1-11

1-11

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU MERCREDI 29 NOVEMBRE 1995

VERGADERING VAN WOENSDAG 29 NOVEMBER 1995

(Vervolg-Suite)

VOORSTEL VAN RESOLUTIE BETREFFENDE DE ORGANISATIE TE BRUSSEL VAN DE ZESTIENDE HOOGTECHNOLOGISCHE WAPENBEURS AFCEA (ARMED FORCES COMMUNICATIONS AND ELECTRONICS ASSOCIATION)

Beraadslaging

PROPOSITION DE RÉSOLUTION RELATIVE À L'ORGANISATION À BRUXELLES DU SEIZIÈME SALON DES ARMEMENTS DE TECHNIQUE DE POINTE PAR L'AFCEA (ARMED FORCES COMMUNICATIONS AND ELECTRONICS ASSOCIATION)

Discussion

De Voorzitter. ­ Wij vatten de bespreking aan van het voorstel van resolutie betreffende de organisatie te Brussel van de zestiende hoogtechnologische wapenbeurs AFCEA (Armed Forces Communications and Electronics Association).

Nous abordons l'examen de la proposition de résolution relative à l'organisation à Bruxelles du seizième salon des armements de technique de pointe par l'AFCEA (Armed Forces Communications and Electronics Association).

De tekst van de resolutie luidt :

« De Senaat,

Overwegende dat de proliferatie van oorlogswapens in de wereld een belangrijke destabiliserende factor vormt;

Overwegende dat gewapende conflicten de ontwikkeling in de Derde Wereld en elders onmogelijk maken en vernietigen wat reeds werd opgebouwd;

Overwegende dat geweld aldus tevens één van de oorzaken is van de vluchtelingenproblematiek en dat het wegnemen van de oorzaken de voorkeur verdient op het opvangen van de gevolgen;

Overwegende dat andere middelen dan oorlog de voorkeur verdienen om conflicten te regelen;

Overwegende dat recente voorbeelden in Ruanda, Somalië en ex-Joegoslavië het voorgaande meer dan voldoende illustreren;

Overwegende dat de vrede en de veiligheid in de wereld meer gediend zijn met een omschakeling van militaire naar civiele produktie, om op die manier de belangrijkste oorzaken van gewapende conflicten te bestrijden, met name armoede en werkloosheid;

Overwegende dat hoogtechnologische wapensystemen een even grote of nog grotere vernietigende rol spelen als geweren, kanonnen of landmijnen;

Overwegende dat er een nefast verband bestaat tussen de wapenhandel en de verhindering van een zinvolle ontwikkelingssamenwerking steeds opnieuw op de helling worden gezet, de economische ontwikkeling achterop blijft en de verdere militarisering van de ontwikkelingslanden in de hand worden gewerkt;

Overwegende dat vooral naties en politieke overheden vragers zijn van hoogtechnologische wapensystemen en zij rechtstreeks invloed hebben op de produktieprocessen, maar tegelijk tekortschieten op het vlak van regulering van wapenhandel en -produktie;

Overwegende dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat voor deze goederen de spontane werking van de markt tot optimale resultaten zal leiden;

Overwegende dat de wapenhandel vaak indirect tot schendingen van de mensenrechten leidt,

Besluit dat de organisatie van wapenbeurzen in België en in de Europese Unie politiek en ethisch ongewenst is, mede omdat het Belgisch Parlement diverse initiatieven heeft ondernomen om die handel aan banden te leggen;

Besluit dat het hoognodig is een evaluatie te maken van de besluiten van de parlementaire onderzoekscommissie over de wapenhandel en de noodzakelijke nieuwe initiatieven hierover te nemen;

Verzoekt de Regering om binnen de Europese Unie verder een actieve rol te blijven spelen bij de uitvoering van een beleid van samenwerking en gecontroleerde ontwapening; en hiertoe een gemeenschappelijk optreden overeenkomstig artikel J van het Verdrag van Maastricht te stimuleren. »

« Le Sénat,

Considérant que la prolifération des armes de guerre constitue un important facteur de déstabilisation dans le monde ;

Considérant que les conflits armés empêchent le développement dans le Tiers monde et ailleurs et entraînent la destruction de ce qui avait déjà été réalisé;

Considérant que la violence est l'une des causes du problème des réfugiés et qu'il faut privilégier la suppression des causes plutôt que remédier aux séquelles;

Considérant que tous les moyens autres que la guerre doivent être privilégiés en vue du règlement de conflits;

Considérant que les récents exemples du Rwanda, de la Somalie et de l'ex-Yougoslavie sont suffisamment illustratifs de ce qui vient d'être dit;

Considérant que l'on servira davantage la paix et la sécurité dans le monde en convertissant la production militaire en production civile, et que l'on pourra lutter ainsi contre les principales causes des conflits armés, à savoir la pauvreté et le chômage;

Considérant que les systèmes d'armement de technique de pointe jouent un rôle tout aussi destructeur ou même plus destructeur encore que les fusils, les canons et les mines terrestres;

Considérant qu'il existe, entre le commerce des armes et la politique de coopération au développement, un lien néfaste qui empêche de développer celle-ci dans une optique rationnelle, si bien que les efforts que l'on déploie aux fins de la coopération au développement sont constamment tous remis en question et que l'on assiste à une militarisation croissante des pays en développement;

Considérant que ce sont surtout les nations et les pouvoirs politiques qui sont demandeurs de systèmes d'armement de technique de pointe, qu'ils influencent directement le processus de production, mais qu'ils veillent insuffisamment à la régulation du commerce et de la production des armes;

Considérant qu'il n'y a aucune raison de considérer que le jeu de l'offre et de la demande sur le marché de ces biens permettra automatiquement d'obtenir des résultats optimaux;

Considérant que le commerce des armes entraîne souvent des violations indirectes des droits de l'homme,

Décide que l'organisation de salons d'armements est politiquement et éthiquement indésirable en Belgique et dans l'Union européenne, notamment parce que le Parlement belge a pris diverses initiatives pour enrayer le commerce des armes;

Conclut qu'il est urgent de procéder à une évaluation des conclusions de la commission d'enquête parlementaire concernant le commerce des armes et de prendre à ce sujet les nouvelles initiatives qui s'imposent;

Invite le Gouvernement à poursuivre activement, au sein de l'Union européenne, la mise en oeuvre d'une politique de coopération et de désarmement contrôlé et à encourager, à cet effet, une action commune conformément à l'article J du Traité de Maastricht. »

Het woord is aan de rapporteur.

Mevrouw Sémer (SP), rapporteur. ­ Mijnheer de Voorzitter, dit voorstel van resolutie betreffende de non-proliferatie van oorlogswapens werd ingediend door senator Anciaux.

De commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden heeft gedurende haar vergaderingen van 17 oktober, 7, 14 en 23 november dit voorstel van resolutie uitvoerig besproken.

De indiener van het voorstel van de resolutie wilde vanuit een pacifistische bekommernis een initiatief nemen om de bewapening en de wapenhandel aan banden te leggen. Volgens hem moet België af van de slechte reputatie de nationale draaischijf te zijn van de wapenhandel. Precies daarom acht hij een krachtig signaal tegen de AFCEA-beurs van groot belang.

Verscheidene commissieleden konden zich akkoord verklaren met de strekking van de resolutie, maar een vinnig debat ontspon zich rond een aantal juridische en andere bezwaren : de gemeente Sint-Joost-ten-Node beschikt niet over de nodige juridische middelen om een privé-wapenbeurs te verbieden; het economisch subsidiebeleid is een geregionaliseerde materie; een onderscheid maken tussen burgerlijke en militaire belangen van bedrijven aanwezig op de wapenbeurs, is bijzonder moeilijk; een resolutie betreffende een beurs die reeds voorbij is, is niet realistisch.

Ook volgende meer algemene opmerkingen kwamen aan bod : vrede en veiligheid zijn meer gediend met de omschakeling van een militaire naar een civiele produktie; er zijn ook situaties waarbij wapens de vrede handhaven; wapenhandel en wapenproduktie kan men niet bestrijden met resoluties, maar veeleer door overal waar conflicten heersen vredebevorderende oplossingen te steunen zodat wapengeweld overbodig wordt.

Sommige opmerkingen golden de tijdens de vorige legislatuur tot stand gekomen wetgevende beperkingen inzake wapenhandel. Er werd met name verwezen naar de bijzondere onderzoekscommissie van de Kamer die gedurende twee jaar de illegale wapenhandel heeft aangepakt, naar de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik ontworpen materiaal en de daaraan verbonden technologie en naar de wet van 9 maart 1995 inzake de anti-personenmijnen.

Andere opmerkingen verwezen naar studies en onderzoek. Uit internationale studies en berichtgeving blijkt dat illegale wapenhandel meestal verbonden is met illegale handel in deviezen en drugs en dat dit illegaal circuit belangrijke schade toebrengt aan de economie. Uit de resultaten van het onderzoek naar wapenhandel van de bijzondere commissie blijkt dat het beeld, als zou België een draaischijf van wapenhandel zijn, niet correct is.

Er werden acht amendementen ingediend, waarvan een subamendement.

Een senator vroeg het organiseren van een beurs die op Belgisch grondgebied publiciteit maakt voor wapens voortaan te verbieden.

Enkele senatoren vroegen consideransen toe te voegen met betrekking tot de omschakeling van militaire naar civiele produktie, de nefaste invloed van de wapenhandel op de ontwikkelingssamenwerking en de band die er zou bestaan tussen illegale wapenhandel en de illegale handel in deviezen en drugs.

Een andere senator wil de Regering verzoeken een omstandig onderzoek in te stellen naar de op de wapenbeurs uitgestalde of per catalogus aangeboden wapens.

Enkele senatoren dienden amendementen in tot nuancering van de consideransen in het oorspronkelijke voorstel.

Weer andere senatoren waren van oordeel dat in de resolutie de accenten moesten worden verlegd en dat de hoofdbekommernis moest zijn : het stimuleren van de actieve rol van België binnen de Europese Unie met betrekking tot de ontwapening. Zij dienden amendementen in om het voorstel van resolutie in die zin te wijzigen.

Een senator meende dat het wenselijk zou zijn een nieuwe evaluatie te maken van de besluiten van de parlementaire onderzoekscommissie over de wapenhandel en de hiervoor te nemen nieuwe initiatieven.

Uiteindelijk besloot de commissie het gesubamendeerde amendement nummer 6 als basis voor het voorstel van resolutie te nemen.

Het amendement nummer 8 ­ dat een subamendement is op het amendement nummer 6 ­ werd aangenomen met zes stemmen, bij drie onthoudingen.

Het gesubamendeerde amendement nummer 6 werd aangenomen met zes stemmen, bij drie onthoudingen.

Het amendement nummer 7 werd aangenomen met zes stemmen, bij vier onthoudingen.

Het aldus geamendeerde voorstel van resolutie werd aangenomen met zes stemmen, bij vier onthoudingen. (Applaus.)

M. le Président. ­ La parole est à Mme Willame.

Mme Willame-Boonen (PSC). ­ Monsieur le Président, au nom du groupe PSC, je souhaiterais vous faire part de certaines réflexions sur le texte qui nous est soumis. La résolution initiale partait de l'ambition fort louable ­ quoique assez naïve ­ consistant à s'élever contre toute initiative de nature à encourager le commerce des armes. Il me semble que l'on combattra le trafic et la production des armes non par des résolutions mais au contraire et surtout en promouvant, partout où il y a un conflit, des solutions pacifiques qui rendent inutile le recours aux armes.

En vue d'enrayer le commerce d'armes, la Belgique a consenti en cette matière de nombreux efforts qui ne doivent pas être sous-estimés. Elle adopte une attitude très positive et même maximaliste dans les dossiers relatifs au désarmement. Je voudrais, à cet égard, rappeler la loi concernant la vente des armes, qui règle d'ailleurs aussi la profession de marchand d'armes.

La résolution initiale avait peu de sens dès l'instant où notre pays était doté d'une armée. En effet, lors de la discussion en commission, le PSC était d'avis que l'une des préoccupations principales devait consister à encourager le rôle actif de la Belgique au sein de l'Union européenne en ce qui concerne l'exécution d'une politique de collaboration et de désarmement contrôlé. De là à interdire complètement et même à empêcher une initiative privée organisant ce genre de salons d'armements, il y a un pas. De plus, un marché parallèle pouvait toujours apparaître, poussant ainsi les organisateurs à entrer dans l'illégalité.

D'ailleurs, en raison de la nature du matériel exposé qui peut être affecté à des fins tant civiles que militaires, aucun critère juridique ne permettait d'interdire un salon tel que celui de l'AFCEA.

Au nom du groupe PSC, je voudrais suggérer qu'au prochain salon des armements de techniques de pointe, déclaré par ailleurs indésirable tel quel dans la résolution proposée à nos suffrages aujourd'hui, soient seulement admis les représentants de sociétés émanant de pays ou nations respectueux des droits de l'homme, des valeurs démocratiques et des engagements et traités internationaux. On pourrait alors aussi envisager de faire figurer dans les critères d'admission du salon le ratio des dépenses militaires globales et les dépenses sociales normales assumées par les pays en question.

Je voudrais également souligner qu'en déplaçant les accents de la résolution initiale qui plaidait pour un désarmement général, nous sommes arrivés à un texte moins naïf et plus constructif qui, à mon sens, prend toute sa signification dans le contexte actuel international.

Mon groupe votera donc en faveur du texte de la résolution ainsi amendé. Il attend avec impatience les résultats de l'évaluation des conclusions de la commission d'enquête parlementaire concernant le commerce des armes et prendra, à ce moment, les mesures qui s'imposent. (Applaudissements.)

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Hostekint.

De heer Hostekint (SP). ­ Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik namens de SP-fractie mijn waardering uitspreken voor de nobele bedoelingen van waaruit de heer Anciaux dit voorstel van resolutie heeft ingediend. In de commissie heeft hij een uitermate warm pleidooi gehouden tegen elke bewapening, tegen de bewapeningswedloop en in het algemeen voor de vrede in de wereld.

Ook de SP-fractie is van mening dat de bewapeningswedloop, in het verleden evengoed als vandaag, een bron is van oneindig veel ellende in de wereld. Wij hebben dit recent nog kunnen zien in Europa zelf, met name in ex-Joegoslavië en ook in Afrika, waarvan het gebeuren in Ruanda ons nog vers in het geheugen ligt. Bij deze conflicten zijn honderdduizenden onschuldige slachtoffers gevallen, onder wie veel vrouwen en kinderen die met de inzet van het conflict niets te maken hadden. Wij kunnen de bezorgdheid van de heer Anciaux dus ten volle delen vanuit humanitair standpunt. Ook wij hebben de vaste wil om met onze beperkte beïnvloedingsmogelijkheden als leden van het Parlement toch zoveel mogelijk druk uit te oefenen op de Regering en op de internationale gemeenschap, teneinde de bewapeningswedloop toch enigzins binnen de perken te houden. Wij mogen vooral niet vergeten dat de vele miljarden die aan bewapening worden gespendeerd, vooral in de Derde Wereld, ten koste gaan van de economische en sociale ontwikkeling van die landen. De SP-fractie zal dan ook alle initiatieven van de Senaat, of van senatoren, tegen de bewapeningswedloop te allen tijde steunen.

In die zin juichen wij het initiatief van de heer Anciaux toe. Desalniettemin en ondanks ons begrip voor zijn nobele bedoelingen, hebben wij bij de bespreking van de oorspronkelijke tekst van zijn voorstel van resolutie enkele bezwaren geformuleerd, die voornamelijk van juridische, maar ook van grondwettelijke aard zijn. Zo menen wij dat de vraag van de heer Anciaux naar een verbod van het houden van dergelijke beurzen, voor zover dit verbod al zou kunnen worden toegepast, in strijd is met het grondwettelijk beginsel van de vrijheid van mening en van meningsuiting.

Collega Sémer en ikzelf hebben deze tentoonstelling bezocht. We werden zelfs rondgeleid door de voorzitter van het comité dat deze beurs sedert jaren inricht. Wij hebben daar, als niet specialisten, hoegenaamd niets gevonden dat strijdig zou kunnen zijn met de openbare orde. Er wordt op deze beurs hoogtechnologisch materieel tentoongesteld, maar zeker geen wapens in de klassieke betekenis van het woord. Men kan ook niet beweren dat daar wapens worden verhandeld. Het gaat enkel om hoogtechnologisch materieel.

Zoals in de commissie reeds werd aangestipt, kan bepaald materieel zowel voor militaire als voor burgerlijke doeleinden worden gebruikt. Het onderscheid is vaak moeilijk te maken. Er is op die beurs bijvoorbeeld een zeer vernuftige installatie van satelietmateriaal te zien die op gelijk welk terrein kan worden geïnstalleerd. Men heeft ons er zelfs van kunnen overtuigen dat dit materieel ook in oorlogssituaties duizenden mensenlevens kan redden. De installatie maakt het mogelijk militair materiaal of manoeuvers op te sporen waardoor tal van levens kunnen worden gespaard. Voor een verbod op het inrichten van dergelijke beurzen zijn er echter te weinig juridische argumenten.

Een tweede bezwaar tegen de oorspronkelijke tekst van de heer Anciaux is dat hij de federale Regering verzoekt in te grijpen in de gemeentelijke autonomie van Sint-Joost-ten-Node. De burgermeester van deze gemeente, de heer Cudell, heeft in het verleden herhaaldelijk verklaard dat ook hij niet zo gelukkig was met een dergelijke beurs, maar hij voegde daar onmiddellijk aan toe dat de gemeente niet over voldoende juridische middelen beschikte om een dergelijke beurs te verbieden.

Voorts verzocht de heer Anciaux de federale Regering in te grijpen in een expliciete regionale materie, namelijk de economische subsidiepolitiek. Wij vroegen ons bijgevolg af hoe de federale Regering hier juridisch kon ingrijpen.

De indiener van het voorstel heeft volgens ons ook te weinig aandacht besteed aan de inspanningen die de huidige, en ook de vorige, Regering heeft gedaan voor de beperking van de produktie en de proliferatie van nucleaire, conventionele en inhumane wapens. Ik denk hierbij vooral aan de mijnen en aan de laserwapens. Deze problematiek zal straks bij de bespreking van een andere resolutie van de heer Anciaux nog aan bod komen.

Ik wil de heer Anciaux overigens wijzen op de inspanningen die de Belgische Regering op dat vlak heeft geleverd, in de Europese Unie, in de Verenigde Naties en ook intern; door het opstellen van een aantal wetten die onlangs door het Parlement werden goedgekeurd.

België heeft zich tijdens zijn voorzittersschap van de Europese Unie intensief ingezet voor de harmonisering van de nationale wetgeving. Zo werd een lijst van acht criteria opgesteld ter oriëntering van het regeringsbeleid inzake uitvoervergunningen van wapens.

Ook op het niveau van de Verenigde Naties heeft België als klein land een belangrijke invloed uitgeoefend bij het tot stand komen van een aantal beslissingen. Inderdaad, sedert 1993 publiceren de VN jaarlijks een register van de conventionele wapens.

De heer Mahoux, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op

Ook België brengt de Verenigde Naties op de hoogte van haar in- en uitvoer van conventionele wapens. De SP wenst dat België zich bij de Verenigde Naties blijft inzetten om dit wapenregister zo effectief mogelijk te maken. Zo moeten ook lichte wapens in het register worden opgenomen.

Voorts wil ik wijzen op de voortrekkersrol die België heeft gespeeld inzake de anti-personenmijnen. Met de opeenvolgende socialistische ministers van Buitenlandse Zaken heeft België een hoofdrol gespeeld op het internationale forum in de strijd tegen deze onmenselijke bewapening. Ik vermeld hierbij het exportverbod voor onbepaalde duur van anti-personenmijnen. België heeft ook een initiatief genomen met betrekking tot de resolutie tot oprichting van een VN-ontmijningsfonds.

Tenslotte is er de wet van 5 augustus 1991 waarbij in artikel 4 het verstrekken van een wapenvergunning afhankelijk wordt gemaakt van de mensenrechtensituatie in het land dat wapens importeert. De minister van Buitenlandse Zaken, Eric Derycke, is van plan deze wet zo strikt mogelijk toe te passen. Tijdens de voorbije maanden heeft hij reeds verscheidene dossiers afgewezen.

Dit zijn een aantal redenen waarom wij niet akkoord konden gaan met de ontwerptekst van de indiener van dit voorstel. Daarom heeft collega Paula Sémer een amendement ingediend dat de tekst realistischer maakt. Het werd uiteindelijk door de commissie aangenomen. De tekst zoals hij nu is, en dan vooral het beschikkend gedeelte, kunnen wij volmondig steunen en komt erop neer dat de organisatie van wapenbeurzen in België en ook in de Europese Unie politiek en ethisch ongewenst is. Het zou immers naïef zijn te denken dat het voldoende is dergelijke wapenbeurzen in Belgie te verbieden. In dat extreme geval zouden zij immers gewoon naar Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland, Italië of Spanje enz. verhuizen.

Er moet dus, in het kader van de Europese Unie, naar gestreefd worden dergelijke activiteiten te verbieden en daarvoor een regelgeving uit te werken. Daarom, zo staat in het tweede gedeelte van de tekst, moet de Belgische Regering een initiatief nemen tot een gemeenschappelijk optreden van de Europese Unie overeenkomstig het Verdrag van Maastricht. Het is dan ook meer dan wenselijk ter zake nieuwe voorstellen te formuleren en concreet uit te werken.

Belangrijk is ook dat volgend jaar de Intergouvernementele Conferentie van start gaat. Ook aan dat aspect van het Verdrag van Maastricht zou men aandacht kunnen geven. Het is dus zeker het juiste moment om deze resolutie goed te keuren en zo de Regering een signaal te geven met het oog op de heronderhandeling van het Verdrag van Maastricht.

De SP-fractie zal de geamendeerde tekst met enthousiasme goedkeuren.

M. le Président. ­ La parole est à Mme Mayence.

Mme Mayence-Goossens (PRL-FDF). ­ Monsieur le Président, je n'avais pas l'intention d'intervenir dans ce débat car cette résolution à mon sens ne méritait déjà pas les trois jours de discussion qui lui ont été consacrés en commission. Mais, sous prétexte que « qui ne dit mot consent », je ne veux pas que mon silence passe pour un acquiescement inconditionnel à la proposition de M. Anciaux et à l'enthousiasme qu'il déploie à déposer bon nombre de résolutions dans notre commission.

Le dépôt de cette résolution ne m'apparaît pas très opportun, d'autant plus qu'il s'agissait de demander la fermeture d'un salon qui était déjà arrivé à son terme au moment de nos discussions. Il ne faut pas croire que je sois particulièrement guerrière, même si je puis parfois l'être verbalement. Je tiens toutefois à rappeler que notre pays compte bon nombre de fabricants d'armes. Bien que je n'aie envie d'être leur cliente, je pense qu'il serait dommageable de leur interdire de faire connaître leurs produits, d'autant que certains d'entre eux utilisent des techniques de pointe. Il serait regrettable que ce genre de publicité ou de promotion soit l'apanage des seuls pays voisins. En outre, nous ne disposons pas des moyens juridiques pour interdire la tenue d'un salon privé.

Cependant nous possédons un instrument juridique qui, lui, est particluièrement pertinent ­ j'espère que nous l'utiliserons à bon escient ­, à savoir la loi de 1991 qui réglemente la vente d'armes. Un des articles de cette loi en prévoit l'évaluation régulière. Si nous estimons qu'il existe des abus ou que des armes sont destinées à des usages que nous condamnons tous d'un point de vue éthique ­ car un certain nombre d'entre nous se réclament de cette loi même si elle donne lieu à de longs débats ­ nous jouerons un rôle extrêmement actif dans l'évaluation de la vente d'armes.

J'ai l'intention de m'abstenir lors du vote et ce sera sans doute la position de mon groupe. Je souhaite ainsi démontrer que notre non-adhésion à la proposition de résolution de M. Anciaux ne procède pas d'esprit belliqueux. Simplement, je pense qu'il existe des lieux et des moments pour faire les choses. Nous aborderons plus amplement ce sujet lors de la discussion d'évaluation de la loi de 1991.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Anciaux.

De heer Anciaux (VU). ­ Mijnheer de Voorzitter, toen mijn voorstel van resolutie in de commissie werd besproken, werden tal van vragen op mij afgevuurd. Dacht ik werkelijk dat deze resolutie alle problemen van de wereld zou oplossen ? Dacht ik werkelijk dat door deze resolutie de wapenhandel aan banden zou worden gelegd ? Geloof mij of niet, ik was nog vóór de indiening ervan overtuigd dat dit inderdaad niet het geval zal zijn.

Ik heb het voorstel van resolutie toch ingediend, omdat reeds maanden aangekondigd was dat er voor de zestiende keer een wapenbeurs zou plaatsvinden in Brussel.

Men probeert deze beurs steeds voor te stellen als een quasi officiële wapenbeurs, net alsof ze wordt ingericht door de Belgische overheid, waarop ministers, hoge officieren van het leger en NATO- officieren worden uitgenodigd. Dat wil ik absoluut beletten. Het is geen wapenbeurs waar men kalachnikovs of andere geweren kan kopen. Wel kan men er contacten leggen om de laatste spitstechnologie op het gebied van wapens en oorlogvoering te bespreken.

De heer Hostekint zegt terecht dat die beurs niet de indruk geeft een militaire of paramilitaire beurs te zijn, waar allerlei verdachte transacties worden gesloten. Uit het onderzoek van de daar te verkrijgen documenten blijkt echter dat de beurs gericht is op de oorlogvoering van de toekomst, die er veeleer zal in bestaan om via desinformatie en manipulatie van de informatiekanalen enerzijds en informatie over de activiteiten van de vijand anderzijds het normale leven van de vijand te ontwrichten. Ze zal sociaal even ernstige gevolgen hebben als de mensonterende oorlogen die er op het ogenblik worden gevoerd.

Ik dank de leden die aan de commissiewerkzaamheden hebben deelgenomen. Het is belangrijk dat zij en de andere leden van de Senaat hebben ingezien dat het moreel onverantwoord is dat in Brussel een wapenbeurs wordt ingericht op een ogenblik dat de Senaat een resolutie goedkeurt tegen de kernproeven in Frankrijk en allerlei pacifistische initiatieven neemt. Het is pure hypocrisie als de Senaat zijn verontwaardiging niet uitspreekt over dit jaarlijks gebeuren.

Ik dank de heer Staes, die een amendement heeft ingediend met de bedoeling de resolutie open te trekken om het moreel aspect duidelijker aan bod te brengen. Ik veronderstel dat hij hierover zelf het woord zal nemen.

Het is juist dat de bespreking van deze resolutie achter de feiten aanholt, want de beurs heeft reeds plaatsgehad. Dat is spijtig maar het is niet mijn schuld, want ik heb ze twee maanden voordien ingediend.

Ik wil reageren op het fabeltje dat hier, en in de commissies, steeds opnieuw wordt verteld, namelijk dat de Belgische Regering geen verantwoordelijkheid meer draagt in de internationale wapenhandel.

Men doet alsof de Regering zowel in het verleden als nu zware inspanningen heeft geleverd om België niet langer de draaischijf te laten zijn in de internationale wapenhandel. De heer Bourgeois heeft met veel verve geprobeerd de commissieleden ervan te overtuigen dat de Belgische Regering en de Belgische wetgever heel wat moeite doen om de wapenhandel, althans in België, aan banden te leggen. Ik sta hier kritisch tegenover.

Eén van de belangrijkste punten van de resolutie is de verbintenis die de Senaat zal aangaan om in de nabije toekomst een ernstige evaluatie te maken van de besluiten van de parlementaire onderzoekscommissie over de wapenhandel, en om na te gaan of met de aanbevelingen rekening wordt gehouden. Mijn onderzoek leert me dat heel wat van die aanbevelingen niet werden uitgevoerd, noch werden toegepast op vrijwillige basis. Ze zijn niet wettelijk geregeld en zullen zeker niet op vrijwillige basis worden toegepast.

Ik aanvaard een aantal opmerkingen die mevrouw Sémer, de heer Hostekint en de heer Devolder hebben gemaakt over het juridisch aspect van het verbieden van een manifestatie. Noch een burgemeester, noch de federale overheid kunnen een wapenbeurs of een andere activiteit zomaar verbieden op grond van de strijdigheid met de openbare orde.

Ik stel voor dat we hierover eens zouden nadenken en er eventueel een debat aan wijden, want te pas en te onpas worden allerlei al dan niet politieke groeperingen verboden omdat ze strijdig zouden kunnen zijn met de openbare orde.

Het grappige is dat de burgemeester van Sint-Joost-ten-Node in het besluit tot samenscholingsverbod zegt dat hij dit verbod uitvaardigt omdat er een wapenbeurs wordt georganiseerd die gevaarlijk is voor de openbare orde. Ik vind ook dat die beurs een gevaar voor de openbare orde oplevert, maar de burgemeester heeft er de verkeerde conclusies uit getrokken.

Ik kom tot mijn besluit. Dit voorstel is geen allesomvattend voorstel. Het lost niet alle wereldproblemen op. Het is een aanzet om een stuk moraliteit in de politiek te brengen en om de schijnheiligheid die in de politiek vaak gehanteerd wordt, aan banden te leggen. Wij moeten inzien dat op dergelijke beurzen met allerlei landen en personen transacties worden gesloten waarop wij geen enkele controle hebben. Wij hebben vastgesteld hoe op die beurs uiteraard anonieme buitenlandse kopers optreden voor bedenkelijke regimes of organisaties. Daarom is het goed dat de Senaat erop toeziet dat in de toekomst geen dergelijke pseudo-officiële wapenbeurzen meer plaatshebben zonder dat wij zicht hebben op de aanwezigen.

Ik dank de Senaat dat hij de geest van de oorspronkelijke resolutie bewaard heeft en ze op een aantal punten heeft verduidelijkt. Hierdoor holt de resolutie de feiten niet achterna, maar brengt zij een duidelijke pacifistische boodschap voor de toekomst. (Applaus.)

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Ceder.

De heer Ceder (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de Voorzitter, het zal iedereen wel opgevallen zijn dat de oorspronkelijk zeer concrete resolutie van de heer Anciaux is omgevormd tot een algemene en bijna rituele oproep tot vrede, iets waarin de Senaat bij gebrek aan werkelijke taken zeer sterk is. Van de beurs zelf is alleen nog maar in de titel sprake.

Achter een algemene oproep tot vrede scharen wij ons van ganser harte, maar wij scharen ons niet achter de manier waarop in het overwegend gedeelte van de resolutie met de waarheid wordt omgesprongen. De resolutie zegt dat hoogtechnologische wapensystemen even vernietigend of nog meer vernietigend zijn als traditionele wapens. Dit is manifest onwaar. De resolutie, die over hoogtechnologische wapens gaat, durft zelfs te verwijzen naar het Ruandese conflict, terwijl in Ruanda het overgrote deel van de slachtoffers viel onder machetes en bijlen, niet bepaald de meest recente snufjes in de wapenwedloop. In de Golfoorlog daarentegen was het aantal slachtoffers, vooral onder de burgers, beperkt ondanks de omvang van het conflict en van de door de partijen ingezette manschappen en middelen.

Wij moeten af van de mythe dat de evolutie in de wapens verantwoordelijk is voor gruwelijker en bloederiger oorlogen. Wanneer Dzenghis Kahn Samarkand of Tashkent plunderde, vielen er op één dag twee keer zoveel doden als in Hiroshima of Nagasaki. Dergelijke gruwelijke statistieken en vergelijkingen lijken verstoken van menselijkheid en emotie. Nochtans kan, naast goede wil, enkel een voldoende dosis realisme over de aard van de mens en de oorzaak van oorlogen, ons voor nieuwe oorlogen behoeden.

West-Europa is een vreedzame samenleving die op een redelijke manier haar internationale conflicten poogt op te lossen. Laat ons er daarom voor zorgen dat wij steeds de betere wapens in handen hebben en dat ze niet in verkeerde handen vallen, zodat we ze nooit moeten gebruiken. Dat moet het doel zijn van elke politiek op het vlak van wapenhandel.

Wij storen ons in het bijzonder aan de hypocrisie van een resolutie die het politiek en ethisch ongewenst acht dat op het grondgebied van dit land wapenbeurzen worden georganiseerd, maar geen ethisch bezwaar ziet in het feit dat er in dit land wapens worden geproduceerd. Produceren kan, maar uitstallen kan niet, want dit schendt onze tedere gevoeligheden. Zou het kunnen dat de invloed van de Waalse wapenindustrie voor deze merkwaardige selectiviteit zorgt ?

Wij zullen deze geamendeerde resolutie goedkeuren omdat ze, naast de genoemde bezwaren terecht stelt dat er een verband bestaat tussen de massale legeruitgaven door de derde-wereldlanden en het uitblijven van hun economische ontwikkeling. Bovendien wensen wij inderdaad dat de Regering in de Europese Unie een rol zou spelen in een beleid van vrede en samenwerking, maar dan zonder enige selectiviteit ten voordele van de Waalse wapenindustrie. (Applaus.)

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Staes.

De heer Staes (CVP). ­ Mijnheer de Voorzitter, ik zal niet beginnen met de heer Anciaux geluk te wensen met zijn initiatief. Al de anderen die dat vóór mij hebben gedaan, hebben uiteindelijk zijn stelling de grond ingeboord. De waardering voor een voorstel moet mijns inziens overigens blijken uit de aandacht die eraan wordt besteed tijdens de besprekingen in de commissie.

Het bezit van wapens en het gebruik ervan roepen automatisch het beeld op van agressie en menselijke ellende. Dit belet spijtig genoeg niet dat een aantal interventies ter bescherming van burgers of mensenrechten nog met wapens moet gebeuren. Wat in ex-Joegoslavië is gebeurd ten aanzien van de Servische agressie is daarvan een opvallend voorbeeld. Het grote probleem schuilt vooral in de illegale wapenhandel. De politieke aandacht moet in de eerste plaats daarop gericht zijn.

Wapenhandel, ook deze die door bepaalde landen wordt getolereerd, blokkeert in derde-wereldlanden inspanningen inzake ontwikkelingssamenwerking. Meestal geeft dezelfde overheid enerzijds de middelen om tot ontwikkeling te komen en doet zij anderzijds al het mogelijke om datgene wat op een wankele manier werd bereikt van de kaart te vegen.

Het organiseren van een wapenbeurs stuit, onder meer om ethische redenen, tegen de borst. Men doet alsof het maatschappelijk niet uitmaakt wat wordt verkocht of waarmee men commercieel bezig is. De AFCEA-beurs is voornamelijk gericht op hoogtechnologisch materiaal. Klassieke wapens treft men er niet aan.

Dit reeds zoveel jaren terugkerend initiatief dat elk jaar opnieuw voor verontwaardigde reacties zorgt, is een onderdeel in een reeks van andere initiatieven waar wel klassieke wapens worden verhandeld. Het gaat om een commercieel-politiek geheel waarin regimes worden aangetroffen die zich onder meer onderscheiden in binnenlandse politieke repressie. Ik denk hierbij aan Sri Lanka, Turkije, China en Iran. Het gaat ook om een commercieel apparaat dat zich onder meer bezighoudt met de verkoop van de overschotten van de Sovjetrussische wapenvoorraad van weleer. In diverse politieke debatten wordt daar wel eens een groot probleem van gemaakt.

Ook deze dimensie is terug te vinden in deze wapenbeurzen. Dat kan worden bewezen. Daarnaast kunnen er ook verbanden worden gelegd met industriële takken die marteltuigen leveren zoals bijvoorbeeld voor elektroshocks. Ook die instrumenten ­ als ik ze zo mag noemen, en wat oneerbiedig moet klinken in de oren van de talrijke slachtoffers over heel de wereld ­, worden op dit soort wapenbeurzen aangetroffen. Voor een beschaafd land als België dat de mensenrechten en de bescherming van de politieke minderheden hoog in zijn vaandel draagt, is zoiets uiteraard onaanvaardbaar. Hiermee heb ik niet gezegd dat men al deze tuigen op een AFCEA-wapenbeurs aantreft. Ik zeg wel dat deze AFCEA-beurs één van de beurzen is van een ruimer netwerk van beurzen van wapens en andere tuigen in Europa, waartegen heel wat organisaties onder meer Amnesty International terecht protesteren.

Het blijkt dat het Parlement dergelijke beurzen niet kan verbieden. De eerste verantwoordelijkheid ligt bij het betrokken gemeentebestuur.

Wat het Parlement wel kan doen, is aan de organiserende instanties ­ van het gemeentebestuur tot de commerciële organisaties, de Horeca-sector inbegrepen, want de organisatoren organiseren ook samenkomsten onder meer in hotels ­ duidelijk maken dat zo een beurs politiek ongewenst is. De vertegenwoordigers van een vredelievend volk dat zoveel oorlogsgruwelen heeft gekend, kunnen dit inderdaad doen. Zoiets gebeurt dan best nu en niet op het ogenblik dat de volgende beurs al in kannen en kruiken is. Daarom komt dit debat van vandaag op zijn tijd.

Het feit dat het Belgisch Parlement al verschillende initiatieven heeft genomen om de wapenhandel aan banden te leggen, is een bijkomend argument voor al degenen die deze AFCEA-wapenbeurs om politieke en ethische redenen afwijzen.

Mocht er in 1996 toch nog een AFCEA-beurs in ons land plaatsvinden, dan reken ik er vast op dat al de collega's die dit voorstel van resolutie zullen goedkeuren, meedoen aan de acties tegen de volgende beurs om hun ongenoegen ook in de praktijk te tonen en dus niet alleen vanop deze tribune.

De CVP-fractie zal dit voorstel van resolutie goedkeuren. (Applaus.)

De Voorzitter. ­ Daar niemand meer het woord vraagt in de beraadslaging verklaar ik ze voor gesloten.

Plus personne ne demandant la parole dans la discussion, je la déclare close.

De commissie stelt een nieuw opschrift voor dat luidt : Voorstel van resolutie betreffende de non-proliferatie van oorlogswapens.

La commission propose un nouvel intitulé ainsi rédigé : Proposition de résolution relative à la non-prolifération des armes de guerre.

Is de Senaat het met die tekst eens ?

Ce texte rencontre-t-il l'accord de l'assemblée ? (Assentiment.)

Het nieuw opschrift is goedgekeurd.

Le nouvel intitulé est approuvé.

We stemmen later over het voorstel van resolutie.

Il sera procédé ultérieurement au vote sur la proposition de résolution.