut van het lager administratief personeel van de griffies en de parketten. De burger zal immers niet het vertrouwen in het gerecht verliezen, wanneer een vertaler, een klerk of een bode bij het parket of de griffie een politiek mandaat uitoefent, laat staan een gemeentelijk politiek mandaat. De burger heeft tijdens een rechtsprocedure niet te maken met dat lagere administratief personeel. De burger heeft heel wat meer problemen met andere zaken die er in het gerecht gebeuren.

Mijn fractie ziet dus geen enkele reden om deze onverenigbaarheid in te voeren en zal bijgevolg tegen het ontwerp stemmen. (Applaus.)

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Erdman.

De heer Erdman (SP). ­ Mijnheer de Voorzitter, ik wijs de verschillende sprekers erop dat het ontwerp een aanpassing inhoudt van de bestaande wetgeving. Op de agenda van de commissie voor de Justitie van de Senaat staan op het ogenblik echter twee voorstellen die tegemoetkomen aan een algemene bezorgheid. Het eerste voorstel werd recent ingediend door collega Vandenberghe en neemt een voorstel van ex-senator Arts over. Het houdt een totale hervorming in van het statuut van griffiepersoneel, bodes en parketpersoneel. Het tweede voorstel is van mezelf en streeft een grotere objectiviteit bij de benoemingen na door het uitwerken van een objectievere selectieprocedure. Ik heb dit voorstel reeds bij de vorige regeerperiode ingediend. Hierover hebben vroeger reeds contacten met het ministerie van Justitie plaatsgehad. Wanneer ik de reacties van de sprekers hoor, vermoed ik dat zij volmondig zullen aansluiten bij deze voorstellen wanneer ze in de commissie zullen worden besproken. Die voorstellen formuleren immers een antwoord op hun opmerkingen.

Er werd hier ook gesproken over het blijvend probleem van politieke benoemingen in de magistratuur. Men moet toch toegeven dat de wet van 1991 op de benoemingen van magistraten geen twijfel laat bestaan over de kwalitatieve geschiktheid van de voorgedragen kandidaten. Bij de huidige benoemingen en promoties wordt er een procedure gevolgd die garandeert dat de kandidaten bekwaam zijn. Ook in gerechtelijke kringen is men het hierover eens. Er wordt natuurlijk wel eens gemord omdat de ene in plaats van de andere wordt benoemd, maar aan de bekwaamheid van de benoemde kan niet worden getwijfeld. Dit was trouwens het fundamentele oogmerk van de wet van 1991, die, ook al moeten er nog aanpassingen gebeuren, een succes kan worden genoemd.

Wij moeten dus ter zake geen sloganeske terminologie hanteren, maar zien welke effecten de recente wijzigingen hebben gehad.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, na de schitterende uiteenzetting van de heer Erdman zal ik mij hoeden voor het gebruik van sloganeske taal.

De Volksunie zal dit ontwerp niet goedkeuren omdat het « onzindelijk » is een onverenigbaarheid in te stellen voor het administratief personeel van de griffies en parketten. Hoewel in het recente verleden inspanningen zijn gedaan om een einde te maken aan de politisering van de magistratuur, kunnen wij toch niet ontkennen dat nog heel wat rechters en griffiers politiek benoemd zijn.

Wat de heer Boutmans zegt, is correct. Het griffiepersoneel oefent geen invloed uit op de beslissingen. Daarom is er ook geen enkele reden om een onverenigbaarheid op te leggen.

Wij zullen met heel veel genoegen de voorstellen goedkeuren die een grotere objectiviteit bij de benoemingen in de magistratuur beogen.

Enkele jaren geleden is een belangrijke stap gedaan inzake depolitisering. Toch weet iedereen dat er nog achterpoortjes zijn, waardoor nog steeds politiek kan worden ingegrepen bij de benoeming van magistraten. Een verfijning van de wet kan hieraan mogelijk een einde maken.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Coveliers.

De heer Coveliers (VLD), rapporteur. ­ Mijnheer de Voorzitter, ik was zo naïef te verwijzen naar het schriftelijk verslag in de veronderstelling dat de leden het grondig hadden doorgenomen. Uit de opmerkingen maak ik op dat dit slechts in heel gering mate is gebeurd.

Het gaat hier over een gerechtvaardigde aanpassing in afwachting dat wij de garantie hebben dat er geen partijpolitieke beïnvloeding meer mogelijk is in alle onderdelen van het gerechtelijk apparaat, zoals men in een systeem van scheiding der machten kan verwachten.

Via een statuutwijziging zullen wij de gevoelige plaatsen in het gerechtelijk apparaat moeten bepalen, maar ik zie niet in hoe men tegen een loutere aanpassing van een feitelijke toestand kan stemmen op basis van argumenten die in feite niet ter zake doen.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Boutmans.

De heer Boutmans (Agalev). ­ Mijnheer de Voorzitter, ik heb het verslag van de heer Coveliers wel degelijk gelezen.

Het is juist dat dit ontwerp een bestaand koninklijk besluit bevestigt. Ik ben er echter geen voorstander van om dit koninklijk besluit, dat ongrondwettig is, via een wettelijke weg weer in te voeren, ook al omdat deelname aan het politiek leven voor alle burgers, bepaalde uitzonderingen niet te na gesproken, een essentieel burgerrecht is.

We bewijzen de democratie zeker geen dienst als wij voor heel wat categorieën van burgers onverenigbaarheden inzake een politiek mandaat opleggen. Het personeel van parketten en griffies kan geen invloed uitoefenen op gerechtelijke beslissingen. Er zijn dan ook geen redenen om een onverenigbaarheid in te stellen. Zij moeten wel voldoen aan bekwaamheidsvereisten, maar dat is iets totaal anders.

Ik begrijp de redenering van de heer Erdman en heb zijn voorstel, dat overigens over wat anders gaat, ondertekend.

De Voorzitter. ­ Daar niemand meer het woord vraagt in de algemene beraadslaging verklaar ik ze voor gesloten en bespreken wij de artikelen van het wetsontwerp.

Plus personne ne demandant la parole dans la discussion générale, je la déclare close, et nous passons à l'examen des articles du projet de loi.

Artikel één luidt :

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Article premier. La présente loi règle une matière visée à l'article 77 de la Constitution.

­ Aangenomen.

Adopté.

Art. 2. In hoofdstuk VIII van titel II van boek II van het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 353bis ingevoegd, luidende :

« Art. 353bis . De regels inzake onverenigbaarheid bepaald in artikel 293 zijn van toepassing op het personeel van de griffies en parketten, op de attachés bij de dienst documentatie en overeenstemming der teksten bij het Hof van cassatie alsook op de personeelsleden die een bijzondere graad bekleden ingesteld door de Koning overeenkomstig artikel 185. »

Art. 2. Un article 353bis , rédigé comme suit, est inséré dans le chapitre VIII du titre II du livre II du Code judiciaire :

« Art. 353bis . Les règles d'incompatibilité déterminées à l'article 293 sont applicables au personnel des greffes et des parquets, aux attachés au service de la documentation et de la concordance des textes auprès de la Cour de cassation ainsi qu'aux membres du personnel titulaires d'un grade de qualification particulière, créé par le Roi conformément à l'article 185. »

­ Aangenomen.

Adopté.

Art. 3. In artikel 354 van hetzelfde wetboek worden de woorden « de onverenigbaarheden » weggelaten.

Art. 3. À l'article 354 du même code, les mots « les incompatibilités » sont supprimés.

­ Aangenomen.

Adopté.

Overgangsbepaling

Art. 4. De in artikel 353bis van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde personeelsleden die thans een bij verkiezing verleend openbaar mandaat uitoefenen, zijn gemachtigd dit mandaat te voltooien tot de volgende verkiezingen.

Deze regeling geldt eveneens voor hun opvolgers.

Disposition transitoire

Art. 4. Les membres du personnel visés à l'article 353bis du Code judiciaire qui exercent actuellement un mandat public conféré par élection sont autorisés à terminer ce mandat jusqu'aux prochaines élections.

Cette disposition est également applicable à leurs suppléants.

­ Aangenomen.

Adopté.

Art. 5. Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 5. La présente loi entre en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.

­ Aangenomen.

Adopté.

De Voorzitter. ­ We stemmen zo dadelijk over het wetsontwerp in zijn geheel.

Il sera procédé tout à l'heure au vote sur l'ensemble du projet de loi.