1-30

1-30

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 14 MARS 1996

VERGADERING VAN DONDERDAG 14 MAART 1996

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER ANCIAUX AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN FINANCIEN OVER « HET VERLAAGD BTW-TARIEF VOOR PARTICULIERE SOCIALE WONINGEN »

QUESTION ORALE DE M. ANCIAUX AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DES FINANCES SUR « LE TAUX TVA RÉDUIT POUR HABITATIONS SOCIALES PRIVÉES »

De Voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Anciaux aan de Vice-Eerste minister en minister van Financiën over « het verlaagd BTW-tarief voor particuliere sociale woningen ».

Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, met het koninklijk besluit van 1 december 1995 en het ministerieel besluit van 22 december 1995 heeft de minister een lovenswaardige maatregel in de praktijk omgezet. Voor een bepaalde categorie van privé-woningen wordt de BTW verlaagd. Dit zal voor een aantal gezinnen die een eigen woning willen verwerven de drempel aanzienlijk verlagen. Terecht heeft de minister in dit koninklijk besluit de vermindering van de BTW gekoppeld aan de omvang van de woning. Slechts relatief kleine woningen komen in aanmerking, zodat op prestigieuze woningen de maatregel niet van toepassing is. Bij de uitwerking van zijn maatregel heeft de minister er echter geen rekening mee gehouden dat grote gezinnen ook een grotere woonoppervlakte nodig hebben. Dit is voor hen geen overbodige luxe, maar een noodzaak om comfortabel te kunnen leven. Nochtans is rekening houden met de gezinsgrootte sinds lang een algemeen aanvaard principe in het sociaal woningbeleid. Bovendien vermeldt het regeerakkoord ­ waarnaar leden van de meerderheid zo graag verwijzen ­ dat beleidsmaatregelen getoetst moeten worden op hun effect voor de gezinnen.

Volgens hetzelfde koninklijk besluit komen ook tweede verblijven in aanmerking voor het gunsttarief, waardoor ze gecatalogeerd worden als « sociale woningen ». Is dit wel verantwoord ?

Mijnheer de Vice-Eerste minister, ik heb enkele heel concrete vragen. Waarom hebt u niet bepaald dat de toegestane oppervlakte van de woningen op basis van de gezinssamenstelling wordt gemoduleerd ? Bent u bereid om het koninklijk besluit te wijzigen zodat de toegestane oppervlakte aan de gezinsgrootte en dus aan de behoeften wordt aangepast ? Wat is uw motivatie om tweede verblijven ook in aanmerking te laten komen voor het verlaagd BTW-tarief ?

De Voorzitter. ­ Het woord is aan Vice-Eerste minister Maystadt.

De heer Maystadt, Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel. ­ Mijnheer de Voorzitter, de berekening van de maximum oppervlakte om in aanmerking te komen voor het gunsttarief van 12 pct. in de sector van de sociale privé-woningen is gebaseerd op de ruimste normen inzake sociale huisvesting van het Vlaams Gewest. Het maximum toegestane volume wordt in het Vlaams Gewest als volgt berekend. Het basisvolume bedraagt 475 kubieke meter. Per kind ten laste komt daar 25 kubieke meter, met een maximum van 600 kubieke meter, dit stemt overeen met vijf kinderen ten laste. Om een vlugge en eenvoudige controle door de BTW-administratie mogelijk te maken, werden deze 600 kubieke meter omgerekend naar vierkante meter, wat neerkomt op 190 vierkante meter.

Voor de toepassing van de gunstregeling wordt slechts een gedeelte van de zolder en van het dakkamerniveau in aanmerking genomen. Er wordt bovendien geen rekening gehouden met de oppervlakte van de kelder en van de garage, dit in tegenstelling tot de normen die toegepast worden door het Vlaams Gewest, waar de zolder en het dakkamerniveau, evenals de kelder en de garage wel in aanmerking worden genomen. Derhalve blijkt duidelijk dat hier wel rekening werd gehouden met gezinnen met verschillende kinderen, waar het op BTW-technisch vlak niet mogelijk is om rekening te houden met de werkelijke gezinssituatie.

Inzake de tweede verblijven dient er aan te worden herinnerd dat ongeveer 85 pct. van de eigenaars slechts één woning bezit, ongeveer 15 pct. twee woningen en slechts een klein aantal eigenaars drie of meer. Bovendien zou het voor de BTW-administratie niet gemakkelijk geweest zijn na te gaan of het al dan niet een eerste woning betreft, of het om een hoofdverblijfplaats of om een tweede verblijfplaats gaat. Er dient ook rekening te worden gehouden met personen die gebouwd hebben en verplicht zijn te verhuizen om professionele, familiale of andere redenen.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux voor een repliek.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, ik dank de Vice-Eerste minister voor zijn antwoord. Zoals hij doet opmerken, is het voor de BTW-administratie ongetwijfeld niet eenvoudig om na te gaan of het om een eerste of een tweede verblijf gaat. Ik heb er echter fundamenteel geen problemen mee dat ook tweede verblijfplaatsen onder het verlaagd BTW-tarief kunnen vallen. Ik heb dit voorbeeld enkel aangehaald om aan te tonen dat het in dit geval niet echt om een sociale maatregel gaat, maar dat men zoals de Vice-Eerste minister zelf zegt, die formule heeft aanvaard om administratieve moeilijkheden te vermijden.

Zijn antwoord aangaande de gezinsmodulering schenkt mij evenwel geen voldoening. Het is niet helemaal duidelijk hoeveel 25 kubieke meter uitbreiding per kind ten laste betekent in vierkante meter. Wanneer men ervan uitgaat dat 600 kubieke meter 190 vierkante meter is, dan neem ik aan dat elk kind ten laste een uitbreiding van ongeveer 9 vierkante meter toelaat. Blijkbaar wordt er op BTW-technisch vlak wel rekening gehouden met de gezinssituatie. De huidige normen zijn evenwel te strikt voor grote gezinnen. Men moet niet alleen rekening houden met de ruimte die nodig is om een bed per kind te plaatsen. Uit eigen ervaring weet ik dat een groot gezin ook grotere leefruimten nodig heeft.

De beide gezinsverenigingen in ons land zijn trouwens reeds bij de Vice-Eerste minister komen aankloppen met de vraag om het koninklijk besluit in de mate van het mogelijke alsnog aan te passen. Aangezien de Vice-Eerste minister daar blijkbaar geen bezwaar tegen oppert, vraag ik hem op hun vraag in te gaan. De huidige maatregel voldoet immers totaal niet.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan Vice-Eerste minister Maystadt.

De heer Maystadt, Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel. ­ Mijnheer de Voorzitter, wat de heer Anciaux vraagt is onmogelijk. Het gaat hier immers om een BTW-maatregel en de Europese reglementering verbiedt om in de BTW-regeling verschillen in te bouwen naargelang de eigenheden van de betaler.

De heer Anciaux (VU). ­ Men zou de maatregel toch wat kunnen uitbreiden en de aanslagvoet afhankelijk maken van de grootte van de woning. In dat geval zouden grote gezinnen niet langer uitgesloten worden.

De Voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.