1-617/2

1-617/2

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997

1 JULI 1997


Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective en de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op den handel in munitie


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEER GORIS

Art. 2

A. In artikel 1, § 1, eerste lid, voorgesteld onder het 1º van dit artikel de woorden « anders dan in het verband van een arbeidsovereenkomst » vervangen door de woorden « zowel in het verband van een arbeidsovereenkomst als op een andere wijze » .

B. Het derde lid van dezelfde paragraaf doen vervallen.

Verantwoording

1. De tekst van het ontwerp strekt ertoe dat de personen die werken voor rekening van een onderneming noodzakelijk moeten handelen in ondergeschikt verband of dat zij zelf over een vergunning als bewakingsonderneming moeten beschikken.

Enerzijds wordt de reglementering hierdoor nog complexer omdat er een bijkomende individuele vergunning moet worden afgegeven aan de coöperatieve vennoten terwijl de vennootschap als dusdanig er al een heeft.

Anderzijds gaat men ervan uit dat de uitoefening van bewakingsactiviteiten in het kader van een arbeidsovereenkomst de openbare orde ten goede komt omdat de tewerkgestelden een specifieke en duurzame band zouden hebben met hun werkgever terwijl deze duurzame band niet zou bestaan tussen een zelfstandige coöperant en de coöperatieve vennootschap.

Dit argument beantwoordt geenszins aan de geest en de werking van een coöperatieve vennootschap waarin elke coöperant over een stem beschikt in de algemene vergadering en dus rechtstreeks betrokken is bij de goede werking ervan.

De zelfstandige coöperant moet bovendien voldoen aan dezelfde voorwaarden welke vastgelegd zijn bij artikel 6 van de wet van 10 april 1990.

Bovendien blijkt uit de toelichting op dit artikel dat gevreesd wordt dat de kwaliteit van de geleverde diensten geschaad zou kunnen worden wanneer deze uitgevoerd worden door zelfstandige aandeelhouders van een coöperatieve vennootschap die niet over een individuele vergunning beschikken.

Er is echter geen enkel objectief gegeven voorhanden waaruit zou blijken dat een bediende die gedekt is door de vergunning van zijn werkgever kwalitatief beter zou handelen dan een zelfstandige coöperant.

Ten slotte is er de vaststelling dat de wereld van de bewakingsondernemingen geen statische sector is. Fusies en overnames komen voor veelvuldig voor waarbij de grote ondernemingen andere firma's of delen ervan opkopen. Het gevaar voor het creëren van monopolies is niet denkbeeldig. Een te verre regulering zal tot de ontwrichting van het vrije economische beginsel leiden waarbij het voortbestaan van de legale coöperatieve vennootschappen die bewakingsactiviteiten uitoefenen in het gedrang komt.

2. Het amendement beoogt de schrapping van twee uitzonderingen waarvoor in het ontwerp gemeend wordt dat de band tussen vennoot en vennootschap sterk genoeg is om de vergunning van de vennootschap toch te laten gelden, namelijk wanneer het gaat om bloed- of aanverwanten tot in de tweede graad van één der oprichtende vennoten of wanneer de vennootschap in zijn geheel slechts vier actieve vennoten telt.

Door deze uitzondering in te lassen wordt de discriminatie enkel verder doorgetrokken naar de zelfstandigen onderling. Noch de familiale verwantschap noch de beperking van het aantal vennoten zijn op zich een garantie voor kwaliteit of kunnen een parameter zijn om deze kwaliteit te beoordelen.

Nr. 2 VAN DE HEER GORIS

Art. 12

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Artikel 12 van het ontwerp onttrekt een aantal overtredingen aan het toepassingsgebied van artikel 18. Het betreft de overtredingen met betrekking tot de vergunningsplicht, de verzekeringsplicht, de erkenningsplicht, de uitoefeningsvoorwaarden, de erkenning van de opleidingsdiensten en de goedkeuring van het beveiligingsmateriaal.

Hierdoor wordt het systeem van de administratieve geldboetes aanzienlijk uitgebreid.

De administratie is niet alleen bevoegd om de ondernemingen te erkennen, de vergunningen af te geven, de controle uit te oefenen maar zal voortaan ook sanctioneren.

Het komt de rechtszekerheid ten goede indien de sanctionering overgelaten wordt aan de parketten zoals dit in de huidige wet geregeld is. Bovendien is er geen georganiseerd beroep mogelijk tegen de sanctionerende beslissing van de administratie.

Stef GORIS.

Nr. 3 VAN MEVROUW CORNET D'ELZIUS EN DE HEER HAZETTE

Art. 2

A. In artikel 1, § 1, eerste lid voorgesteld onder het 1º van dit artikel, de woorden « , anders dan in het verband van een arbeidsovereenkomst », doen vervallen.

B. Het derde lid van dezelfde paragraaf doen vervallen.

Verantwoording

Luidens de memorie van toelichting hebben de bepalingen die wij aanvechten tot doel ervoor te zorgen dat « de zelfstandigen-coöperatieve vennoten die hun activiteiten louter ten bate van een enkele onderneming en in een werkelijke band van hiërarchische afhankelijkheid uitoefenen, persoonlijk over een vergunning als bewakingsonderneming beschikken, zelfs als de coöperatieve vennootschap als rechtspersoon reeds over een vergunning beschikt. »

Het gaat hier dus om een maatregel die uitsluitend tot doel heeft het fenomeen van de « schijnzelfstandigen » te bestrijden. Op zich een lovenswaardig doel dat wij volledig onderschrijven. Die strijd moet niettemin gevoerd worden met de middelen die thans door de sociale wetgeving worden aangereikt en in het bijzonder door de diensten belast met de controle op de toepassing van die wetgeving.

Derhalve betreuren wij dat hier een en ander verward wordt en dat men het principe van de vrijheid van vereniging zo makkelijk op de helling plaatst. Het kan toch niet dat de wetgever, via een wetgeving op de beveiligingsondernemingen, de wetten op de handelsvennootschappen en in het bijzonder op de coöperatieve vennootschappen schendt. Herinneren wij aan de definitie van het vennootschapscontract : twee of meer personen doen een inbreng in de gemeenschap teneinde de winst te delen die daaruit kan voortvloeien. Die inbreng kan overigens ook bestaan in de verbintenis om een activiteit uit te oefenen in dienst van de vennootschap.

Dat het probleem van de valse zelfstandigen beter niet geregeld kan worden via de wet van 10 april 1990 wordt overigens bevestigd door de tegenstelling tussen de bepaling die wij willen amenderen en de memorie van toelichting van de regering : enerzijds voorziet dit ontwerp in een uitzondering voor de natuurlijke personen die hun activiteit uitoefenen ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst (er is een band van hiërarchische afhankelijkheid tussen die persoon en het bedrijf dat hem tewerkstelt) maar anderzijds wil de regering de valse zelfstandigen, dat wil zeggen diegenen die in de praktijk hiërarchisch afhankelijk zijn van hun bedrijf, verplichten over een vergunning te beschikken en erkend te zijn om hun activiteit uit te oefenen.

Nr. 4 VAN MEVROUW CORNET D'ELZIUS EN DE HEER HAZETTE

(Subamendement op amendement nr. 3)

Art. 2

In het derde lid van de voorgestelde § 1 de woorden « maximaal vier actieve vennoten » vervangen door de woorden « maximaal tien actieve vennoten » .

Verantwoording

De bepaling die wij amenderen voorziet in een uitzonderingsregeling voor de familiebedrijven en voor de zeer kleine vennootschappen (maximaal vier personen).

Wij vinden het verkieslijk die drempel voor de kleine vennootschappen te verhogen tot tien actieve vennoten. Dat aantal, dat nog beperkt blijft, lijkt ons beter aan te sluiten bij de doelstellingen inzake werking en ontwikkeling van kleine vennootschappen, in het bijzonder de coöperatieve vennootschappen.

Nr. 5 VAN MEVROUW CORNET D'ELZIUS EN DE HEER HAZETTE

Art. 12

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Wij kunnen niet aanvaarden dat men de principes van ons strafrecht en in het bijzonder het recht van verweer omzeilt omdat de rechtbanken overbelast zijn.

Door het toepassingsgebied van de administratieve boeten uit te breiden veroorzaakt het ontwerp een echte ontsporing, die wij reeds eerder hebben aangeklaagd. Zolang de wetgever de administratieve procedures en sancties niet eenvormig heeft gemaakt door de oprichting van echte administratieve rechtbanken die de burgers in staat stellen hun recht van verweer uit te oefenen, in het bijzonder via het recht om in beroep te gaan, kunnen wij dergelijke maatregelen niet aanvaarden.

Daarenboven is het ontoelaatbaar dat het vijfde lid van artikel 18 van de wet van 10 april 1990 wordt opgeheven. Daarin wordt namelijk bepaald dat strafrechtelijke vervolging het opleggen van een administratieve geldboete uitsluit. Het principe non bis in idem moet absoluut van toepassing blijven.

Opgemerkt zij dat één enkele ambtenaar, die zelfs niet noodzakelijk de bestuursdirecteur van de bestuursdirectie van de algemene rijkspolitie moet zijn (zie koninklijk besluit van 17 december 1990) bevoegd zal zijn om voor elke overtreding van de wet van 10 april 1990 administratieve boeten op te leggen tot 1 miljoen frank. Dat is een buitensporige bevoegdheid. Die ambtenaar is rechter in eigen zaak en tegen zijn beslissing kan niet in beroep worden gegaan. De rechtbank van eerste aanleg kan alleen uitspraak doen over het verzoekschrift waarin de ambtenaar de toepassing van de administratieve geldboete vordert. Aan die rechtbank wordt dus geen enkele bevoegdheid toegekend om te oordelen over de gegrondheid van de boete (zie artikel 19 van de wet van 10 april 1990).

Nr. 6 VAN MEVROUW CORNET D'ELZIUS EN DE HEER HAZETTE

Art. 19bis (nieuw)

Een artikel 19bis (nieuw) invoegen, luidende :

Overgangsbepaling

« Art. 19bis. ­ « Alle natuurlijke personen die krachtens de huidige bepalingen van artikel 1 van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten niet moeten voldoen aan de verplichtingen inzake vergunning en erkenning omdat de vennootschap waarin zij vennoot zijn, die heeft verkregen, worden geacht die vergunning en erkenning persoonlijk voor 1 jaar verkregen te hebben en uiterlijk tot het verstrijken van de erkenning die hun vennootschap verkregen heeft vóór de inwerkingtreding van deze wet. Deze bepaling geldt slechts zolang de natuurlijke persoon een vennoot van de bedoelde vennootschap blijft. »

Verantwoording

De inwerkingtreding van artikel 2 van dit ontwerp zal tot ernstige organisatorische problemen leiden voor verschillende coöperatieve vennootschappen in de bewakings- en beveiligingssector. Het bedrag van de verschuldigde individuele retributies voor het verkrijgen van de vergunning en de erkenning dreigt daarenboven de vennootschappen die dergelijke uitgaven niet hebben begroot, in financiële moeilijkheden te brengen. Bovendien zal deze wetgeving niet te verwaarlozen gevolgen hebben voor de werkgelegenheid van vele honderden zelfstandigen.

Derhalve achten wij het nuttig dat voorzien wordt in een beperkte aanpassingsperiode van 1 jaar teneinde alle natuurlijke of rechtspersonen op wie de maatregelen van toepassing zijn, in staat te stellen zich aan te passen aan de wettelijke bepalingen.

Christine CORNET D'ELZIUS.
Pierre HAZETTE.

Nr. 7 VAN MEVROUW MILQUET

Art. 20

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 20. ­ Deze wet treedt in werking drie maanden nadat zij is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .

Verantwoording

Gesteld dat de wet in werking treedt op de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad verschijnt zodat de huidige zelfstandige medewerkers niet de nodige tijd krijgen om hun persoonlijke vergunning aan te vragen en te ontvangen, dan kan de algemene rijkspolitie onmiddellijk beginnen met het opstellen van processen-verbaal bij de klanten van de coöperatieve beveiligingsondernemingen omdat deze laatste niet de kans hebben gekregen hun administratieve toestand volgens de nieuwe bepalingen te regulariseren samen met hun actieve vennoten.

Voor het indienen van de individuele erkenningsaanvragen dient de wet dus te voorzien in een regularisatietermijn.

Joëlle MILQUET.

Nr. 8 VAN DE HEER GORIS

(Subamendement op amendement nr. 7)

Art. 20

De woorden « drie maanden » vervangen door de woorden « één jaar ».

Verantwoording

Een termijn van één jaar is een minimum opdat de zelfstandige coöperanten over de nodige vergunningen kunnen beschikken zodat zij, zonder onderbreking, hun zelfstandige activiteit kunnen voortzetten.

Nr. 9 VAN DE HEER GORIS

Art. 20

Dit artikel vervangen als volgt :

« Deze wet treedt in werking één jaar na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. »

Verantwoording

Zie verantwoording op amendement nr. 6.

Nr. 10 VAN DE HEER GORIS

(Subamendement op amendement nr. 9)

Art. 20

De woorden « één jaar » vervangen door de woorden « 3 maanden ».

Stef GORIS.