1-25

1-25

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 15 FÉVRIER 1996

VERGADERING VAN DONDERDAG 15 FEBRUARI 1996

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER GOOVAERTS AAN DE MINISTER VAN JUSTITIE OVER « DE KOMST VAN EEN BRUSSELS CASINO »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. GOOVAERTS AU MINISTRE DE LA JUSTICE SUR « L'IMPLANTATION FUTURE D'UN CASINO À BRUXELLES »

De Voorzitter. ­ Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Goovaerts aan de minister van Justitie over « de komst van een Brussels casino ».

Het woord is aan de heer Goovaerts.

De heer Goovaerts (VLD). ­ Mijnheer de Voorzitter, eindelijk is voor de Senaat het ludieke ogenblik aangebroken. U zegt wel dat ludieke ogenblikken hier niet bestaan, maar laten we toch proberen, zo « talrijk » als we zijn, er iets van te maken.

Dat heeft ook de heer Chabert gedaan. Hij heeft herhaaldelijk verklaard dat er in Brussel een casino komt. Ik begrijp dat hij dat graag wil, want de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vertoont een tekort aan een tiental miljard en het Gewest heeft honderd miljard schuld. Nu zegt de heer Chabert dat het casino zeshonderd miljoen tot één miljard zal opbrengen en driehonderd arbeidsplaatsen zal opleveren. In deze hele geschiedenis stoort het mij een beetje dat er maar één reden is om een casino te openen, namelijk geld. Men interesseert zich alleen voor de vraag of er geld in het laatje zal komen. Dit alles wordt voorgesteld als een verbetering van het imago van Brussel in de ogen van internationale zakenlui die zich 's avonds vervelen.

Heeft men deze hele zaak echter ernstig onderzocht op het vlak van veiligheid, opbrengst, werking en betekenis ? De minister van Justitie weet wel dat uitbaters van casino's eigenlijk alleen geïnteresseerd zijn in het installeren van jackpots. Die brengen immers veel meer op. In het verleden is echter gebleken dat de sociale kost ervan zeer hoog is. Zo hoog dat men ze heeft moeten verbieden. Wat is er nu eigenlijk veranderd, zodat men onder de paraplu van een casino, toch jackpot wil toestaan ?

Mijnheer de minister, uw voorganger heeft hiernaar een onderzoek laten instellen. Zijn conclusie was dat hij de installatie ervan niet kon toestaan. Kent u de inhoud van de adviezen die uw voorganger kreeg ? Ik heb daaraan getwijfeld omdat ik vind dat uiteindelijk de minister van Justitie, zoniet het Parlement daarover moeten beslissen, of misschien de procureur-generaal. De Brusselse minister-president Picqué heeft in ieder geval een brief gestuurd naar de procureur-generaal om hem te vragen of er in Brussel een casino zou worden gedoogd. Heeft de minister kennis van deze brief ? Heeft de procureur-generaal hem om advies gevraagd ? Of heeft de minister hem automatisch geschreven om te interveniëren ?

Drie groepen hebben interesse om een casino te Brussel uit te baten. Een Engelse groep, London Club International, heeft reeds een naamloze vennootschap, de NV Caspel, opgericht, waarbij de acht Belgische casino-uitbaters zich aanvankelijk hadden aangesloten. Nu hebben zij de intentie om zelf een naamloze vennootschap op te richten. Verder heeft ook « Holland Casino's » interesse.

Indien er toestemming wordt gegeven, zal er dan zoals voor de acht andere Belgische casino-uitbaters een lokaal monopolie komen of zal de mogelijkheid om zich in Brussel te installeren vrij zijn, zodat iedereen die dat wenst een casino kan openen ? De minister is zich misschien bewust van de eventuele reactie van de Europese Commissie indien wettelijk een monopolie zou worden verleend, maar ik vraag mij af of hij al nagedacht heeft over wat er zou kunnen gebeuren als de markt van de casino's vrij wordt.

De NV Caspel heeft een studie laten maken. Ik heb die niet kunnen inzien, maar ik weet dat daarin alleen rekening wordt gehouden met de rentabiliteit en helemaal niet met andere aspecten die voor die vennootschap niet interessant zijn. Ik weet wel dat er twee zalen zouden komen, een zaal voor het algemeen publiek en een privézaal. Ik vraag mij dan ook af of die zaal voor het algemeen publiek een « jackpotzaal » wordt, en de privézaal een zaal met tafels waaraan kan worden gespeeld. Er is ons ook voorgespiegeld, de heer Chabert is daar heel blij mee, dat de driehonderdvijftigduizend leden van de London Club International allemaal naar Brussel zouden komen om in het casino te spelen. De London Club International beloofde, behoudens spelen te organiseren, zich ook te engageren om menslievende activiteiten te stimuleren in de gemeente Sint-Gillis, toevallig de gemeente van de heer Picqué, ook sport, kunst en de jeugd zouden worden gepromoot.

Kan de minister iets meer zeggen over het advies dat hij heeft gevraagd aan de Dienst voor strafbeleid van zijn departement. Wat is zijn visie over de opmerkingen en de opwerpingen van burgemeester de Donnéa, die al zoveel problemen heeft met lunaparken, en vreest er nog meer te krijgen als er ook casino's komen ?

Zal de anti-witwaswet worden toegepast op de casino's ?

Wanneer komt het wetsontwerp nopens de uitbreiding van de meldingsplicht voor het Parlement ?

Zal het daarin ook gaan over de casino's ?

Ik heb zelf een klein onderzoek gedaan naar hoe het sinds het begin van deze eeuw met de casino's is gelopen. Zij startten toen vooral in Zuid-Frankrijk en in Monaco, maar vielen al heel snel in de handen van de maffia, de Napolitaanse of de Siciliaanse. Op het ogenblik is het casino van Monte-Carlo voor minstens de helft in handen van de maffia. De Russische maffia organiseert regelmatig afrekeningen in casino's, zoals onlangs nog te Katarinaburg, waar enkele maffialeden overhoop werden geschoten. Als men dus een of meer casino's in Brussel wil toelaten, dan wil ik toch graag weten in welke omstandigheden dat zal gebeuren. Ik herinner er nog aan hoe het casino in Namen is « afgebrand » en hoe uit dat van Chaudfontaine een tijd geleden enkele lijken werden « gehaald ».

Vooraleer de wet van 1902 te laten wijzigen door het Parlement, moet eerst eens een grondig antwoord komen op de vragen die ik hier naar voren heb gebracht. Sommigen kunnen casino's bijzonder mooi aanpraten, maar wij dragen de verantwoordelijkheid voor de invloed van casino's op de Brusselse samenleving. Hiermee wil ik mij zeker niet voordoen als een tegenstander van elke vorm van spel. Ik ben het trouwens helemaal niet eens met de auteur van een boek hierover die stelde dat een samenleving moreel losser wordt naarmate zij meer spelen toelaat. Ik laat die thesis voor rekening van de auteur, maar toch wil ik de minister vragen in deze kwestie voorzichtigheid aan de dag te leggen.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Vandenberghe.

De heer Vandenberghe (CVP). ­ Mijnheer de Voorzitter, na deze zeer boeiende wandeling langs de Brusselse Zenne met de heer Goovaerts wil ik toch proberen de discussie over de komst van de Brusselse casino's even boven het Brusselse niveau te brengen, voor zover dit mogelijk is natuurlijk.

De heer Anciaux (VU). ­ Vanuit Leuven lijkt dit mij quasi ondoenbaar, mijnheer Vandenberghe.

De heer Vandenberghe (CVP). ­ Ondanks een formeel wettelijk verbod worden er in België acht casino's uitgebaat, vier in Vlaanderen en vier in Wallonië. Thans wenst ook Brussel een casino op zijn grondgebied. Een dergelijk casino zou, volgens de voorstanders ervan, voor Brussel gunstige toeristische, werkgelegenheids- en financiële gevolgen hebben. Meer in concreto zou een dergelijk casino 300 tot 500 arbeidsplaatsen kunnen scheppen en ongeveer 600 miljoen frank aan belastingsgelden opleveren voor het Brusselse Gewest.

Het Brusselse parket heeft evenwel te kennen gegeven dit casino niet te zullen gedogen. De Brusselse regering spreekt daarom van « negatieve discriminatie ». Het zou niet opgaan Brussel te verwijten de wet te overtreden, of dat te zullen doen, als zulks ook in Vlaanderen en Wallonië gebeurt.

In de vorig jaar door de minister van Justitie opgestelde beleidsnota justitie werd de « tweeslachtigheid in het beleid ten aanzien van casino's » reeds erkend, waarbij tevens gesteld werd dat een « onderzoek zal gestart worden of desgevallend initiatieven moeten genomen worden om de huidige onduidelijkheid uit te klaren ». Bij de bespreking van deze beleidsnota in de commissie voor de Justitie werd aangegeven dat « de problematiek van de casino's nog uitgediept (wordt) door het college van procureurs-generaal en de Dienst strafrechtelijk beleid ». Een dergelijke uitdieping lijkt inderdaad dringend nodig, in eerste orde niet zozeer als antwoord op de Brusselse vraag tot oprichting van een casino, maar wel omwille van de rechtszekerheid.

Het is principieel onverenigbaar met de beginselen van een rechtsstaat dat een door de wet verboden activiteit oogluikend wordt toegelaten. Daarenboven is thans zelfs niet eens bekend aan welke criteria de huidige acht casino's dienen te voldoen om gedoogd te worden en te blijven. Desaangaande zou er wel een omzendbrief uitgaande van de procureurs-generaal bestaan, doch de inhoud ervan is nooit publiek gemaakt en werd evenmin aan het Parlement kenbaar gemaakt. Dit is strijdig met het beginsel van de politieke verantwoordelijkheid en de democratische transparantie. Een eerste stap naar meer duidelijkheid is dan ook het voorleggen van deze omzendbrief.

Dit is des te meer nodig nu een dergelijk gedoogbeleid de toets aan het gelijkheidsbeginsel moet kunnen weerstaan, wat een onderzoek naar de gedoogcriteria impliceert.

Vervolgens is een problematiek als deze van het bestaan en van de inplanting van casino's te belangrijk om het voorwerp uit te maken van onduidelijkheid en dubbelzinnigheid. Zo mag men bijvoorbeeld niet uit het oog verliezen dat casino's vaak gebruikt worden om inkomsten uit criminele activiteiten wit te wassen. Om deze reden, doch ook daar de uitbating van gokspelen in een aantal omstandigheden financieel zeer lonend is, bestaat het niet-denkbeeldige gevaar dat bepaalde criminele organisaties in de casino's zouden kunnen penetreren. Het uit 1993 daterende verslag van de Franse parlementaire onderzoekscommissie « sur les moyens de lutter contre les tentatives de pénétration de la mafia en France » maakt melding van grote belangen van de mafia in zeker één, inmiddels gesloten, casino. Een goede controle op de casino's en hun activiteiten is derhalve een absolute vereiste.

Ook dient men voor ogen te houden dat de casinospelen tot gokverslaving aanleiding kunnen geven, wat voor de betrokkenen uiteindelijk vrijwel steeds leidt tot enorme financiële en familiale problemen. Het kan dus niet aanvaard worden dat her en der casino's zouden worden ingeplant, zodat men de Vlaamse ontvoogding zou kunnen bewijzen aan de hand van de nieuwe leuze : « Waar men gaat langs Vlaamse wegen komt men een casino tegen. »

Tenslotte wens ik nog een verduidelijking over de rechtspraak in verband met het rechtsstatuut van de casino's. In het Rechtskundig Weekblad van 10 februari 1996 is een arrest van het Hof van beroep te Gent gepubliceerd dat aantoont dat de huidige situatie niet alleen op strafrechtelijk gebied, maar ook op privaatrechtelijk gebied problematisch is. Het geciteerde arrest stelt onder meer dat het roulettespel en andere in casino's beoefende spelen volgens de regels van het privaatrecht, volgens artikel 1965-1966 van het Burgerlijk Wetboek, onwettig zijn. Dergelijke spelcontracten zijn nietig « omdat zij geen gerechtvaardigde economische oorzaak hebben, geen grondslag die waardig is voor juridische bescherming, en tevens omdat zij een sociaal gevaar uitmaken ».

Omdat deze nietigheid de openbare orde aanbelangt, is ze absoluut, wat maakt dat niet alleen het contract van spel of weddenschap nietig is, maar tevens alle contracten die gesloten worden om de exploitatie van een casino mogelijk te maken, aangezien daarmee een onwettig doel wordt beoogd, met name de exploitatie van een verboden spel.

Een alles omvattende wettelijke regeling betreffende de casino's kan om al deze redenen dan ook niet langer uitblijven. Het is niet passend dat deze materie via eventuele omzendbrieven van procureurs-generaal wordt genormeerd. Indien die regeling tot stand komt, zullen daarbij zeer strenge uitbatings- en controlecriteria moeten worden gehanteerd om het hoofd te kunnen bieden aan de gevaren die in deze zaak algemeen worden onderkend.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, toen ik zoëven de bedenking uitte dat het niveau van het Leuvense het niveau van het Brusselse niet zou kunnen overstijgen, heb ik mij vergist. De essentie van mijn ideeën over deze aangelegenheid werd door de heer Vandenberghe uitstekend verwoord. Mijn uiteenzetting zal dus uiterst kort zijn.

Met welk recht kan men in een rechtsstaat aanvaarden dat een college van procureurs-generaal zich boven de wetgeving stelt ? In welke rechtsstaat kan men aanvaarden dat een beslissing van de wetgever, met name het verbieden van casino's, oogluikend wordt toegelaten door een college van procureurs-generaal, dat behoort tot de rechterlijke macht en derhalve de wetgeving moet doen uitvoeren ?

Ik worstel al geruime tijd met deze vraag. Deze praktijk gaat immers regelrecht in tegen het principe van de scheiding der machten. Collega Vandenberghe heeft dit op een schitterende wijze vertolkt.

Een artikel van de strafwetgeving bepaalt dat het aanzetten door een openbare functionaris tot het plegen van onwettigheden, strafbaar is. Kan de minister nagaan in hoeverre dit artikel van toepassing is op minister Chabert ?

De Voorzitter. ­ Het woord is aan minister De Clerck.

De heer De Clerck, minister van Justitie. ­ Mijnheer de Voorzitter, sta mij toe dat ik in het kort antwoord op deze interessante uiteenzetting over het spel.

De heer Goovaerts betoont veel eer aan minister Chabert en verwijst uitvoerig naar zijn initiatieven, waarvan ik kennis heb genomen. Intussen werd formeel bevestigd dat deze problematiek in Brussel wel degelijk aan de orde is. Ook de Vlaamse begroting blijkt rekening te houden met eventuele inkomsten voortvloeiend uit de belastingen op dit casino.

De heer Goovaerts is relatief goed geïnformeerd over de werking en ik meen te mogen concluderen dat zijn benadering eerder positief is, op voorwaarde dat de nodige voorzichtigheid aan de dag wordt gelegd en dat alles onder controle wordt gehouden.

De interessante uiteenzetting van de heer Vandenberghe houdt een aantal hoofdzakelijk juridische verwijzingen in, die de basis vormen van dit dossier, dat al lang ter tafel ligt.

In de beleidsbrief heb ik reeds gesteld dat het ogenblik gekomen is om deze hypocriete situatie te beëindigen. Het gaat niet op dat een feitelijke toestand, die manifest in strijd is met wettelijke bepalingen, blijft bestaan en zich verder blijft ontwikkelen en dat de procureurs-generaal vanuit een soort modus vivendi, een soort gedoogbeleid bepalen wat kan en wat niet kan. Deze situatie is niet aanvaardbaar.

Ik stel ook vast dat bij de meeste partijen de zaak bespreekbaar werd gemaakt. Er is dus een basis om de voorwaarden te bepalen waaronder zo'n initiatief kan worden genomen. Ingaande op deze vaststelling en op de vaststelling die ik gemaakt heb in mijn beleidsbrief, stel ik vast dat dit niet tot massale negatieve reacties heeft geleid.

Er zijn twee initiatieven opgestart. In het college van de procureurs-generaal werd in november beslist dat een werkgroep moest worden opgericht om een wettelijk kader te ontwerpen. De huidige hypocriete toestand moet worden opgegeven en er moet worden gewerkt aan een model voor een basiswetgeving. Er werd ook opdracht gegeven aan de Dienst strafrechtelijk beleid om dit kader voor te bereiden. Hiermee is de dienst nog bezig. Hij moet niet enkel beschouwingen formuleren en morele gevaren en maatschappelijke gevaren aanbrengen, maar ook de juridische aspecten bestuderen. Vandaag heb ik nog geen definitieve conclusies, maar ondertussen werd de studieopdracht uitgebreid. De « Commissie Callu » van de gerechtelijke politie, genaamd naar een lid van de gerechtelijke politie, is hiermee bezig. Ook in de academische wereld, met name aan de Universiteit van Luik, is een studie bezig over de juridische benadering.

Los van deze lopende opdrachten, heb ik ook afgesproken met de procureurs-generaal dat in afwachting geen andere initiatieven genomen zullen worden, dat geen bijkomende toelatingen of andere elementen van gedoogbeleid zullen worden ontwikkeld. Dit moest op een strikte manier worden toegepast. Ten aanzien van de problematiek omtrent de casino's wordt ook verwezen naar andere types van kansspelen zoals de jackpot en de slots en worden vragen gesteld omtrent het onderscheid met lunaparken en dergelijke. Deze brede uitgangspositie moet behouden blijven, in de overtuiging dat dit het debat zal versnellen, dat beslissingen zullen worden genomen en dat er eindelijk een wettelijk kader zal komen.

Het is uiterst toevallig dat vier Vlaamse en vier Waalse dossiers ter tafel liggen en dat ook in Brussel een aanvraag werd gedaan. Andere vragen en andere dossiers zullen aan de orde komen, maar vandaag kan geen enkele beslissing worden genomen. Het gaat niet op enige toelating of bevestiging te formuleren zolang het wettelijk kader er niet is, zolang we niet politiek hebben uitgemaakt welke richting we zullen inslaan. In het Parlement zal hierover ook gedebatteerd moeten worden.

Zodra ik de studies ontvangen heb, zal ik een wetsontwerp uitwerken, dat dan zo snel mogelijk zal worden besproken. In afwachting daarvan gebeurt er niets. Ik hoop dat ik alles op een relatief korte termijn zal rondkrijgen. Wanneer de wetgeving te lang op zich laat wachten, ontstaat er immers een moeilijke situatie op het terrein. (Applaus.)

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Goovaerts.

De heer Goovaerts (VLD). ­ Mijnheer de Voorzitter, de minister en ik moeten elkaar goed verstaan. Ik sta terughoudend tegenover speeltempels. Drie of vier speeltafels in een groot hotel kan men perfect onder controle houden. De grote internationale groepen willen echter casino's à Las Vegas. Daar wordt immers geld mee verdiend. Daar sta ik echter negatief tegenover.

Ik vestig in het bijzonder de aandacht van de minister op de jackpots. Aan een tafel wordt er met veel geld, ook zwart geld gespeeld. Men moet realist blijven. Waar komen anders die grote sommen geld vandaan ? De jackpots zijn er echter voor jan met de pet. Men moet het niet voorstellen alsof in een casino alleen de 350 000 leden van die Engelse club komen spelen. Ik heb mij een verhaal laten vertellen dat ik hier aan de minister ter overweging geef. Ik heb gehoord dat de casino's maandelijks tienduizenden mensen over de vloer krijgen, veelal gepensioneerden. Zij worden aangevoerd met bussen. Het transport is gratis. Voor luttel geld krijgen zij een maaltijd aangeboden. Daarna krijgen zij een jeton van 100 frank om even te spelen. Meestal gebeurt dit in het begin van de maand. Er zijn mensen die dan hun hele pensioen verspelen. Men moet, zoals collega Vandenberghe zegde, tweemaal nadenken alvorens een beslissende stap te doen.

De Voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.