1-16 | 1-16 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCES DU JEUDI 14 DÉCEMBRE 1995 |
VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 14 DECEMBER 1995 |
De Voorzitter. Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Verreycken aan de Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over « het doorgeven door politiemedewerkers van persoonlijke informatie aan de vakbonden ».
Het woord is aan de heer Verreycken.
De heer Verreycken (Vl. Bl.). Mijnheer de Voorzitter, kandidaat-politieagenten dienen zich uiteraard bekend te maken bij de wervingsinstanties van het betreffende korps. Hun persoonsgegevens worden even uiteraard genoteerd om de betrokkenen te kunnen uitnodigen voor het afleggen van sportproeven en intellectuele vaardigheidstesten.
Minder vanzelfsprekend is dat, alvast in Antwerpen, kandidaat-politieagenten brieven ontvangen van het CCOD en het ACOD, de vakbonden. Daarin wordt hen gevraagd lid te worden van de vakbond. Dit is een voorwaarde om een cursus te mogen volgen die voorbereidt op het examen. Twee organisaties zonder rechtspersoonlijkheid beschikken dus onmiddellijk over de persoonsgegevens van de kandidaten en benutten die voor een commerciële wervingsactie. De niet-uitgesproken bedoeling hiervan is zeker op te merken dat het weigeren van lidmaatschap een handicap bij de aanwerving kan betekenen.
Is het verstrekken van persoonsgegevens aan derden zonder dat de betrokkenen hiervan op de hoogte zijn, geen inbreuk op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ? Welke maatregelen kan de Vice-Eerste minister treffen om de betrokken vakbondsinformanten te wijzen op hun plicht tot geheimhouding ? Iemand bij de politie geeft die gegevens toch door aan de vakbonden. Zijn de aangeklaagde feiten een Antwerps fenomeen of wordt ook in andere gemeenten eenzelfde laksheid aan de dag gelegd met betrekking tot de vertrouwelijkheid van de persoonsgegevens ?
De Voorzitter. Het woord is aan Vice-Eerste minister Vande Lanotte.
De heer Vande Lanotte, Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. Mijnheer de Voorzitter, het is normaal dat de vakbonden hun diensten aan de personeelsleden aanbieden, onder meer om dat personeel voor te bereiden op toegangsexamens of promotie-examens. Bij het aanwerven van politieagenten doet niet de stedelijke overheid de selectie, maar wel de provinciale politieschool. Die selectie gebeurt op een zeer objectieve en strikt onafhankelijke wijze. Wanneer kandidaten zich melden, is het niet vreemd dat de vakbonden hen op de hoogte brengen van de mogelijkheid om een opleiding te volgen. Hiervoor moeten ze wel lid worden van een vakbond, want de vakbonden organiseren die cursussen enkel voor eigen en toekomstige leden.
De overheid kan de persoonsgegevens van kandidaat-politieagenten of agenten die kandidaat zijn voor een promotie, meedelen aan de vakbonden, zodat die vakbonden die mensen kunnen bijstaan. Er rijst pas een probleem wanneer het al dan niet aansluiten bij een vakbond een invloed heeft op de slaagkansen. Daarom ook wordt de selectie gedaan op provinciaal niveau door de provinciale politieschool. Dit belangrijke element moet de objectiviteit waarborgen. Die selectieprocedure werd vijf jaar geleden ingevoerd. Sindsdien verlopen de aanwervingen veel objectiever.
De wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt hier dus niet geschonden. Het is de rol van de vakbonden om personeelsleden en toekomstige personeelsleden zo goed mogelijk te helpen bij de voorbereiding op een objectief examen.
De Voorzitter. Het woord is aan de heer Verreycken voor een repliek.
De heer Verreycken (Vl. Bl.). Mijnheer de Voorzitter, uiteraard heb ik er geen bezwaar tegen dat iemand wordt voorbereid op een examen.
Sommige kandidaat-politieagenten, die een vakbond hebben aangeschreven, ontvangen nadien regelmatig publikaties van de betrokken vakbond. Ik ga er dus van uit dat hun persoonsgegevens in het adressenbestand van de vakbond zijn opgenomen, niet alleen met de bedoeling informatie te verstrekken over het examen, maar ook om die gegevens te hanteren als wervingsmateriaal. Dit vind ik een inbreuk op de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens. Ik heb moeten vaststellen dat sommige mensen over deze gang van zaken erg verontwaardigd zijn. Zo wenste een zoon zijn ouders niet op de hoogte te brengen van de examens waaraan hij deelnam. Hij zou dat wel doen als hij geslaagd was. Nog vóór hij aan het examen voor politieagent meedeed, ontving hij thuis een brief van de vakbond waarin hij werd gefeliciteerd voor zijn kandidaatstelling. Dit betekende voor hem een schending van de vertrouwelijkheid.
Samengevat kan ik dus zeggen dat de adressen van kandidaten worden gebruikt voor gewone commerciële wervingsacties van de vakbond en dat de vertrouwelijkheid van de gegevens van de kandidaten niet wordt gerespecteerd.
Zelfs na het antwoord van de Vice-Eerste minister meen ik dat een terechtwijzing nodig is. De vakbonden die de informatie verstrekken, moeten erop worden gewezen dat de gegevens die hen worden meegedeeld vertrouwelijk zijn en dat die niet aan de grote vakbondsklok mogen worden gehangen.
De Voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.